Op 5 november 2024 meldde politiezone Limburg Regio Hoofdstad een archeologische toevalsvondst te Lummen, Kerkstraat 12. Bij het vervangen van de westelijke toegangstrappen van de Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaartkerk werden menselijke inhumatieresten aangesneden. In eerste instantie leek er enkel sprake van los menselijk botmateriaal, maar kort nadien werden ook menselijke resten in situ aangetroffen. ARON bv werd door het agentschap Onroerend Erfgoed aangesteld om de toevalsvondst op te graven en de rapportage uit te werken.
Het onderzoek vond plaats in twee kleine proefputten. Proefput 1 (PP1) situeerde zich ten noorden van de westelijke zijkapel en werd onderzocht door middel van één opgravingsvlak, dat net onder het niveau van de al uitgevoerde graafwerken werd aangelegd, op een diepte van ca. 1,2 m onder het maaiveld. De hoogte van het aangelegde vlak situeerde zich op ca. 30,3 m TAW. Bij proefput 2 (PP2), net ten westen van de sacristie, werden twee vlakken aangelegd. Het eerste vlak bevond zich meteen onder het niveau van de al uitgevoerde graafwerken, op een diepte van ca. 1,2 m onder het maaiveld. Het tweede vlak werd op de maximale uitgravingsdiepte aangelegd, op een diepte van 1,4 m onder het maaiveld, op ca. 29,7 m TAW.
Bij het archeologische onderzoek werden restanten aangetroffen van een (al gedeeltelijk geruimd) kerkhof. Het gaat om negen west-oost georiënteerde inhumatiegraven van volwassen individuen, zowel mannen als vrouwen. Ze waren voor zover kon worden vastgesteld, begraven in houten kisten. De oriëntatie van de skeletten komt overeen met die van de vroegere gotische kerk, zoals die gekend is van een kadasterplan uit 1865 en uit ouder historisch kaartmateriaal. Verschillende van de aangetroffen graven werden doorsneden door de funderingen van de huidige Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaartkerk, die werd gebouwd tussen 1867 en 1876 en zuid-noord georiënteerd is. De graven bevonden zich bovendien onder de toegangstrappen van deze kerk. De aangetroffen skeletten hebben dus behoord tot het kerkhof van de vroegere gotische kerk.
Botmateriaal van twee skeletten werd gedateerd met behulp van de radiokoolstofmethode. SK4, één van de stratigrafisch oudste individuen in proefput 1, is op basis van deze resultaten gestorven in de 16de eeuw, of in de eerste helft van de 17de eeuw. SK2 (S2), SK3 (S3) en SK6 (S6) zijn op basis van de oversnijdingen zeker later gestorven dan dit individu, maar wel vóór 1867. Ook een bakstenen structuur (S9) lijkt jonger dan SK4. Het individu uit proefput 2 is gestorven na 1650, maar vóór 1867.
De twee grote stenen die werden aangetroffen in proefput 2, een deksteen of altaarsteen in Gobertangesteen en een stuk van een vermoedelijke dorpel in blauwe hardsteen, zijn hoogstwaarschijnlijk afkomstig uit de vroegere gotische kerk, en daarna gebruikt als fundering voor de toegangstrappen van de nieuwe kerk.
Dieper dan de opgegraven vlakken zijn zeker nog oudere graven in situ bewaard gebleven. Ook buiten de contouren van de aangelegde proefputten moeten zeker nog restanten van het vroegere kerkhof aanwezig zijn. De omtrekken van dit vroegere kerkhof, of althans toch die uit het midden van de 19de eeuw, zijn weergegeven op de Atlas der Buurtwegen.
Auteurs: Jansen, Isabelle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)