Geografisch thema

Beveren-Leie

ID
15748
URI
https://id.erfgoed.net/themas/15748

Beschrijving

ALGEMENE SITUERING

Deelgemeente van 5.219 inwoners (01/01/2009) en een oppervlakte van 637 hectare. De deelgemeente grenst in het noorden aan de gemeente Ooigem (Wielsbeke), in het noordwesten aan de gemeente Bavikhove (Harelbeke), in het oosten aan de deelgemeente Desselgem (Waregem), in het zuiden aan de gemeente Deerlijk en in het zuidwesten aan de gemeente Harelbeke. Beveren-Leie is op 8 kilometer van Kortrijk, op 10 kilometer van Waregem, op 3 kilometer van Harelbeke en op 2 kilometer van Desselgem gelegen.

HISTORISCHE INLEIDING

Fysisch-geografische gegevens

Beveren-Leie behoort fysisch-geografisch tot het Leie-Schelde-interfluvium met een noordelijke overgang naar de alluviale Leievallei. Het grondgebied draagt een zwak golvend reliëf van circa 10 meter tot circa 20 meter boven de zeespiegel. Het hoogste punt is gesitueerd nabij de Tomberg en Leenakker, ten oosten van de oude dorpskern. Afnemend reliëf naar het noordoosten toe, naar het brede valleigebied van de Leie en naar de depressie van de Gaverbeek.

De bodemgesteldheid is overwegend licht zandlemig tot zandig. In de Leievallei en specifiek ter hoogte van de oude Leiemeanders is de bodem uitgesproken kleiig, plaatselijk zelfs met een venige sequentie.

De Leie vormt in het noorden de grens met de gemeenten Bavikhove (Harelbeke) en Ooigem (Wielsbeke). Het beekstelsel van de Beverenbeek (aan de grens met Harelbeke) met de Biesgrachtbeek als belangrijkste vertakking op het grondgebied stroomt rechtstreeks af naar het Leiekanaal. Het beekstelsel van de Ezelbeek (aan de grens met Desselgem) met de Barmbeek als belangrijkste vertakking op het grondgebied, stroomt eveneens rechtstreeks af naar het Leiekanaal, net als de centraal in het grondgebied gesitueerde Vennebeek. De Gewatbeek, de Stuivenbergbeek en de Zomerbeek wateren als bovenlopen van de Leemputbeek oostwaarts af. De Leievallei met eertijds vochtige riviergraslanden wisselt af met licht geprononceerde kouterruggen met oorspronkelijk vruchtbaar open akkerland. Door de talrijke recentere woonuitbreidingen en andere ruimtelijke ontwikkelingen zijn deze kenmerken thans sterk vervaagd. Het zuidelijke deel van het grondgebied draagt een eerder vlak bulkenlandschap met een complexe afwateringsstructuur, dat vermoedelijk eerst in de 13de-14de eeuw wordt geoptimaliseerd. In het zuidelijke gebiedsdeel staat tot in de 12de eeuw het woud 'Methela' of 'Medele', een grafelijk jachtgebied of houtreservaat dat zich uitstrekt over Harelbeke, Deerlijk, Beveren-Leie, Desselgem, Waregem (Potegem) en reikte tot Anzegem, Wortegem en Petegem.

Oudste geschiedenis en bewoning

De oudste bewoningsgeschiedenis van Beveren wordt in sterke mate bepaald door de aanwezigheid van de Leie: rivieren vormen als het ware de snelwegen in het landschap. Uit verschillende vondsten uit de Steentijden is geweten dat de mens reeds duizenden jaren rondtrok door het landschap. Van echte dorpen of structurele nederzettingen is toen geen sprake, wat zich archeologisch uit in een bonte verzameling van vele kleine concentraties van vuursteen. Op een aantal locaties op de hogere oevers van de Leie werden archeologische sporen en structuren waargenomen uit de Metaaltijden (Bronstijd, IJzertijd) en uit de Romeinse tijd, zoals aan de Grote Heerweg. Zo suggereert het toponiem "Tomberg" de aanwezigheid van een actueel verdwenen grafheuvel (tombe). Te vermelden is ook de vondst van een muntschat in 1937, met 800 tot 900 bronzen Romeinse munten.

Hoewel de staatnaam Grote Heerweg wellicht eerder middeleeuws van oorsprong is, wijzen de talrijke Romeinse vondsten er toch op dat het tracé teruggaat op een Romeinse weg. Het belang van deze weg en de Leieboorden in het algemeen blijkt onder meer uit de situering van de oude kern van Beveren, die minstens middeleeuws van oorsprong is. De dorpsnaam Beveren wordt pas voor het eerst vermeld in 964 maar de locatie suggereert een oudere oorsprong.

Vroege middeleeuwen

Vanaf de 5de en 6de eeuw worden de in cultuur gebrachte akkers door Frankische inwijkelingen overgenomen. Bij de Frankische inwijkelingen ontstaan grote hofsteden die later zullen uitgroeien tot domeinen en heerlijkheden op dezelfde kouterruggen als hun Gallo-Romeinse voorgangers. Ten minste vier van deze vrij grote hofsteden kunnen geïdentificeerd worden, met name Beverna (opvolger van een Romeinse villa, huidige goed "Te Beaulieu"), Cleveringehem (huidige hofstede de "Cleurvinck"), Handelingehem (huidige goed "Te Anzegem") en het huidige goed "Te Schaeckx".

Beveren-Leie wordt samen met het omliggende gebied gekerstend omstreeks de 7de eeuw. Vermoedelijk niet lang daarna wordt een kapel gebouwd bij het domein Beverna (latere goed "Te Beaulieu") die later zou uitgroeien tot de parochiekerk. Na de invallen van de Noormannen in de 9de eeuw, die waarschijnlijk ook Beveren hebben bezocht - zij hebben immers een kamp te Kortrijk - kan de graaf van Vlaanderen deze leemte opvullen, waardoor hij leenheer wordt van omvangrijke gebieden.

Omstreeks 950 schenkt graaf Arnulf I van Vlaanderen (889-965) een deel van zijn bezittingen aan de Gentse Sint-Pietersabdij. De schenking wordt in 964 door de Franse koning Lotharius bekrachtigd en omvat onder meer de nederzetting "Beverna cum ecclesia" of het domein van het latere goed "Te Beaulieu" (latere dorpsheerlijkheid). Dit is meteen ook de eerste vermelding van de dorpsnaam. Ook volgende lenen in de onmiddellijke omgeving behoren tot de schenking van circa 950: Alia Beverna (vermoedelijk een deel van Cleveringehem), Handelingehem, Teppingehem (latere Meierie te Desselgem), Thrassaldingehem (latere "Munkenhof" te Desselgem), Tatingehem met kerk (huidige gehucht Nieuwenhove in Waregem), Potingehem (gehucht Potegem in Waregem) en het Methelawoud.

Op het grootste deel van Tatingehem en Potegehem na zou het geschonken gebied uitgroeien tot de ongeveer 1400 hectare grote Sint-Pietersheerlijkheid, een belangrijk allodium dat zich uitstrekt over een groot deel van Beveren en Desselgem en verder nog gronden had in Waregem en Deerlijk. Achterlenen van Sint-Pieters op Beveren zijn de heerlijkheid Beaulieu met haar achterleen Gruuthuse of Walle, de Meierie met haar achterleen Te Anzegem en Malleerde, de heerlijkheid Wingene, de Pittemse lenen en verder nog enkele kleine lenen. De Gentse Sint-Pietersabdij heeft het patronaat in handen is de voornaamste tiendheffer. Aan de Sint-Pietersabdij behoort het Beektiend, het Leenakkertiend en het Beveren-Driestiend. Het Tombergtiend gaat naar de pastoor van Desselgem, terwijl de Beverse pastoor het pastorale tiend opstrijkt.

Aangezien de kerk op hun domein staat, zijn de eigenaars van de hofstede "Te Beaulieu" op het foncier van de Beverse dorpsheerlijkheid Beaulieu tevens heer van Beveren. De schepenbank van de heerlijkheid Beaulieu is bevoegd over het hele dorp, de vierschaar is gelegen op de hoek van de toenmalige Grote Heerweg/ Sint-Jansstraat, tegen de schandpaal van de Sint-Pietersheerlijkheid. De afspanning "Het Leckercke" aan de dorpsplaats fungeert als wethuis. Enkel het westen en een deel van het middenstuk van Beveren blijven buiten de schenking aan de Sint-Pietersabdij. Die worden door de Vlaamse graven in eigen beheer gehouden en in leen gegeven aan anderen. Feodaal gezien vallen deze gedeeltes onder het grafelijk leenhof Het Oud Kasteel van Kortrijk en de heerlijkheid Poeke met haar achterlenen het Hulsche, Ter Varent en de Poperput, het leengoed De Vennen, en verder gronden die ressorteren onder het Sint-Salvatorskapittel van Harelbeke en onder de grafelijke Spijker te Harelbeke. In het noorden van het dorp liggen nog enkele landerijen die achterleen zijn van de vrijheerlijkheid Ooigem.

