erfgoedobject

Den Dulft

archeologisch geheel
ID
1908
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/1908

Juridische gevolgen

  • omvat de aanduiding als beschermd monument Motte den Dulft
    Deze bescherming is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Motte den Dulft
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Motte den Dulft: omgeving
    Deze bescherming is geldig sinds

Beschrijving

Algemene situering

Site Den Dulft situeert zich in Bornem, ca. 500 m ten zuidwesten van de historische dorpskern. De site ligt op privaat domein, in de tuin achter een monumentaal 19de-eeuws landhuis langs de Kloosterstraat. Vandaag situeert de Schelde ca. 1 km ten westen van de site, maar fossiele Scheldearmen tonen aan dat de rivier ooit dichter bij het mottekasteel stroomde.

De omgeving is op te delen in twee grote landschapseenheden te relateren aan de geomorfologische ontwikkeling van de omgeving: enerzijds was er een hoger gelegen koutergebied gevormd door de Luipegemkouter, Bornemkouter en de Hingenekouter tussen Bornem en Hingene. Anderzijds was er het lager gelegen alluviaal van de Schelde met slikken en schorren met daarin hoger gelegen donken. Dit gebied werd vooral vanaf de 13de eeuw stelselmatig ingedijkt om nieuwe cultuurgronden te verwerven. De motte wordt aangelegd op de droge oever langs de boogvormige steilrand van het alluvium. Dit is het grensgebied van de eerder genoemde landschapseenheden. De motte wordt ingepland op een strategische locatie die uitkijkt over de Schelde en het lager gelegen slikken- en schorrengebied. Reken daar nog een motteheuvel van ca. 12 meter bij en het wordt duidelijk dat de versterking ook aanwezig was in het landschap en ook goed zichtbaar vanaf de rivier. De onmiddellijke omgeving Den Dulft staat op de bodemkaart gekarteerd als OT en OB, respectievelijk vergraven terrein en bebouwde zone. In de ruimere omgeving van de motte merken we een zekere diversiteit aan textuur en drainnage. Langsheen de Scheldevallei zien we vooral lichte zandleem, lemig zand en zand. In de vallei zijn de bodems overwegend samengesteld met kleiige textuur.

Historisch onderzoek

Opwerpingsgeschiedenis

Geen enkele tekst maakt expliciet melding van het opwerpen van een aarden versterking. De aanleg van motte Den Dulft moet vermoedelijk toegewezen worden aan de eerste Heren van Bornem. Het ontstaan van het Land van Bornem als territoriale en juridische eenheid hangt samen met het ontstaan van het burggraafschap Gent en de territoriale ambities van de graven van Vlaanderen in de 11de eeuw. De gebieden over de Schelde – waaronder ook de omgeving van Bornem – werden ingepalmd door de graven van Vlaanderen. Het Land van Bornem is een allodiaal goed met speciale privileges dat in handen werd gegeven van het castrum of de burcht van Gent.

Uit syntheseonderzoek in andere regio’s is gebleken dat de aanhechting van Rijks-Vlaanderen dan ook een impuls betekende voor de aanleg van mottes in onze gewesten. In de tweede helft van de 11de eeuw werd onder meer in de Denderstreek de aanleg van talrijke mottes op Vlaams grondgebied archeologisch vastgesteld. De aanleg van De Dulft moet gezien worden binnen dit kader van vernieuwde grenspolitiek. De versterking bood controle over de Schelde en stond symbool voor de macht van de Vlaamse adel in het gebied ten Oosten van de Schelde. Als versterking langs de grens had de motte ongetwijfeld ook een militaire betekenis, hier de link met de Heren van Bornem.

