Algemeen

Het eerder uitgevoerde vooronderzoek langs de Wilgendijk te Diksmuide nieuwe en interessante bodemkundige en archeologische gegevens heeft opgeleverd met betrekking tot de landinname en het bouwrijp maken van de zuidelijke oever van de Handzame-vallei vanaf de volle tot de late middeleeuwen. Het projectgebied situeert zich ter hoogte van de zuidelijke oever van een opgevulde geul die steeds dieper helling-afwaarts verliep in noordelijke richting. Dit werd ook duidelijk aangetoond in de positie van afzonderlijke antropogene stortpakketten.

Ter hoogte van de Wilgendijk kon de aanwezigheid van gelamineerde geulsedimenten vastgesteld worden op een diepte van ca. 2m onder het huidige maaiveld. Een pollenstaal uit het profiel ter hoogte van de accumulatiehorizont werd geanalyseerd in functie van een landschappelijke analyse.

Een pollenstaal uit het profiel ter hoogte van de accumulatiehorizont werd geanalyseerd om zo een landschapsreconstructie te maken ten tijde van het stilvallen van de geul.

Middeleeuwen

Tijdens het opvullen van de geul bevond het landschap zich in een relatief open toestand. Op enige afstand lagen gemengde loofbossen met soorten als eik, linde, beuk, es en iep. Aan de bosranden groeide mogelijk ook hazelaar. Op het dekzand nabij de geul ontwikkelden zich struwelen met eik en hazelaar, waarin ook sporkehout en hulst voorkwamen. In de onderbegroeiing van deze kleine bosjes groeiden varens zoals eikvaren en adelaarsvaren. In de omgeving werd graanteelt beoefend en op de droge dekzandruggen kwamen heidevelden voor. Op de akkers stonden naast het graan verschillende akkeronkruiden, terwijl op de heidevelden berk en plaatselijk een den groeiden. Berken kunnen daarnaast ook op drogende veengebieden ten westen van de getijdegeul zijn verschenen. Op basis van het aardewerk dat in profiel 1 werd aangetroffen, kan deze laag waarschijnlijk geplaatst worden in de volle 12de eeuw tot de eerste helft van de 13de eeuw.