Cleveringehem houdt vermoedelijk reeds vóór 964 op te bestaan en wordt circa 964 door graaf Arnulf I van Vlaanderen verdeeld onder de burcht van Ooigem (Wielsbeke) en het Munkenhof te Desselgem. De hoeve "De Cleurvinck" behoort vanaf dan tot het domein van het "Munkenhof" en is vermoedelijk het vroonhof dat door de heer zelf wordt uitgebaat, terwijl "De Potterie" wordt toegewezen aan de burcht van Ooigem (Wielsbeke) en teruggaat op een lijfeigenhoeve van het domein. De site "Hof van 't Sioen", een omwalde cijnshofstede op rentegrond van Sint-Pieters, wordt in de 10de eeuw bewoond door landbouwer Reynare (vermelding in 1260 onder de dienst van Reynare). In de omgeving bevindt zich in de 10de eeuw ook de kernhofstede van de dienst Wouter ende Raesen, een belangrijke rentedienst van de Sint-Pietersheerlijkheid. De "Tornoois hofstede" klimt minstens op tot de 10de eeuw en maakt deel uit van de rentedienst Everwijn van de Sint-Pietersheerlijkheid.

De Beverse oude Dries, een driehoekig stuk grond ter hoogte van het kruispunt huidige Beveren-Dries/Leenriestraat, stamt naar alle waarschijnlijkheid uit de domaniale periode en klimt minstens op tot de 10de eeuw.

11de-12de eeuw

Oorspronkelijk wordt enkel het noordelijke en middelste gedeelte van Beveren-Leie bewoond (zandlemige kouterlanden). In dit gedeelte bevinden zich de Grote en Kleine Heerweg, en enkele wegen landinwaarts die de grote hoeven met de heerwegen, de Leie en de kerk verbinden. Het centrale gedeelte van de gemeente wordt ingenomen door het moerasgebied de Vennen en in het zuidelijke gedeelte ligt het Methelawoud. Circa 1050-1100 wordt het Methelawoud in het zuidelijke gedeelte van Beveren gerooid en op de vrijgekomen gronden worden ontginningshofsteden gebouwd, waaronder het goed "Te Walle" bij de grens met Deerlijk en de latere hoeves "Te Helle", "Egaele" en "Stuivenberghof".

Onder Boudewijn V (1035-1067) wordt het graafschap Vlaanderen hervormd. Desselgem behoort tot het graafschap Vlaanderen, meer bepaald tot de kasselrij Kortrijk. Deze kasselrij is onderverdeeld in vijf roeden, waaronder de roede van Harelbeke die verder is opgedeeld in 18 parochies (Harelbeke-Binnen, Harelbeke-Buiten, Sint-Eloois-Vijve, Waregem, Hulste, Ooigem, Bavikhove, Kuurne, Ingelmunster, Sint-Denijs, Zwevegem, Moen, Vichte, Otegem, Heestert, Deerlijk, Beveren-Leie en Desselgem). In 1038 neemt de Franse koning Hendrik I op verzoek van Boudewijn V onder meer de nederzetting "Beverna cum ecclesia" in bescherming. In de 11de of 12de eeuw laten de monniken van de Gentse Sint-Pietersabdij een windmolen optrekken vlakbij de grens met Desselgem (de molen is mogelijk reeds verdwenen in de 14de eeuw). Beveren ziet er in de 12de eeuw als volgt uit: het deels gerooide Methelabos in het zuiden, de Grote en Kleine Heerweg in het noorden met daartussen bij de grens met Desselgem de Elsbosch, en de hoeves "Te Beaulieu", "Te Handelhem", "Te Schaeckx", "Cleurvinge", "Ter Weerst", "Ter Caelbeke", de "Egaele", "Te Walle", de "Ommeloop" en "Ter Hellen".

In 1111 bevestigt Balderik, bisschop van Doornik en Noyon, dat de Gentse Sint-Pietersabdij in het bezit is van het altaar van Beveren. De parochie Beveren is circa 1100-1150 afgebakend. In diezelfde periode, rond 1150-1200, wordt ook de eerste stenen kerk opgetrokken op het grondgebied van de heerlijkheid Beverna. Volgens opgravingen in 1978-1982 is de éénbeukige kerk met eenvoudig koor en zonder toren opgetrokken in Doornikse steen. Bij de bouw zijn tevens Romeinse restanten (onder meer dakpannen) gerecupereerd. In 1158 doet Theodoricus, kanunnik van Harelbeke, afstand van het patronaat over de kerk van Beveren en schenkt hij dit recht aan de Sint-Pietersabdij, op voorwaarde van vruchtgebruik. In 1151-1159 schenkt Gerard, bisschop van Doornik, het patronaat over Beveren aan dezelfde abdij (goedgekeurd in 1163). In 1164 bevestigt Alexander III de rechten van de abdij op de kerk van Beveren, waarbij verboden wordt nog andere kerken op te richten in dezelfde parochie.

13de-15de eeuw

In de 13de eeuw is Boudewijn van Beveren, ridder en leenman van de Gentse Sint-Pietersabdij, heer van Beveren. Vermoedelijk woont hij zelf niet meer op het goed "Te Beaulieu". Boudewijn van Beveren overlijdt tussen 1260 en 1264 en laat het goed "Te Beaulieu" na aan zijn dochter Agnes, die op haar beurt de hoeve nalaat aan haar zoon Jan van Beaulieu.

De oudste vermelding van een priester in Beveren-Leie dateert van 1235. Circa 1260 is de latere hoeve "Ter Zompt" eigendom van Willem Harders, laat van de Sint-Pietersheerlijkheid. De hoeve "Ter Weerst", een achterleen van Sint-Pieters, behoort in 1260 toe aan Boudewijn vander Werft. De hoeve "De Robijn" gaat waarschijnlijk terug op de 13de-eeuwse laat Volcaert Desmet (eerste vermelding in 1261). De latere herberg "'t Leckerke" is vermoedelijk in de 13de eeuw reeds aanwezig als hoeve (met herberg ?) en gaat terug op de laat Wouter Zuerinc (vermeld in 1260). In 1280 is sprake van "de Driesch", een verzameling van kleine hofstedes en kortwoonsten op laaggelegen grond bij een beek.

Na de familie van Beveren, komt de heerlijkheid Beaulieu in het bezit van de heren van Avelgem, van Steenhuuse en van Gistel. Door het huwelijk van Elisabeth van Steenhuuse met Lodewijk van Gistel, wordt deze vooraanstaande adellijke familie eigenaar van de dorpsheerlijkheid. Bij het overlijden van Oste III van Steenhuuse in 1382, erft zijn dochter Elisabeth het goed "Te Beaulieu". Elisabeth is getrouwd met Geraard van Gistel. Ten laatste tijdens de 14de eeuw wordt de parochiekerk van Beveren voor het eerst vergroot door de bouw van een vierkante toren met achtzijdige bovenbouw en een aanpalend koor in kloostermoffen. Wellicht evolueert de kerk verder tot een bescheiden kruiskerk. De schepenbank of vierschaar van de heerlijkheid Poeke is opgesteld op de zuidoostelijke hoek van de Poperput, een lage meers op de hoek van de huidige Kleine Heerweg en Sint-Jansstraat. Vermoedelijk in de loop van de 14de eeuw worden het moerasgebied de Vennen (tussen de huidige Elfde-Julilaan en de Sint-Jansstraat) en het "Geestendaelken" (tussen de huidige Koning Albertstraat en de Kleine Heerweg) gedempt en bouwrijp gemaakt.

