is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Martinus
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Heilig Hartbeeld
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Parochiekerk Sint-Martinus
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Dorpskern Overijse
Deze vaststelling is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Dorpskern Overijse
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Martinus
Deze vaststelling was geldig van tot
Georiënteerde decanale kruiskerk met een ingebouwde westtoren met een romaanse kern uit de 12de eeuw (?), een koor opgericht na de brand van 1489 en een gotische midden- en dwarsbeuk van na de brand in 1692. Eind 19de eeuw werd de kerk naar de toenmalige smaakinzichten in een neogotische stijl verbouwd en gerestaureerd.
De kerk is gelegen op een heuvelrug ten zuiden van het hellende dorpsplein. Een hoge kalkzandstenen keermuur met een trap aan de oost- en zuidzijde sluit het voormalige kerkhof rond de kerk af ten zuiden, oosten en westen. Bovenop de keermuur staat een eenvoudige ijzeren balustrade. Ten westen is het voormalige kerkhof en de kerk te bereiken via een trap gevat tussen twee zware blauwe hardstenen pilasters met casementen, een geprofileerde dekplaat en een vaasbekroning.
Oudste vermelding van de kerk dateert uit 1141 in een akte van hertog Godfried III van Brabant. Waarschijnlijk was er al een bedehuis tussen de 8ste en 9de eeuw, omdat Sint-Martinus als patroonheilige voorkomt bij kerken die gesticht werden voor het jaar 800. In 1147 werd Overijse afhankelijk van het bisdom Kamerijk. In 1434 kreeg de abdij van Hertogendal te Hamme-Mille het patronaatsrecht en de tienden van de Sint-Martinuskerk.
De kerk werd een eerste maal vernield tijdens een brand op 8 maart 1489 veroorzaakt door de troepen van Maximiliaan I van Oostenrijk. Enkel de versterkte toren doorstond deels de vernielingen. Hierna werden het schip, de kruisbeuk en het koor (deels?) heropgericht. De overwelving van het koor werd beëindigd in 1520, volgens het onderzoek van A. Wauters in "Histoire des environs de Bruxelles". De heropbouw van het koor tussen 1489 en 1520 werd niet weerlegt door recenter onderzoek van Frans Doperé.
Bij de tweede grote brand in 1692 die een deel van het centrum van Overijse vernielde, werden de gewelven van het schip, het koor en de kruisbeuk en de bovenbouw van de toren beschadigd. Vrij snel begon men met de herstellingswerken of beter de nagenoeg volledige heropbouw van het schip. Voor de kosten van de herstellingen was er heel wat onenigheid tussen de belanghebbenden in Overijse en hun tiendheffer, de abdij van Hertogendal in Hamme-Mille. Uiteindelijk werden de kosten grotendeels gedragen door de prins van Horne. Aan de hand van de juridische documenten is de heropbouw van de kerk te volgen. Het schip en de zijbeuken werden geheel heropgebouwd. Voor de brand moet het schip nog (deels?) zijn romaanse uitzicht gehad hebben, gezien men dit na de brand volledig wil heropbouwen naar nieuwe smaakinzichten en dat het schip de oude breedte van de romaanse bouw behouden heeft. In de vroeger volledig gesloten toren, kwam een groot portaal met hierboven een groot venster. De toren werd hoger opgetrokken dan voordien. Het koor werd vergroot en verhoogd en ook het dwarsschip werd heropgebouwd en verhoogd om aan te sluiten bij het koor en schip. Wat deze vergroting in verschillende fases van het koor juist inhield, buiten een verhoging en het wijzigen van muuropeningen, is niet bekend daar er nog delen van de heropbouw rond 1500 bewaard zijn. Tegen de eeuwwisseling waren de ruwbouwwerken voor de heropbouw van de kerk zo goed als afgerond. Algemeen wordt verondersteld dat de overwelving van het schip afgerond werd in 1719, of toch het stucwerk. Deze datum staat op de tweede gordelboog naar het oosten.
