De oudste vondst is een fragment van een gepolijste bijl. Ondanks zijn ‘los’ voorkomen toont het wel de interesse om in het neolithicum zich binnen deze hoger gelegen zone (rug) langs twee beekvalleien te gaan vertoeven.
Deze hoger gelegen zone bleek ook een trekpleister te zijn in de Romeinse periode. Binnen het projectgebied zien we een in cultuur name met de aanleg van grachten alsook kuilen. Vondstmateriaal is gering aanwezig en toont zich in de aanwezigheid van handgevormd aardewerk. Hoe groot het aandeel is binnen deze Romeinse periode kan door het grote aantal onbepaalde sporen (kuilen, paalsporen, grachten) niet volledig ingeschat worden.
Het is pas in de volle middeleeuwen dat het terrein een tweede fase van in cultuurname zal meemaken. Ook nu weer zien we vooral in het noordelijk deel een zeer sterke sporeninplanting met tal van grachten en kuilen. De inplanting van één of meerdere erven kan door de aanwezigheid van de vele grachten min of meer bepaald worden waarbij de vermoedelijke noord, oost en westzijde zijn bepaald. Een waterhoudende structuur bij een samenkomst van grachten past ook binnen het nederzettingsplaatje. Vondstmateriaal beperkt zich tot het grijs gedraaid aardewerk op snelle draaischijf en een fragment natuursteen van een maalsteen.
In de nieuwe/nieuwste tijd zien we de aanleg van tal van perceelsgrachten die het terrein verder gaan indelen en ontwateren.
Niet geheel onverwacht zijn er jongere sporen aangetroffen, uit de eerste Wereldoorlog. Het gaat hier om granaattrechters en een loopgraafsegment. Vondstmateriaal te linken aan deze periode beperkt zich tot munitie.
Auteurs: Meylemans, Erwin
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)