Reeds in 1382 wordt hofstede "Het Molenwalleke" met stampmolen ("stampkot") vermeld. De hoeve en molen zijn gelegen op het gebied van de Sint-Pietersheerlijkheid en zijn in 1383 eigendom van de familie de Leenknecht. De oudste vermelding omtrent de gebouwen van het goed "Te Beaulieu" dateert van 1396. Vermoedelijk verdwijnt de hoeve op het perceel De Ommeloop in de 14de eeuw, mogelijk door Bretoense huurbenden die door graaf Lodewijk van Maele aangeworven zijn om in 1382 Filips van Artevelde te verslaan (slag bij Westrozebeke). Opgravingen uit de jaren 1970 door de Archeologische Stichting voor Zuid-West-Vlaanderen in samenwerking met de Heemkundige Kring tonen aan dat de site De Ommeloop slechts kort bewoond is geweest.

In het begin van de 15de eeuw is er sprake van het hoevetje "Ter Hasselt", maar er is geen zekerheid dat de vermelding hoeve "Ten Hassele" betreft. De "Poteghems Hofstede" is zeker sinds de 15de eeuw eigendom van de familie van den Berghe, heren van het Waregemse Potegem. Hoeve "De Elst" is met zekerheid aanwezig circa 1440-1450 en is op dat moment eigendom van en bewoond door Jan van der Haghe (doch mogelijk is de site reeds bebouwd in 10de-12de eeuw).

In 1452 wordt de graanwindmolen van de Meierie, gelegen bij de grens met Desselgem, door de Gentenaars vernield en wordt het molenaarsgezin vermoord. Beveren telt in 1469 250 inwoners, verdeeld over 53 woningen. In 1480 wordt Lodewijk van Brugge eigenaar van de dorpsheerlijkheid Beaulieu. Jan V van Brugge erft in 1492 het goed en de heerlijkheid Beaulieu van zijn vader, Lodewijk van Brugge. Op het einde van de 15de eeuw komt de heerlijkheid Beaulieu in het bezit van de familie van Gruuthuse, één van de voornaamste adellijke families in Vlaanderen. Uit het denombrement blijkt dat de heerlijkheid beschikt over een baljuw en een volle schepenbank.

De eerst gekende eigenaar van de thans verdwenen hoeve "Den Ackere" is Gillis Ketele (eind 15de eeuw). "'t Goed te Rozendale" is op het einde van de 15de eeuw in het bezit van Jan Steffenie.

16de eeuw

Vermoedelijk is hoeve "De Kleine Zompt" ontstaan circa 1500: "den cleenen zondt", eigendom van der Eecke, wordt voor het eerst vermeld in 1531. De latere hoeve "Ten Poperputte", een cijnshoeve ressorterend onder de heerlijkheid Poeke, wordt voor het eerst vermeld in het renteboek van Poeke van 1545. In 1545 wordt Willem van Puwenbrouck vermeld als herbergier in een herberg die in de 17de eeuw bekend zal staan als "Het Swarte Gat". Vóór de Franse revolutie staat de vierschaar of de schepenbank van de heerlijkheid Wingene op het perceel de Galgeknok.

In de 16de eeuw wordt de stampmolen aan de huidige Nijverheidstraat uitgebaat door de familie van Smevoorde, totdat circa 1570 het bezit van hoeve en molen wordt opgesplitst: Loij van Honnackere komt in het bezit van de hoeve, terwijl de van Smevoordes eigenaar blijven van het stampkot. Volgens De Flou wordt de herbergnaam "'t Leckerke" voor het eerst vermeld in 1570, wanneer Jan Ketele de herberg in bruikleen geeft aan Pieter Bouckaert. In 1571 zijn er bij benadering 108 woningen in Beveren-Leie voor een totaal van 504 Bevernaars. De pastorie aan de zuidzijde van het kerkhof wordt in 1571 verpacht door pastoor Lowijs van Merhaeghe, hoewel de pastoor nog een kamer en een deel van de tuin voor zichzelf reserveert.

De godsdiensttroebelen en de opstand van de Nederlanden tegen Spanje in de tweede helft van de 16de eeuw leiden tot algehele ontvolking van de streek, de verwoesting van talrijke hofsteden en het onbewerkt laten van de landbouwgronden. In het laatste kwart van de 16de eeuw wordt de pastorie verwoest en platgebrand (1590), wordt hoeve "Ten Poperputte" verwoest en hoeve "Den Ackere" beschadigd. Ook de Kutskapel, het goed "Te Walle" en herberg "de drije crijcken" worden vermoedelijk het slachtoffer van deze woelige periode. Dorpsvrouw Catharina van Brugge, vrouwe van Gruuthuuse, krijgt onder meer door de woelige tijden financiële problemen en ziet zich genoodzaakt in 1594 de heerlijkheid Beaulieu en haar kasteel te Avelgem te openbaar verkopen. De nieuwe eigenaar is Maximilien d'Oignies, graaf van Beaupaire, die ook Avelgem en Spiere gekocht had. Pieter de Hont, vermeld in 1594, is vermoedelijk de oudst gekende pachter en baljuw van de heerlijkheid Beaulieu. Om nog onduidelijke redenen komen deze bezittingen terug in handen van de familie van Brugge: Catharina's zoon Antoine de Pouppet et de Bruges wordt de volgende dorpsheer.

17de eeuw

In het begin van de 17de eeuw breekt een periode van rust aan tijdens de regering van de aartshertogen Albrecht en Isabella (Twaalfjarig Bestand, 1609-1621). Nadat de pastorie met schuur en stallen in 1590 gedeeltelijk is uitgebrand, wordt vermoedelijk in het begin van de 17de eeuw enkel de woning heropgebouwd. In 1609 is een kleindochter van Catharina van Brugge in het bezit van het goed "Te Beaulieu". In 1616 wordt het goed verkocht aan de zoon van de vroegere pachter, Michiel Neerijnc (heer van Beveren van 1618 tot 1656). In de 17de eeuw werpt de abt van de Sint-Pietersabdij zich op als heer van Beveren, waarbij hij het voeren van deze titel door de heren van Beaulieu betwist. Het komt tot een proces voor de Grote Raad van Mechelen, die in 1616 uitspraak doet in het voordeel van de heren van Beaulieu. In 1624 bouwt Anthone van Braije een herberg op het perceel de Galgeknok met als uithangbord "Winghene Vierschaere" en zorgt voor een nieuwe vierschaar.

Door de voortdurende invallen van de Fransen in de loop van de 17de eeuw, kan Beveren-Leie niet verder tot ontwikkeling kan komen. De zoon van Michiel Neerijnc moet in 1656 door een te hoge schuldenlast de dorpsheerlijkheid Beaulieu verkopen. Antwerpenaar en ridder Alexander Goubau koopt de heerlijkheid voor zijn neef Jan Frans Goubau. De adellijke familie Goubau zou Beaulieu behouden tot het begin van de 18de eeuw. In 1680 spant Jan-Frans Goubau, heer van Beaulieu en Beveren-Leie, een proces in tegen de Gentse Sint-Pietersabdij wegens de provocerende plaats van de schandpaal die de abt van de Sint-Pietersabdij had laten oprichten vlak voor de vierschaar van Beaulieu. Na de overeenkomst van 1682 wordt de schandpaal van de Sint-Pietersheerlijkheid wegens deze provocerende plaats van de noordzijde van de Grote Heerweg verplaatst naar de zuidzijde, vlak vóór de herberg "Het Leckerke".

De thans verdwenen Sint-Annakapel op de heerlijkheid Poeke, gelegen op de hoek van de huidige Grote en Kleine Heerweg, wordt voor het eerst weergegeven op een Franse militaire kaart van 1674. De figuratieve kaart van de parochies Desselgem en Beveren, opgemaakt in 1675 door Gudwalus van der Mariën, geeft naast de kerk, de pastorie en het Beveren stampkot, verspreide hoevebebouwing weer. In 1682 wordt het Kutskapelletje bij hoeve "De Potterie" voor het eerst vermeld (thans herbouwd aan de Hoonakkerdreef). In 1684 is schuin tegenover het Kutskapelletje een groot kruis opgesteld ter nagedachtenis van de vermoorde baljuw van de Sint-Pietersheerlijkheid, Gregorius Fremault. Het "Hof van 't Sioen" wordt in 1685 aangekocht door het Kortrijkse Sioenklooster, die eigenaar blijft tot de Franse revolutie.

Tijdens de 17de eeuw wordt de parochiekerk van Beveren vergroot met de bouw van de noordbeuk en in 1686 werkt een metser aan de sacristie. Tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697) heeft het dorp erg te lijden van de Franse plunderingen en opeisingen, zodat de kerk zonder geldmiddelen zit. In 1695 slaat een Franse legereenheid van 10.000 man zijn kamp op te Beveren en Desselgem, met opeisingen en plundering tot gevolg. Op het einde van de 17de eeuw bouwt de Dis van Beveren De Lazarie aan de zuidoostzijde van de Poperput en op het einde van de 17de of het begin van de 18de eeuw wordt aan het kruispunt De Knok "het Steenen Huijs" gebouwd.