Voor de eerste expliciete verwijzing naar Den Dulft in de historische bron is het wachten tot de 14de eeuw. In 1326, tijdens de opstand tegen de Vlaamse Graaf, wordt het kasteel van Bornem belegerd door de Gentenaars onder leiding van Hector Villain. Robrecht van Kassel, toen heer en kastelein van Bornem, stuurt in 1329 een klacht naar zijn neef de Vlaamse Graaf Lodewijk II van Nevers met betrekking tot de vernielingen die werden aangericht. Hierin komt ook de eigendom van Pieter van der Dilft aan bod. Zijn hoeve werd in 1326 verwoest, gebrandschat en geplunderd . Het is deze Pieter van der Dilft die zijn naam gaf aan de site. Gezien de vermelding als hoeve, mogen we ervan uitgaan dat Den Dulft op dat moment niet langer een grafelijke residentie was en haar militaire defensieve functie reeds volledig verloren had.

Op de kaart van P. Meysmans (1678) herkennen we nog steeds de tweeledige structuur van de mottesite met opperhof en een opvallend groot hoefijzervormig neerhof. Het geheel is omgracht en sluit aan op een waterloop die het tracé van de steilrand en de Kloosterstraat lijkt te volgen. Het zuidelijk en oostelijk deel van de gracht is niet ingekleurd wat een droge gracht suggereert. Op het opperhof herkennen we een motteheuvel en vierkante toren met puntdak. Vandaag staat er op deze plek een 19de-eeuws uitkijkpost. Op het noordelijk deel van de het neerhof worden verschillende gebouwen weergegeven.

De archeologische zone staat aangeduid op de Villaret-kaart (1745-1748). Hier wordt de benaming "chateau" nog gebruikt. Het opperhof en het neerhof zijn nog duidelijk zichtbaar in het landschap. Hetzelfde geldt voor de Ferrariskaart (1777). Op deze laatst genoemde is ook duidelijk hoe het perceel dicht bebouwd is en dat het opper- en neerhof niet langer door grachten verbonden zijn aan elkaar. De scheiding tussen het alluviaal met poldergronden en de hoger gelegen gronden met kouters, velden en heide tekent zich ook nog duidelijk af. Op de Atlas der Buurtwegen (1840), de Popp-kaart (1842-1879) en de Topografische kaart Vandermaelen (1846-1854) is een nagenoeg perfect cirkelvormig perceel zichtbaar. Op deze eerste en tweede kaart is het gebied rondom het opperhof verder geperceleerd. De benaming "Den Dilft" kan worden vastgesteld.

De verhoogde motteheuvel en neerhof zijn goed zichtbaar aan de hand van recente orthofoto's en het Digitaal Hoogtemodel. De archeologische zone is vandaag de dag niet bebouwd, maar sterk bebost.

Archeologisch onderzoek

De onderzoekshistoriek van De Dulft beperkt zich tot een archeologisch evaluatie in opdracht van de Provincie Antwerpen. Het onderzoek werd uitgevoerd door GATE Archaeology BVBA en Goed in erfgoed in 2019-2020. Naast een aardkundige en historische desktopstudie werd er een bouwhistorische opname uitgevoerd van de middeleeuwse torenfundamenten en een gecombineerd geofysisch onderzoek en landschappelijk booronderzoek (47 boringen) op het opper- en neerhof.

In een eerste fase werden verzameld omtrent de landschappelijke setting, de dimensies van de motte, de opwerking en aanleg van de motteversterking, de evolutie van verval van de motte en de bewaartoestand. In de tweede fase van het onderzoek voorgesteld die start vanuit een geofysische prospectie op basis van elektromagnetische inductie (EMI), en dit met het oog op de niet-invasieve detectie van archeologische indicatoren die kunnen wijzen op de aanwezigheid van archeologische sporen en/of funderingsrestanten in de ondergrond. Er werden hiernaast ook de bijkomende boorraaien aangelegd die het geofysisch onderzoek moesten ondersteunen.