In de 19de eeuw volgden heel wat onderhoudswerken aan de kerk, het meest ingrijpende was de neogotische restauratie tussen 1863 en 1888. Voor de eerste grote werken zal architect Spaak een aanbesteding doen in 1864. Deze fel besproken restauratie werd verweten meer een volledige heropbouw van bepaalde onderdelen te zijn naar eigen smaakinzichten, in plaats van een herstelling van de nodige elementen. De voorgevel van de kerk werd volledig heropgebouwd, evenals de zijbeuken die ook voorzien werden van nieuwe muuropeningen. Ook in het koor en het transept waren er "herstellingswerken" gepland, waaronder de omlijstingen van de muuropeningen en de heropbouw van de steunberen. De restauratie werd door architect Spaak verdedigd omdat hij meer stijleenheid trachtte te creëren door onder andere de rechthoekige vensters aan te passen aan de gotische stijl. Spaak zal zich terugtrekken als architect en Samyn wordt aangesteld om een nieuwe aanbesteding te maken. De vensters die Spaak had laten inbrengen werden verwijderd, om deze te voorzien van stenen monelen in plaats van ijzeren ramen. Vanaf 1865 vonden ook werken aan het interieur plaats, zoals het bepleisteren van muren en werden er nieuwe vloeren voorzien naar een plan van C. Almain. De gewelven van het koor werden ontdaan van hun pleisterlaag. Het dakvenster boven de apsis, dat als storend werd gezien, werd verwijderd. Tijdens de restauratie werd de grafkelder van de familie van Horne geopend, deze zal tijdens de volgende restauraties en werken aan de kerk opnieuw geopend worden. De werkzaamheden werden door architect Almain voorlopig opgeleverd in 1881. Aan deze grote restauratiecampagne herinnert een gedenkplaat in het koor met de datering 1881.
Tijdens deze ingrijpende restauratie zal men ook wijzigingen aanbrengen aan het meubilair. Nieuwe realisaties waren onder andere een nieuw portaal en doksaal met orgelkast en ijzeren tralies voor het afsluiten van de doopkapel en de Sint-Rochuskapel. Er werd een nieuw neogotisch altaar geplaatst in het koor. De eerste ontwerpplannen (1886) voor het nieuwe meubilair dragen nog de handtekening van Samyn, maar de definitieve plannen (jaren 1870) werden gemaakt door architect C. Almain en goedgekeurd door provinciaal architect Spaak en zijn opvolger Gustave Hansotte.
Na de Tweede Wereldoorlog werden er enkele werken uitgevoerd waaronder het plaatsen van twaalf nieuwe glasramen in het schip ontworpen door Colpaert. Circa 1960 werd de verlichting vernieuwd en centrale verwarming geplaatst.
Al in de jaren 1970-1980 vonden er herstellingen plaats in de kerk aan onder andere de glasramen en het orgel. Tijdens de werken aan het interieur werden er ook werken uitgevoerd aan de Hornekelder zoals blijkt uit een verslag van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium uit 1980. Sinds eind jaren 1980 werd er gestart met een meer gefaseerde restauratie van het interieur gevolgd in de jaren 1990 tot 2001 door de restauratie van de gevels en daken. De laatste restauratie gebeurde onder leiding van architect Denise Debrouwer.
Rond de kerk was ook een kerkhof gelegen dat nog afgebeeld staat op de 18de-eeuwse kaarten zoals de Ferrariskaart (1771-1778). Na de oprichting van een begraafplaats op Solheide werd het kerkhof in 1829 verwijderd. De ringmuur rond de kerk werd hersteld of heropgebouwd na de Tweede Wereldoorlog.
De plattegrond van de kruisbasiliek vertoont een driebeukig schip van vijf traveeën met een ingebouwde westtoren, een transept van twee uitspringende traveeën met vlakke sluiting en een smal koor van twee rechte traveeën met ronde sluiting. Aansluitend tegen het koor ten zuiden aangebouwde sacristie en bergruimte. Het geheel is volledig opgetrokken uit kalkzandsteen onder scherp zadeldak, bedekt met leien.
De vierkante romaanse toren is opgebouwd uit vier geledingen en heeft een kwartronde stenen kroonlijst onder een ingesnoerde naaldspits. In de vier dakkapellen met driehoekig fronton en bolspits zit telkens een uurwerkplaat. De onderbouw wordt gestut door steunberen met een driedubbele versnijding. Spitsboogvormig portaal en westvenster in neogotische stijl uit de 19de eeuw, beide bekroond met een waterlijst met gestrekte uiteinden. Rondboogopeningen met galmborden in de twee bovenste geledingen, die gemarkeerd worden door een omlopende kordon. Volgens de inventaris uit de jaren 1970 zitten er in de bovenste geleding bouwsporen van oudere gekoppelde rondboogvensters.