18de eeuw

Tijdens de Spaanse Successie-oorlog (1701-1714) worden onze gebieden in 1708 geteisterd door terugtrekkende Franse troepen. Na de Vrede van Utrecht in 1713 verbetert de economische toestand en begint een periode van relatieve rust en vooruitgang. In het begin van de 18de eeuw vertoont de Sint-Jan de Doperkerk sporen van verval: in 1703 worden de kerkvensters hersteld en in 1717-1718 zijn herstellingen nodig aan de kerktoren. In 1725 wordt de kerk door de bliksem beschadigd en in 1727 worden opnieuw herstellingswerken uitgevoerd. L. Tacq herstelt de toren en bouwt een nieuw portaal. Eveneens in het begin van de 18de eeuw opent Matheus Carpentier aan de dorpsplaats, tegenover herberg "Het Leckerke", een herberg met als uithangbord "Elck souckt te leven" (later herberg "Twee honden aan één been"). In het eerste kwart van de 18de eeuw wordt er een school ondergebracht in één van de huizen in het toenmalige dorpscentrum: zeker vanaf 1715 wordt er les gegeven in "De Tap", opgericht door pastoor Petrus Delahousse. Mogelijk rond 1725 wordt de stampmolen aan de huidige Nijverheidstraat gesloopt en in 1732 wordt hoeve "Het Meulenwalleke" grotendeels door een brand vernield (vermoedelijk heropgetrokken in de 19de eeuw). De eerste vermelding van een kerkhuisje in vakwerkbouw dateert van 1723. In de 18de eeuw bevinden zich enkele armenhuisjes aan de noordzijde van de Kleine Heerweg, die toebehoren aan de Dis of de Armentafel van Beveren, en krijgt het goed "Te Beaulieu" een nieuw boerenhuis.

Onder Oostenrijks bewind in 1716-1717 wordt de steenweg Kortrijk-Gent aangelegd doorheen Beveren, Desselgem en Sint-Eloois-Vijve, ter vervanging van de oude bochtige Grote Heerweg. De nieuwe steenweg wordt dwars over de omwalling en het erf van hoeve "Den Ackere" getrokken. Langs de steenweg ontstaan op Bevers grondgebied kort na de aanleg verscheidene herbergen, een smidse, twee winkels waarvan een bakkerij, een wagenmakerij en zelfs een oliewindmolen. Herbergen zijn onder meer "De Clocke", "De Croone" en "De Roode Poorte" en "In de Klokke". Op geregelde plaatsen langs de steenweg moet er tol betaald worden. De barrière en afspanning "In den Dobbelen Arent" (nu herberg "Het Saske") is vermoedelijk gebouwd in 1717 door Passchier Nolf. Circa 1730 wordt tegenover herberg "In de Klokke" de Sint-Rochuskapel opgetrokken. In 1744-1745 bouwt Lauwenaar Augustin van den Broucke een houten windmolen op gemetste teerlingen (stampmolen) langs de steenweg. In 1746, tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog, trekken Franse troepen door Beveren. Circa 1750 wordt er een school gebouwd op de westkant van de Kerkweg. Tot die tijd was de Beverse "Plaets" een quasi volledig landelijk gebleven gebied. Pas met de vestiging van enkele herbergen zou er enige bebouwing komen. De in 1717 aangelegde steenweg van Kortrijk naar Gent blijft echter een grotere aantrekkingspool voor nieuwe bebouwing dan de "Plaets".

In 1757 vinden er grote werken plaats aan de pastorie: er worden 25.000 stenen geleverd, wat vermoedelijk wijst op de verstening van het gebouw. In de loop van de 18de eeuw verstenen vermoedelijk ook de vakwerkgebouwen van onder meer hoeve "De Robijn" (vóór 1760) en "Te Helle" en ontstaan er verscheidene hoeves zoals onder meer hoeve "De Waghenaere", het latere "Benoits Hof" en hoeve "Ter Ommeloop". Op de figuratieve kaart van de Sint-Pietersheerlijkheid, opgemaakt door Joseph de Coster in 1764, en in het landboek van Beveren bij Harelbeke, opgemaakt door J.B. Bouin in 1768, wordt de dorpskern ter hoogte van de huidige Sint-Jansstraat gevormd door het goed "Te Beaulieu", de parochiekerk met kerkhuisje, kerkhof en pastorie, en twee gebouwen - waaronder herberg "'t Leckerke" - aan de dorpsplaats. Het omliggende gebied wordt op de kaart van 1764 gekenmerkt door verspreid gelegen hoevebebouwing en een houten windmolen bij de steenweg van Kortrijk naar Gent. Bij hoeve "De Potterie" ligt een veerbootje op de Leie. Het oorspronkelijke kruisbeeld genaamd "Het Kruise" wordt reeds vermeld in 1779, wanneer een lindeboom met kruis door de toenmalige pastoor van Desselgem wordt gebruikt als grensafbakening bij het verpachten van zijn Bevers tombergtiend. Herberg "De Paander" wordt circa 1780 gebouwd door Jozef de Langhe. Na diverse uitbreidingen en verbouwingen bevindt de Beverse kerk zich rond het midden van de 18de eeuw in een erg bouwvallige toestand. De dorpskerk wordt echter pas in 1780-1784 op last van de Sint-Pietersabdij herbouwd, wellicht met behoud van de onderbouw van de oude toren. De bouw wordt uitgevoerd naar de plannen van 1777, opgemaakt door architect Jan-Baptist Meyer, terwijl de algemene leiding berust bij baron de Villegas, bouwmeester van de Gentse Sint-Pietersabdij. In 1782 wordt het nieuwe kerkgebouw ingewijd, hoewel de afwerking, inrichting en verdere afbraak nog aansleept tot 1790. De 18de-eeuwse kerk heeft een éénbeukig schip van vijf traveeën, een veelzijdig koor met aanpalende berging en sacristie in het westen en een achtzijdige klokkentoren in het oosten. Tijdens de Franse revolutie wordt het interieur van de kerk verwoest en geplunderd en worden de drie klokken gestolen.

Petrus Philippus Brouckhoven de Bergeijck, schoonzoon van Johanna-Theresia Goubau, wordt in 1781 de laatste heer van Beveren.

Op 26 juni 1794 wordt ons land bij Frankrijk ingelijfd. West-Vlaanderen wordt meteen omgedoopt tot Département de la Lys. Gevolgen zijn plundering van onze gewesten, de schatten uit kerken en kastelen worden naar Parijs gestuurd, kerkelijke goederen worden eerst gesculariseerd en dan tegen een spotprijs verkocht, kerken worden gesloten en priesters moeten trouw zweren aan de goddeloze, Franse grondwet. Na de Franse revolutie doet herberg "'t Leckerke" dienst als gemeentehuis onder de naam "Het Communael Huijs" en in één van de bijgebouwen wordt een gevangenis ondergebracht. Het kerkhuisje bij de dorpskerk zou circa 1790 herbouwd worden in baksteen door de toenmalige bewoner Jan Tijbergien, met financiële steun van Jan-Baptist Pappin. De familie de Cassina verkoopt in de loop van de 18de eeuw de gronden van hoeve "Den Ackere" en vermoedelijk niet zo lang daarna, mogelijk in het laatste kwart van de 18de eeuw, wordt de hoeve gesloopt.

19de eeuw

Beveren-Leie behoort tot 1801 tot het bisdom Doornik en de dekenij Kortrijk. Vanaf 1801 wordt Beveren bij het bisdom Gent gevoegd (tot 1834). De parochiekerk is gesloten tot 1802 en in 1803 wordt het kerkinterieur gewit en zoveel mogelijk hersteld. De laatste dorpsheer, Petrus-Philippus Brouckhoven, getrouwd met een dochter Goubau, verkoopt het goed "Te Beaulieu" in 1804 aan de Harelbeekse stoker-brouwer Franciscus Basijn. De bouwvallig geworden Sint-Annakapel, eigendom van de familie Preudhomme-d'Hailly, verdwijnt vermoedelijk in de 19de eeuw. In 1814 zijn er in Beveren drie goed te onderscheiden wijken, met name in het noorden de Plaats, centraal de Vennen-Bosschen (buurt van het Ganzenpaneel ) en in het zuiden de Dries. Rond 1815 verhuizen de gemeentelijke diensten van herberg "'t Leckerke" naar de nieuwe herberg "De Handboog" (thans "Het Fonteintje") wat verderop aan de Sint-Jansstraat. Circa 1815 koopt pastoor Petrus Delahousse enkele 18de-eeuwse gebouwen aan de Sint-Jansstraat om er een dorpsschool in onder te brengen, later genaamd "Den Tap". Naast de school voor kinderen van minder vermogende ouders bouwt pastoor Delahousse een onderwijzerswoning. In de jaren 1830 komt de school in het bezit van het Bureel van Weldadigheid. Vanaf 1834 wordt Beveren bij het bisdom Brugge gevoegd.

