In de zones die exterieur onderzocht werden (WP 2 t.e.m. WP6) werden verschillende bakstenen resten aangetroffen, die in verband te brengen zijn met de lay-out en de organisatie van het hoevecomplex.
Meer bepaald gaat het om bakstenen verharding, enkele putstructuren, een restant van een overwelfde beerput en enkele restanten van bakstenen muren. Een aantal van deze resten verwijst op basis van de gerecupereerde vondsten naar de 17de eeuw. Daarnaast werd ook een beperkt aantal grondvaste sporen geregistreerd. Het gaat hier om een mogelijke laag -die op basis van de vondsten opnieuw verwijst naar de 17de eeuw-, een paalkuil en een kuil.
Ook in de bijgebouwen die zich ten noorden van de stalvleugel situeren (WP1 en WP7), werden een aantal zones archeologisch onderzocht. In gebouw D kon onder de op te breken tegelvloer een oudere loopniveau/vloerlaag aangeduid worden. Gezien de bouwgeschiedenis van gebouw D, is het vrij waarschijnlijk dat dit pakket in de 18de/19de eeuw te situeren is. Het archeologisch onderzoek in gebouw E wijst op een ingrijpende bouwfase op deze site tijdens de 17de eeuw. Het is waarschijnlijk dat het gebouw dat zich toen op deze locatie voorkwam – voordat ruimte D als bijgebouw ten noorden van de stalvleugel tot stand kwam- werd afgebroken. Een muur met een diagonaal verloop behoort mogelijk nog tot een oudere bouwfase. Tijdens het archeologisch onderzoek kon ook vastgesteld worden dat de zuidelijke muur van gebouw D oorspronkelijk een buitenmuur was en dat gebouw E er in een latere fase aan toegevoegd werd. Deze vaststelling strookt met de huidige reconstructie van de bouwevolutie. De vloer die in het kader van de geplande werken binnen gebouw E werd opgebroken, dateert op basis van recente vondsten uit de 20ste eeuw.
Auteurs: De Gryse, Janiek
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Ruben Willaert nv