Tijdens de opgraving zijn er 205 individuele sporen geregistreerd. Na interpretatie zijn deze ondergebracht in 147 contexten (= spoorcombinaties) en twee structuren. De sporen dateren voornamelijk uit de vroege, volle en late middeleeuwen. Voor de periode na de middeleeuwen zijn er voornamelijk kuilen opgetekend in de oostelijke helft van het projectgebied die als afvalkuilen te interpreteren zijn.
Naast wat residueel materiaal uit de metaaltijden en de Romeinse periode zijn de oudste dateerbare, antropogene contexten wellicht in de periode einde van de 8ste - begin van de 9de eeuw te dateren. Het gaat om paalsporen en kuilen echter zonder duidelijke functie. De paalsporen vormden geen herkenbare structuur. Wellicht is de rand van een woonerf aangesneden en bevindt het gros van de sporen zich buiten de contouren van het opgravingsgebied. In een tweede fase lijkt er een erfbegrenzing (enclosure) geplaatst te worden d.m.v. een greppelsysteem met minstens één toegang, in de noordoostelijke hoek. Op basis van het aardewerk, 14C dateringen en oversnijdingen met andere sporen lijkt deze erfbegrenzing in gebruik te zijn van het einde van de 9de eeuw tot maximaal het midden van de 11de eeuw.
Voor de volmiddeleeuwse periode (10de t.e.m. 12de eeuw) zijn voornamelijk paalsporen en kuilen geregistreerd. Ook deze kuilen hebben een onduidelijke functie en de paalsporen vormen geen herkenbare gebouwstructuur. Een aantal van de kuilen/paalsporen bevindt zich binnen de grenzen van een rechthoekige afbakening door middel van greppels, die wellicht als erfbegrenzing kan geïnterpreteerd worden.
Er zijn slechts een beperkt aantal contexten uit de late middeleeuwen aangesneden. Het betrof een rechthoekig greppelsysteem, een mogelijke erfafbakening, en een tweetal kuilen. Verder werd in het westelijk deel van het plangebied een laatmiddeleeuwse akkerlaag herkend.
Wellicht vanaf de 17de eeuw is het opgravingsgebied voornamelijk in gebruik als achtererf en (moes)tuin/park voor de omliggende gebouwen. Er werd ook een breed grachtencomplex uit de 18de eeuw aan de (zuid) oostelijke rand van het plangebied opgetekend.
In de oostelijke helft van het projectgebied waren er meerdere kuilen aanwezig. Acht daarvan bevatten grote hoeveelheden aardewerk en glazen flessen en zijn als afvalkuilen te interpreteren. Ze zijn hoofdzakelijk in de 18de eeuw en de overgang naar de 19de eeuw te dateren. Na de opvulling van het grachtencomplex is er op het einde van de 18de of het begin van de 19de eeuw een huis gebouwd op deze locatie en werd er een perceelsmuur aan de straatzijde opgetrokken.
Auteurs: None
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)