De aanleg van de spoorweg Kortrijk-Gent over het grondgebied van Desselgem in 1838-1839 zorgt voor een onderbreking van de toenmalige straten (registratie in het kadaster in 1839).

De 19de eeuw wordt gekenmerkt door grote armoede door onder meer de herhaaldelijk besmettelijke ziekten (tyfus en cholera), de misoogsten van circa 1845-1848 en de mechanisatie waardoor de huisnijverheid in verval raakt. De groei en bloei van de vlasnijverheid met het roten in de Leie zorgt voor een gunstige kentering. Belangrijke vlasroterijen zijn verbonden aan het goed "Te Beaulieu, hoeve de "Cleurvinck" en hoeve de "Potterie" (vanaf 1862). Aan hoeve de "Cleurvinck" zijn gemiddeld 80 rootbakken in de Leie verbonden. In de tweede helft van de 19de en in de eerste helft van de 20ste eeuw neemt de bedrijvigheid en de bebouwing aan de steenweg toe, mede door de bloei van de (vlas)nijverheid. Ook het aantal herbergen neemt sterk toe. Niet alleen langs de steenweg, maar ook elders in de gemeente worden verscheidene vlasserswoningen, vlasschuren en zwingelarijen gebouwd.

Van omstreeks 1840 tot 1855 geeft Ivo Depoorte les in de voormalige herberg "De Croone" op het Ganzenpaneel. In 1842 wordt de gemeentelijke jongensschool opgericht op de Plaats. De voormalige armenschool van pastoor Delahousse wordt in 1845 omgevormd in een aangenomen meisjesschool en rond 1855 in een vrije meisjesschool. De nieuwe gemeentelijke jongensschool wordt in 1855-1856 gebouwd aan de huidige Kleine Heerweg door de Harelbeekse aannemer Charles Bossuyt. De gemeenteschool bestaat uit één klas voor jongens en een aanpalende onderwijzerswoning. Kort na 1855 keert het gemeentesecretariaat terug naar herberg "'t Leckerke" onder het oude uithangbord "Het Gemeentehuis". De kerkfabriek laat in 1857 een kapel bouwen tegen de "gevel van 't Kerkhuis", ter verfraaiing van de toegang tot het kerkhof en de kerk. Circa 1860 wordt het kostershuis gebouwd voor rekening van koster Pius Bouckaert. De zuidelijke sacristie van de parochiekerk wordt in 1867 vergroot. Herberg "In 't hof van Commerce" aan de steenweg Kortrijk-Gent wordt in 1868 opgericht in opdracht van vlaskoopman Jacobus Verschuere.

In 1870 wordt de Liebaardstraat rechtgetrokken en doorgetrokken tot de steenweg Kortrijk-Gent in het kader van de aanleg van de intergemeentelijke steenweg tussen Oostrozebeke en Deerlijk. Ook de Sprietestraat wordt rechtgetrokken en gekasseid. Een paar jaar na de aanleg van de steenweg tussen Oostrozebeke en Deerlijk stelt de gemeente Desselgem voor om de afgesneden wegkronkels van de toenmalige Sprietestraat als landbouwgrond in te nemen, wat door de Bevernaars niet wordt aanvaard en waardoor dus een groot aantal zijtracés bewaard blijven. In 1872 laat pastoor Henri Crupelant aan de westzijde van het onderwijzershuis van de school "Den Tap" twee klaslokalen bijbouwen waar wordt les gegeven tot 1880-1881. Als gevolg van de schoolstrijd die in 1879 begint, wordt in 1880 een vrije meisjesschool gebouwd aan de Grote Heerweg. De zusters van de Heilige Vincentius a Paulo van Lendelede komen er onderwijs verschaffen. Pastoor Hendrik Crupelant verzamelt de financiën en samen met bakker Leo Vantomme zorgt hij voor de nodige grond. Het nieuwe klooster en de nieuwe school zijn klaar in de lente van 1881. Tot 1884 - zolang de schoolstrijd duurt - wordt enkel les gegeven aan meisjes.

Wanneer circa 1880 het gemeentehuis in herberg "'t Leckerke" opnieuw verdwijnt, krijgt de herberg de naam "De Goede Hoop", verwijzend naar de oorlog van de boeren in Zuid-Afrika. Jan Claerhout bouwt circa 1882-1884 een "stoomgraanoliemolen" aan de steenweg Kortrijk-Gent, wat het einde betekent van de houten windmolen (stampmolen). Volgens het kadaster wordt in 1887 de Onze-Lieve-Vrouwkapel tegen zijgevel van herberg "De Klokke" gebouwd. Het herenhuis "De Bouw" wordt in 1889-1890 opgetrokken aan de huidige Kleine Heerweg in opdracht van de Gentse dokter Gustaaf Vandenberghe. In 1891 wordt de Sint-Jansstraat heraangelegd met kasseien (uitgezonderd de steenweg zijn alle overige straten aardewegen); de Vennebeek tussen de Grote en Kleine heerweg wordt overwelfd. Herberg "Sint-Jan" wordt vanaf 1891 uitgebaat door timmerman Frederik Lamon in een bestaande, nog niet lang daarvoor opgetrokken woning. Herberg "Den Toren" wordt in 1894 door brouwer Paul Verhaeghe uit Vichte opgetrokken aan de steenweg (herbouwd in 1939 met behoud van de toren). Vanaf 1895 wordt gestart met de systematische verharding van de landbouwwegen. In 1895 besluit de gemeente een nieuwe onderwijzerswoning te bouwen bij de gemeentelijke jongensschool aan de Kleine Heerweg, en de oude woning om te vormen tot klaslokaal. Architect Jules Carette maakt de plannen op voor de nieuwbouw en de verbouwing, aannemer Constant Warlop uit Kortrijk voert de werken uit in 1896-1897. In 1898 wordt een steenbakkerij opgericht ten zuiden van de Kortrijkseweg. Kort vóór 1900 worden in Beveren ook verscheidene stoomzwingelarijen of vlasfabriekjes opgericht.

20ste eeuw

Het voormalige schoolgebouw van pastoor Delahousse is rond 1900 in gebruik als jongerenpatronage. In 1901-1903 wordt de nieuwe steenweg van de Beverse Klokkewijk naar de Deerlijkse dorpskom aangelegd, waarbij de huidige Poekelaan wordt doorgetrokken, en de Leenakkerstraat en het zuidelijke gedeelte van de huidige Spijkerlaan worden aangelegd. In 1902 krijgt Beveren een eigen halte op de spoorlijn Kortrijk-Gent. De pastorie wordt in 1903 verbouwd en uitgebreid in een neoclassistische stijl naar de ontwerpplannen van architect Carette (onder meer verhoging met verdieping). In het eerste kwart van de 20ste eeuw vindt een bescheiden industrialisatie in de gemeente plaats, voornamelijk in de textielsector: tussen beide heerwegen vestigen zich enkele textielbedrijven. In 1904 wordt de eerste stookoliemotor in de vlasnijverheid in gebruik genomen. Volgens het kadaster wordt herberg "Het Leckerke" in 1905 door de erfgenamen van notaris Camille Gheysens herbouwd. In 1906 wordt de Sint-Jozefskapel door pastoor Joseph Neurath opgetrokken bij hoeve "De Robijn". In 1911 probeert senator Vercruysse om bij het Ministerie van Spoorwegen een tussenkomst te bekomen voor de aanleg van een brug over de Leie. Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt herberg "De Engel" omgevormd in een Duitse commandopost (gesloopt in 1965). De eiken langs de steenweg Kortrijk-Gent worden tijdens de oorlog onder het nijpende brandstofgebrek geveld. In 1918 vormt Beveren het strijdtoneel tussen de geallieerden en de terugtrekkende Duitse bezetters, waarbij de parochiekerk door de Engelsen wordt beschoten (19 en 20 oktober 1918). Op 23 november 1919 wordt een gedenkteken ter ere van de gesneuvelde soldaten en burgerlijke slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog ingehuldigd vóór de kapel naast de ingang van het kerkhof (later verhuisd naar het Kerkplein). Naast de gedenksteen wordt een acacia aangeplant als vrijheidsboom. Na de oorlog worden opnieuw eikenbomen geplant langs de steenweg Kortrijk-Gent, die later opnieuw zullen sneuvelen bij het verbreden van de steenweg.