De west-, noord- en zuidgevel van de zijbeuken, alle op een afgeschuinde sokkel, worden geritmeerd door steunberen met een dubbele versnijding. Neogotische spitsboogvormige tweelichten onder een waterlijst met gestrekte uiteinden. De bovenmuren van het schip zijn voorzien van drie steekboogvormige vensters onder zware druiplijsten (van bij de herstellingswerken rond 1719).
Het transept met blinde oost- en westgevel wordt gemarkeerd door de afschuinde sokkels en twee waterlijsten die ook door de steunberen lopen. Noordelijke puntgevel met schouderstukken en haaks op elkaar gestelde steunberen. De omlopende waterlijsten lopen langs de afzaat en de boogrug van de spitsboogvormige vierlichten. De zuidgevel kent een zelfde opbouw, maar met overhoekse steunberen.
Het koor wordt geritmeerd door versierde steunberen met een verdiepte nis met tootboog en ingeschreven driepas (voor een beeld). Bovenaan in de steunberen overhoekse kop met vlakke casementen onder een ezelsrugboog en een overkoepelend finaal met hogels. Het koor kent brede spitsboogvormige vier- en vijflichtvensters met onder meer een visblaastracering. Tegen de zuidelijke koormuur sacristie en berging van twee traveeën onder lessenaarsdak. De eenvoudige gevel is voorzien van steunberen en twee getraliede spitsboogvensters met latere indeling.
Ondanks de sluiting van het kerkhof in 1825 hangen er tegen de buitenmuren van de kerk nog enkele grafstenen. Achter het Heilig Hartbeeld bevindt zich een grafsteen van J.-B. Taymans en Josine Taymans, overleden in 1827 en 1834, en hun dochter Elisabeth, overleden in 1853. Aan de zijde van de Waversesteenweg is nog een ijzeren kruis aanwezig met een koperen plaat van de familie Charliers – Van Meldaert (16de-17de eeuw).
Interieur met bepleisterde muurdelen en architecturale elementen in zichtbare kalkzandsteen, natuurstenen vloeren uit de tweede helft van de 19de eeuw met in het koor en in de kapellen die de toren flankeren een zwart-witpatroon. Grote spitsboogarcade tussen de toren en het schip van drie traveeën. Ten noorden van de toren bevindt zich de doopkapel en ten zuiden de Sint-Rochuskapel. Midden- en zijbeuken worden van elkaar gescheiden door een geprofileerde spitsboogarcade op laatgotische zuilen met een achtzijdig voetstuk en vrij smal koolbladkapiteel afgelijnd door een achtzijdige abacus. De overwelving van de middenbeuk bestaat uit kruisribgewelven gescheiden door brede gordelbogen verrijkt met cassetten en opgevangen door consoles met classicistische inslag. De meest oostelijke boog is gedateerd “1719”. De zijbeuken zijn overwelfd door middel van kruisribgewelven.
Noord- en zuidtranseptarmen van drie traveeën, overspannen door kruisribgewelven. De kruisribgewelven worden opgevangen door de hoger geplaatste halfkapitelen van de oostelijke beukzuilen en de driekwartzuilen tegen de wanden van de transeptarmen.
Een hoog geprofileerde spitsboog scheidt de kruising van het koor. Het koor wordt overspannen door een kruisribgewelf (1520), waarvan de ribben en gordelbogen doorlopen in kapiteelloze bundelzuiltjes op hoge sokkels. De sacristie en berging zijn overwelfd met een kruisribgewelf.
In de kerk bevinden zich nog verschillende grafstenen. De belangrijkste is de grafkelder van de heren van Horne. Deze grafkelder onder het koor werd tussen 1881 en 1884 geopend bij werken. De kelder bevat vier generaties uit de 17de en 18de eeuw, de eerste bijzetting dateert uit 1650 en de laatste begraving dateert uit 1783 toen het hart van Maria-Theresia werd bijgezet. Verder in het koor nog een grafsteen uit 1780 voor pastoor H.J. Van der Cammen. In het transept tegen de muur ook verschillende grafstenen uit de 17de en 18de eeuw. De derde grafsteen in linkerdwarsbeuk is deze van de zus van Justus Lipsius, Maria Lips en haar man Cornelius Back. In de middenbeuk nog een grafsteen voor een priester.
Auteurs: Verwinnen, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Heilig Hartbeeld
Is deel van
Just. Lipsiusplein
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Martinus [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/40429 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.