Binnen het plangebied werd naar aanleiding van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd.
Om inzicht te krijgen in de bodemopbouw werd eerst een landschappelijk bodemonderzoek uitgevoerd. Het terrein werd onderzocht door middel van 5 landschappelijke profielputten. Op basis van de resultaten van het landschappelijk bodemonderzoek, bleek de kans op het aantreffen van nog goed bewaarde steentijd sites laag.
Vervolgens werd overgegaan tot de uitvoering van een proefsleuvenonderzoek. Dit onderzoek leverde slecht een beperkt aantal sporen op. Naast recentste sporen werden enkele parallelle en soms kruisende lineaire sporen vastgesteld. De sporen staan mogelijk in verband met de eerste ontginning van het heidegebied en het omvormen tot akkerland. Door het ontbreken van vondsten is de datering van deze sporen niet mogelijk. De enige vondsten die binnen het onderzoeksgebied werden gedaan, betreffen enkele scherven van industrieel vervaardigd aardewerk, bouwafval en glas die alle te dateren zijn in de nieuwste tijd.
Auteurs: Vervoort, Robby
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Vervoort, Robby; Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)