In de eerste helft van de 20ste eeuw worden met de bloei van de vlasnijverheid een groot aantal vlasserswoningen en vlasschuren opgetrokken. De Liebaardstraat wordt een typische vlassersstraat, waar heel wat botekopers wonen die afgewerkt vlas opkopen en verkopen aan spinnerijen. In 1924 sticht Albert Desmet een groothandel in vlas, vlasklodden en vlasafval en in 1925 wordt de eerste warmwaterroterij in de gemeente opgetrokken. De gebroeders Depoortere stichten in 1925 een bedrijf voor de constructie van vlasmachines. Bij hoeve de "Cleurvinck" wordt in de jaren 1920 een betonnen roterij met acht rootkamers gebouwd, op dat moment de grootste warmwaterroterij van Beveren-Leie, terwijl de betonnen warmwaterroterij bij hoeve de "Potterie" pas in 1935 wordt opgetrokken. In 1939 wordt het Leieroten verboden, maar door de oorlogsomstandigheden gaat het verbod pas van kracht in 1943. Tijdens het interbellum vestigen zich een viertal weverijen in de gemeente, waaronder de weverij en ververij van Guillaume Christiaens (1919) en deze van de familie Vanmarcke (1931). Het textiel- en confectiebedrijf van de familie Bijttebier kent een bescheiden begin na de Eerste Wereldoorlog.

In 1929-1930 wordt de school bij het klooster van de zusters van Heilige Vincentius a Paulo uitgebreid met klassen en een ruime feestzaal. Bij de kloostergebouwen wordt in 1935 door onderpastoor Elie Liefooghe (1884-1979) een Lourdesgrot gebouwd, bestaande uit puin, rotsblokken en steenkoolslakken afkomstig uit de Beverse textielfabrieken. Door plaatsgebrek in de oude schoolgebouwen aan de Kleine Heerweg beslist het gemeentebestuur in 1929-1930 een nieuwe gemeentelijke jongensschool te bouwen aan de toenmalige Schoolstraat naar de ontwerpplannen van architect Armand Vande Weghe. Vanaf de jaren 1930 komt de Westwijk tot ontwikkeling ter hoogte van de huidige Grote Heerweg, Kleine Heerweg en Pontstraat. Circa 1935 wordt de steenweg Kortrijk-Gent verbreed en in 1936 ondertekenen de gemeenteraden van Hulste, Bavikhove, Beveren-Leie en Deerlijk een motie waarin een aantal redenen wordt opgesomd waarom een brug over de Leie zo belangrijk is. De brug zal er echter nooit komen. In 1937 wordt de school van de zusters van Heilige Vincentius a Paulo uitgebreid. De Lourdesgrot wordt afgebroken om plaats te maken voor nieuwe klaslokalen, waarop een nieuwe grot wordt gebouwd aan de noordoostzijde van de kloostergebouwen. Op het einde van de Poekelaan en Leenakkerstraat bevindt zich tot de Tweede Wereldoorlog een houten barak die moet dienen als Bevers spoorwegstation. In 1941 en 1956 wordt Beveren respectievelijk bij de dekenij Waregem en de dekenij Harelbeke gevoegd.

In 1940 wordt zwaar gevochten tussen Belgische troepen die ingegraven zitten over de linker Leieoever en de aanvallende Duitsers die de rivier willen oversteken. Op 23 mei 1940 wordt de 18de-eeuwse parochiekerk van Beveren-Leie aan de Sint-Jansstraat opgeblazen door de Belgische troepen, om zo de oprukkende Duitsers een uitkijkpost over de Leievlakte te ontnemen. De vrijgekomen ruimte wordt bij het kerkhof gevoegd. Het klooster en de bijhorende meisjesschool worden zwaar beschadigd en de feestzaal van het klooster wordt omgebouwd tot kerkruimte; het oorspronkelijke opschrift boven de toneelruimte "KUNST-DEUGD-VREUGD" wordt overschilderd als "GELOOFD ZIJ JEZUS CHRISTUS, AMEN". Na de oorlog worden de nog overeind staande koor- en zijmuren van de parochiekerk geruimd. Op de koorfunderingen van de verwoeste kerk wordt een bakstenen muur met Calvarie opgetrokken. Langs de huidige Kerkdreef wordt een noodkerk opgetrokken, die op kerstdag 1947 in gebruik wordt genomen.

Uit een studie met betrekking tot de vlasvezelbereidingsnijverheid in Vlaanderen blijkt dat de gemeente 253 zwingelmolens, zes zwingelturbines, zeven warmwaterroterijen en 28 rootkamers telt met een tewerkstelling van zeven strovlashandelaars, drie strovlascommissionarissen, vijf vlasnijveraars, 33 vlasfabrikanten, 78 vlasverwerkers, 73 botenkopers, zes kleine krotenhandelaars, drie vlasvezelafvalhandelaars, één lijnzaadzuiveraar, één zaailijnzaadhandelaars, twee commissionarissen in gezwingeld vlas en kroten, twee krotenverwerkers, vijf warmwaterroterij-exploitanten en zes zwingelturbine-exploitanten. De Stationswijk komt na de Tweede Wereldoorlog tot volle ontwikkeling. Wanneer er eindelijk een bakstenen stationsgebouw wordt voorzien in plaats van de houten barak, wordt de halteplaats afgeschaft. In 1941 richt de familie Vanwynsberghe een weverij op. In 1945 wordt bouwonderneming Huysentruyt opgericht. Op de Molenkouter wordt de voormalige Meieriemolen omgebouwd een slachthuis (huidige NV Slachthuizen Goossens). René Vanwynsberghe richt in 1946 een confectiebedrijf op, dat reeds in 1952 wordt uitgebreid met een nieuw atelier. In 1947 worden de constructiewerkhuizen voor machines voor de vlasnijverheid (Union Werkhuizen) opgericht en in 1948 wordt bij de grens met Desselgem een roterij van 1938 uitgebreid tot vlasfabriek (Stagestraat).

In 1949 besluit het gemeentebestuur aan te sluiten bij de Harelbeekse sociale huisvestingsmaatschappij Mijn Huis. Ruim één jaar later krijgt de maatschappij de goedkeuring voor een eerste groepsproject in Beveren-Leie, waarbij er achttien "werkmanswoningen" gebouwd worden naar de plannen van architect Etienne Haesbrouck (Nijverheidstraat). Circa 1952-1954 bouwt Mijn Huis nog acht woningen aan de Deken De Bostraat naar de plannen van architect Etienne Haesbrouck.

In 1950-1952 bouwt men een dodenhuisje op de begraafplaats in de Sint-Jansstraat naar de plannen van architect Gentiel Van Eeckhoutte uit Waregem. Het gemeentehuis in de nieuwe dorpskern wordt in 1955 opgetrokken naar de ontwerpplannen van architect Kint uit Kortrijk. Herberg "De Handboog" doet nog tot 1956 dienst als gemeentehuis en wordt nadien "Het Fonteintje" genoemd. In 1956 wordt een BPA voor de aanleg van de nieuwe dorpskern opgemaakt door de Kortrijkse ingenieur J. Demeyere. In hetzelfde jaar gaat men van start met de bouw van de wijkschool aan de Koning Albertstraat en in 1957 verhuist de meisjesschool naar het nieuwe centrum. Nadat het goed "Te Anzegem" in 1955 gedeeltelijk is afgebroken bij verbredingswerken aan de steenweg, wordt in 1958 ook het boerenhuis afgebroken. Ook de Sint-Rochuskapel wordt in de jaren 1950 afgebroken naar aanleiding van de verbreding van de steenweg.