Op basis van het landschappelijke booronderzoek werd aangetoond dat er een gracht werd gegraven op de rand van het Weichseliaan alluviaal terras dat werd afgedekt door eolische dekzandafzettingen, met andere woorden langs de rand van de natuurlijke duin die werd geïntegreerd in het neerhof. Hierdoor ontstond er een gracht tussen opper- en neerhof.

Met betrekking tot de gracht rondom het opperhof is er meer onduidelijkheid. Het geofysisch onderzoek en dan in het bijzonder de EMI-beelden wijzen op de aanwezigheid van een waterhuishoudende structuur. 2 Boringen aan de noordzijde van het opperhof leverden echter geen sporen op van een gegraven gracht aan de noordzijde van de heuvel. Een hypothese is dat aan de noordwestelijke zijde van het opperhof een kleine waterloop werd geïntegreerd als waterpartij rond de heuvel en zo ook heeft gezorgd voor het voeden van de grachten. De landschappelijke boringen wijzen op de aanwezigheid van een opgevulde riviergeul die ook nog op de LiDAR-beelden kan worden herkend. Een boring toont een (her)uitgraving in deze geul in zijn zuidelijk deel, dat ook asymmetrisch is van vorm. Echter, bij afwezigheid van de zuidelijke grens van deze structuur blijft dit een hypothese.

Aan de buitenzijde van het neerhof werden geen grachten vastgesteld. Het neerhof lijkt dus op basis van de voorlopige inzichten verkregen uit het vooronderzoek zonder ingreep in de bodem niet omringd te zijn geweest door een gracht.

Morfologie

De heuvel had een basisdiameter van bij benadering 55 meter en een hoogte van bijna 10 meter. Het neerhof was eerder niervormig. We kunnen de oorspronkelijke dimensie bij benadering bepalen op basis van historisch-cartografische info. Het moet ongeveer 60 bij 180 m zijn geweest. Grachten waren er mogelijk enkel tussen opper-en neerhof. De bewaarde gracht hier meet ca. 15 m in doorsnede. Rond het opperhof was er gedeeltelijk een gracht en in de noordwestelijke hoek werd vermoedelijk een natuurlijke waterloop geïntegreerd.

Aard en bewaringstoestand

Het mottekasteel groeide al tijdens de late middeleeuw uit tot pachthoeve en in de 19de eeuw tot landhuis. Daarbij werd de heuvel geïntegreerd in het omgevende landschappelijk park. De grondvesten van de laatmiddeleeuwse mottetoren werden geïntegreerd in een uitkijkpost die op de oude kaarten wordt aangeduid als observatoire. Het observatoire is momenteel nog zichtbaar als bouwkundig element. Mede door deze evolutie lijkt het noordelijk deel van het neerhof sterk geërodeerd, maar de rest ervan en ook de heuvel en omliggende grachten zijn nog herkenbaar in het landschap.

Door deze erosie is het eerder onwaarschijnlijk om archeologische relevante sporen vast te stellen in het noorden van het onderzoeksgebied. Het zuidelijk deel van het neerhof is echter wel nog als verhevenheid zichtbaar vandaag de dag en kan dus wel relevant zijn. Door de verschillende bouwfasen die plaatsvonden op de motteheuvel, waaronder het uitgraven van ijskelders, is het eerder waarschijnlijk dat het bodemmateriaal hier verstoord is. Ook moet er rekening gehouden worden met het feit dat het gebied eeuwenlang bebost is geweest.

  • HERREMANS D., CRUZ F., STORME A., VERHEGGE J., ALLEMEERSCH L., DE SMEDT P., STICHELBAUT B., ROZEK J., VERGAUWE R., VAN DE VELDE S., VAN PARYS V. & LALOO P. (Red.) 2023: is het gras groener aan de andere kant van de heuvel? De studie van mottekastelen vanuit landschappelijk en beheersmatig perspectief, SYNTAR 017, BRUSSEL.

Auteurs: Lommelen, Lies
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Waarnemingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Den Dulft [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/1908 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.