In de jaren 1950 is de vlashandel over haar hoogtepunt heen, ook de roterij en de vlasturbine van hoeve "De Potterie" vallen stil. De vlasnijverheid wordt echter vervangen door allerhande andere nijverheden, zoals textiel, confectie, spaanderplatenfabricage, constructie van machines, kartonnage en meubelmakerij. In 1955 sticht Jeroom Maebe een tapijtweverij, die in 1957 wordt uitgebreid met een meubelstofweverij onder de naam Romatex, en in 1957 richt Jozef Labeeuw een bedrijf voor vlasvezelbereiding op. Eveneens in 1957-1958 ontstaat het bedrijf Interlin op de gronden tussen de huidige Koning Albertstraat, Schoolstraat, Kleine Heerweg en Elfde-Julilaan (productie van vlasleemplaten). In 1959-1960 worden verscheidene Onze-Lieve-Vrouwkapellen gebouwd/herbouwd in de gemeente, meer bepaald in de Westwijk, op de hoek School-/Roestraat en bij de spoorweg op de hoek met de Leenakkerstraat. In 1961-1963 worden aan de Tomberg en Kleine Heerweg sociale woningen gebouwd in opdracht van de sociale huisvestingsmaatschappij Mijn Huis. Er worden 25 woningen opgetrokken naar de ontwerpplannen van architect Etienne Haesbrouck. Bij de nieuwe dorpskern worden in 1965 de paviljoenen van de voormalige rijkslagere school opgetrokken (tot 2000 in gebruik). Architect Etienne Ducatteeuw bouwt in 1965-1966 zijn eigen woning langs de Grote Heerweg. In 1969 bouwt Etienne Ducatteeuw na afbraak van de oude kloosterwoning uit 1881 een minder grote (éénlaagse) woning, en in 1971-1972 herbouwt hij het Kutskapelletje aan de Hoonakkerdreef nadat de oorspronkelijke kapel werd gesloopt bij een wegverbreding. Eveneens in 1968 wordt beslist om de administratieve zetel van de meisjesschool te verplaatsen van de school aan de Grote Heerweg naar deze aan de Albertstraat. In 1969 wordt de oude pastorie aan de zuidzijde van de begraafplaats afgebroken en wordt de pastorietuin bij de begraafplaats gevoegd.

De Sint-Jan de Doperkerk wordt in 1967-1970 in het nieuwe dorpscentrum gebouwd naar de ontwerpplannen van architect Paul Van Maele uit Sint-Amandsberg (Gent), in samenwerking met architecten E. Haesbrouck en P. Sneiders. Met de bouw van de nieuwe parochiekerk wordt de voormalige noodkerk uitgerust als feest- en sportzaal. Architect Etienne Ducatteeuw bouwt in 1967-1968 de nieuwe pastorie. Het huldemonument ter ere van de slachtoffers van de Eerste en Tweede Wereldoorlog verhuist in 1970 van de begraafplaats naar het nieuwe dorpsplein. In de jaren 1970 vindt een ware bouwexplosie plaats in Beveren-Leie en gaat men van start met de aanplanting van bomen langs diverse straten. De verkaveling Varentstraat wordt in 1971 aangelegd en in 1972 worden enkele groepen sociale woningen gebouwd volgens het BPA "Kleine Heerweg". In 1972 dient Mijn Huis een aanvraag in voor de bouw van 70 woningen in de Tombergwijk. De plannen worden opgemaakt door de Beverse architecten Georges Dejonghe en Etienne Ducatteeuw. De bouwwerken worden in 1973-1974 uitgevoerd door de Beverse aannemer Huyzentruyt. De doodlopende straten dwars op de Tomberg zijn klaar in 1974 (Auwblommestraat, Zwingelweg, Hekelweg en Meiweg) en 1975 (Roterijstraat, Hekkenierstraat en Zuringweg). De nieuwe woonwijk wordt officieel ingehuldigd eind mei 1975. Het monument voor Leonard Lodewijk De Bo (1826-1885) vóór de Sint-Jan de Doperkerk wordt ingehuldigd op 27 juni 1976, ter ere van de 150ste verjaardag van de geboorte van De Bo. De dorpskern van Beveren-Leie komt verder tot ontwikkeling in de jaren 1970-1980. In 1975-1976 worden de straten Handelgemweg, Reinareweg, Sint-Annaweg en Gerweplein aangelegd. Bij de aanleg van de Reinareweg worden overblijfselen gevonden van gemetste molenteerlingen, afkomstig van de oliewindmolen die tot het begin van de 18de eeuw bij de hoeve "Het Meulewalleken" gelegen was. Grote stukken grond aan de Handelgemweg en Reinareweg worden circa 1976 aangekocht door de bouwonderneming Huyzentruyt voor de bouw van verscheidene woningen. Eind jaren 1970 worden aan de oostzijde van het dorpsplein de residentiegebouwen "Ter Wilgen" en "De Abelen" opgetrokken. In 1976-1977 wordt de woonwijk Ter Weerst, aan de zuidkant van de Kortrijkseweg, aangelegd en in 1978 de Gruuthusestraat.

Wanneer in het midden van de jaren 1970 sprake is van een fusie tussen gemeenten, proberen Beveren-Leie en Desselgem samen te blijven. Beide dorpsbesturen schuiven als naam voor de fusiegemeente "Munkenhove" naar voor, naar het "Munkenhof" te Desselgem dat eeuwenlang het bestuurlijke centrum was van beide dorpen. Ondanks de tegenkanting vormt Beveren-Leie sinds 1977 samen met Waregem, Desselgem en Sint-Eloois-Vijve de fusiegemeente Waregem.

In 1974 wordt gestart met het ontzavelen van een vijf hectare groot landbouwperceel tussen de Grote Heerweg en de Sint-Jansstraat. In 1977 wordt het broekbos gekapt en worden de laaggelegen weiden en randen van de zavelput aangevuld. De ontginning van de zavel wordt stopgezet in 1986 en in datzelfde jaar wordt de zandwinningsput aangekocht door de Stad Waregem. De Zavelputten evolueren, gevoed door regen- en grondwater, tot een interessante vijverbiotoop.

In 1978 worden er tijdens opgravingen op de begraafplaats, vier sleuven getrokken ter hoogte van de verdwenen 18de-eeuwse kerk. Deze opgravingen en het aanvullend onderzoek van de kerkheuvel van 1979 brengen een reeks graven en indirecte gegevens over de oudste kerk en haar verbouwingen aan het licht. Vermoedelijk op het einde van de jaren 1970 of in het begin jaren 1980 wordt de begraafplaats uitgebreid in oostelijke richting. In de jaren 1980 krijgen de kerkhuisjes en de kapel een onderhoudsbeurt, waarbij ze worden witgeschilderd.

In 1981 verhuist de gemeentelijke jongensschool naar de nieuwe gebouwen aan de Koning Albertstraat. Bij de kanalisatie van de Leie in 1981-1982 worden de afgesneden Leie-armen opgespoten. Door de kanalisatie wordt de roterij van 1928 bij hoeve "De Cleurvinck" afgebroken. Het bakstenen "stations"gebouw en et huis van de bareelwachter, bij de spoorwegovergang worden in 1980 afgebroken. In 1981-1982 wordt de spoorlijn Kortrijk-Gent geëlektrificeerd en de oude overwegen weggewerkt. De Deerlijksestraat en de Waterstraat raken hun spoorovergang kwijt en eindigen tegen de spoorweg. Over de spoorweg worden twee bruggen opgetrokken ter hoogte van de Spijkerlaan en Paanderstraat. In 1987 wordt het beeldhouwwerk "De Bouwer" naast het gemeentehuis, vervaardigd door Willem Vermandere (° 1940) onthuld in opdracht van de plaatselijke bouwfirma Groep Huyzentruyt.

In de jaren 1990 wordt de voormalige dorpsschool "Den Tap" en het kostershuis (1991), de kerkhuisjes bij de begraafplaats (1994), de tot sport- en feestzaal herbestemde noodkerk (1995) en hoeve "Het Geestendaelken" (1998) gesloopt. De bureelgebouwen van het bouwbedrijf Huyzentruyt worden circa 1998 gebouwd naar de ontwerpplannen van Buro II uit Roeselare (plannen van 1997).

21ste eeuw

In 2005 verlaten de zusters van Heilige Vincentius a Paulo het klooster te Beveren-Leie en verhuizen ze naar het hoofdklooster te Lendelede. De kloostergebouwen te Beveren-Leie worden in 2006 gesloopt door de firma Cloet uit Pittem. Op het vrijgekomen perceel wil het Waregemse stadsbestuur een zone voor ambachtelijke bedrijven maken, aansluitend bij de bestaande bedrijven NV Vanmarcke en NV Desmet.

Op 19 mei 2006 wordt het ontmoetingscentrum "De Kernelle" geopend door Yolande Dhondt, burgemeester van Waregem, en Paul Kindt, schepen van ontmoetingscentra. Nabij de Leie en het goed "Te Beaulieu" wordt in oktober 2008 een rioolwaterzuiveringsinstallatie in gebruik genomen. De grootschalige Interlin-site wordt afgebroken in 2009 door Woningbouw Huyzentruyt. Op de vrijgekomen terreinen plant men tijdens de inventarisatieperiode een gemengd woonproject.

RUIMTELIJKE STRUCTUUR EN BOUWKUNDIG ERFGOED

Beveren-Leie wordt getypeerd door de historische ontstaanslocatie en de in de tweede helft van de 20ste eeuw verlegde en nieuw ontwikkelde dorpskern. Ontstaan aan de kruising van de vóór-18de-eeuwse heerweg tussen Kortrijk en Gent (Grote Heerweg) en een noord-zuidas die in eerste instantie wordt gevormd door de Sint-Jansstraat. Daar situeert zich in oorsprong de kerk met omliggend kerkhof en pastorie, het foncier van de dorpsheerlijkheid Beaulieu en verderop de vierschaar, de schandpaal, wethuis en herberg.

Na de verwoestingen tijdens de Tweede Wereldoorlog, wordt de dorpskern verlegd en wordt een noodkerk gebouwd op vrijgekomen gronden van het goed "Te Anzegem" tussen de reeds bestaande tracé's van de Deken De Bostraat en de Kerkdreef. In de jaren 1950 volgt de ontwikkeling van de administratieve context en de jaren 1970 wordt de huidige Sint-Jan de Doperkerk gebouwd en de omliggende straten aangelegd en verkaveld. Tussen de nieuwe en de oude kern ontwikkelt zich in de jaren 1960-1970 de woonwijk Tomberg. Verspreid gelegen, kleine industriezones.

Overige belangrijke historische tracé's gevormd door de Kleine Heerweg richting Waregem en de in de tweede helft van de 20ste eeuw verder ontwikkelde Spijkerlaan, die van oudsher gelegen was in het verlengde van de Sint-Jansstraat. Aan de historische steenweg van Gent naar Kortrijk ten zuidoosten van de dorpskern lintbebouwing van herbergen en vlasserswoningen. De historische steenweg vormt als het ware de overgang tussen de dichte bebouwing van de oude en nieuwe gemeentekern en de landelijke omgeving ten zuiden.

Agrarisch gebied doorkruist door landelijke wegen en getypeerd door verspreid gelegen hoevesites die uitzonderlijk opklimmen tot de 17de eeuw en hoofdzakelijk uit de 18de en 19de eeuw; sommigen nog in gebruik als landbouwuitbating. Slechts één hoeve met sporen van vakwerkbouw is bewaard gebleven (Beveren-Dries). Voorts hoevebouw met streekeigen kenmerken, bestaande uit losse betsanddelen rondom een erf, opgetrokken uit baksteen en afgedekt met zadeldaken. Boerenhuizen soms voorzien van opkamers en voutekelders.

Intense aanwezigheid van vlaserfgoed en grote sites en vlasschuren.

  • Kadasterarchief West-Vlaanderen te Brugge, 207: Mutatieschetsen, Beveren-Leie, 1839/1.
  • Rijksarchief Gent, Kaarten en Plannen, nr. 559: Figuratieve kaart van de rentegronden onder Sint-Pieters heerlijkheid van de hand van pastoor Gudwalus van der Mariën, 1675.
  • Rijksarchief Gent, Kaarten en Plannen, nr. 561: Kaerte figurative van de gelegendheyd der vry-eygen kerke heerlykhede van Ste-Pieters Desselghem, competerende de exemple abdye van Ste-Pieters nevens Gent, bestrekkende binnen de prochien van Desselgem, Beveren, Deerlyk en Waereghem, gemaeckt ten jaere 1764 door Joseph de Coster.
  • Rijksarchief Kortrijk, Gemeentearchief Beveren-Leie, nr. 54: Lant Bouck ende Beschrijvinghe... van Beveren bij Harelbeke, J.B. Bouin, 1768.
  • COOREVITS S., DE CLERCQ E., Vensters op het Verleden, Erfgoedwandelingen in Beveren-Leie, Desselgem en Sint-Eloois-Vijve, 2008.
  • DEBROUWERE M., DUCATTEEUW E., Bevers schetsboek, Beveren-Leie, 1982.
  • DEBROUWERE M., DUCATTEEUW E., Bevers schetsboek 2, Beveren-Leie, 2006.
  • DEBROUWERE M., DUCATTEEUW E., Kroniek van duizend jaar Beverna cum ecclesia, in Jaarboek van de Geschied- en heemkundige kring De Gaverstreke, 18, 1990-2000.
  • DEBROUWERE M., DUCATTEEUW E., Ontstaan en groei van de dorpskern van twee landelijke gemeenten Beveren-Leie en Desselgem, in De Leiegouw. Vereniging voor de studie van de lokale geschiedenis, taal en folklore in het Kortrijkse, 21, 1979, 1, p. 75-85, 109-131.
  • DEBROUWERE M., DUCATTEEUW E., Beveren-Leie, in De Leiegouw, 20, 1978, nrs. 3-4, p. 323-327.
  • DEBROUWERE M., DUCATTEEUW E., Toponymische wandelingen door Beveren-Leie, in De Gaverstreke, 11, 1983, p. 391-397.
  • DELMOTTE M., Om de ziel van het kind, de schoolstrijd in het liberale Sint-Eloois-Vijve (1878-1895) en de klerikale Gaverstreek (1878-1884), in De Gaverstreke, nr. 18, 1990, p. 366-373.
  • DENOULET W., Beveren-Leie, Het verlaten dorp en de Zavelput, in De Gavergids, 12, 2005, 3, p. 9-12.
  • DE SEYN E., Geschied- en aardrijkskundig woordenboek der Belgische gemeenten, Eerste deel, Brussel, s.d., p. 123.
  • DESPRIET P., De oude kerk van Beveren-Leie, in De Gaverstreke, 8, 1980, p. 25-44.
  • DESPRIET P., De Romeinse nederzettingen van Beveren-Leie en Deerlijk, in De Gaverstreke, 3, 1975, p. 22-33.
  • DESPRIET P., De Sint-Janskerk van Beveren-Leie, in De Zuid-West-Vlaamse parochiekerken, Kortrijk, 1983, p. 71-77.
  • DESPRIET P., Prehistorische vondsten te Beveren-Leie en Desselgem, in De Gaverstreke, 6, 1978, p. 249-251.
  • DE WIN P., Inventaris van de feodale schandpalen op Belgisch grondgebied, Deel 2 Provincies Oost- en West-Vlaanderen, Brussel, 1996, p. 193-194.
  • Dit is West-Vlaanderen, Steden-Gemeenten-Bevolking, Eerste deel, Sint-Andries, 1959, p. 140-145.
  • HASQUIN H., Gemeenten van België, Geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek, Deel 1 Vlaanderen, s.l., 1980, p. 103-104.
  • MEURIS P., Beveren-Leie: van oud naar nieuw, in De Gavergids, 1, 1993, 2, p. 6-9.
  • MERLIER R., De landelijke bebouwing in de Sint-Pietersheerlijkheid door de eeuwen heen in Desselgem, Beveren-Leie, Deerlijk en Waregem, promotor F. Dambre-Van Tyghem, Waregem, 1976.
  • Ontstaan en groei van het nieuwe Beverse dorpscentrum, in Onder de Clocke, april 1982, p. 371-378.
  • Onze vlasvezelbereidingsnijverheid. Jaarboek 1941. Textielcentrale, Kortrijk, 1941, p. 36-50.
  • Open Monumentendag in Waregem. Van Nature ... een Monument. 12 september 2004. Natuurreservaat Zavelput. Beveren-Leie, Waregem, 2004.
  • ROGGE M., VAN DOORSELAER A., e.a., De Gallo-Romeinse nederzetting op de Tomberg in Beveren-Leie, in De Leiegouw, 18, 1976, 4, p. 353-400.

Bron: VANWALLEGHEM A. & CREYF S. 2010: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Waregem, Deel I: Stad Waregem, Deelgemeente Sint-Eloois-Vijve, Deel II: Deelgemeenten Desselgem en Beveren-Leie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL45, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanwalleghem, Aagje; Creyf, Silvie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Beveren-Leie [online], https://id.erfgoed.net/themas/15748 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.