Burgerhuis in art-nouveaustijl, voor eigen rekening gebouwd door Arthur Bernaerts, naar een ontwerp uit 1911. De aannemer van wie in Antwerpen bouwprojecten werden teruggevonden uit de jaren 1909 tot 1923, richtte vóór de Eerste Wereldoorlog meerdere panden op in deze wijk. Daartoe behoort een burgerhuis van hetzelfde type aan de Markgravelei. Deze waren vermoedelijk bedoeld als vastgoedinvestering, en bestemd voor verhuur of verkoop.

Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvat de rijwoning een souterrain en vier bouwlagen onder een plat dak. De lijstgevel heeft een parement uit witte Silezische brikken in kruisverband, geaccentueerd door grijze baksteen voor speklagen, ontlastingsbogen en de mozaïeken. Blauwe hardsteen is gebruikt voor de plint, puilijst, lekdrempels, sluitstenen en hoekblokken. Geleed door de puilijst en axiaal van opzet, legt de compositie de klemtoon op de twee hoofdverdiepingen, die worden gemarkeerd door een oplopende, gevelbrede korfboognis met boogveld en sluitsteen. Een nauwelijks uitspringende houten bow-window waarop een smeedijzeren balkonborstwering vult de eerste verdieping, een raampartij de tweede verdieping, beide onderverdeeld door zesledig schrijnwerk met typische roeden. Een regelmatig register van getoogde deur- en vensteropeningen met sluitsteen doorbreekt de begane grond; de topgeleding onderscheidt zich als een soort mezzanine door een register vier getoogde venstertjes, met baksteenmozaïeken op de penanten. Een houten kroonlijst op consoles vormt de gevelbeëindiging. Naast deze veeleer onconventionele ordonnantie met een karakteristieke variatie van boogvormen, komt het art-nouveaukarakter vooral tot uiting in de detaillering, die de geometrische met de zweepslagstijl vermengt. Tot de eerste categorie behoren de mozaïeken van de mezzanine, tot de tweede categorie de typisch geprofileerde sluitstenen en hoekblokken, en het patroon van het smeedwerk. Bewaarde smeedijzeren inkomdeur, souterraintralies en houten vensterschrijnwerk.

De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens de bouwplannen bood het souterrain oorspronkelijk ruimte aan een 'kabinet' en de keuken annex wasplaats, uitgerust met een keukenlift. De gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer en veranda met bovenlicht beslaat de begane grond, geflankeerd door de office in de achterbouw. De eerste verdieping telt twee slaapkamers, een badkamer en een terras. Van de hogere verdiepingen ontbreken de plattegronden in het bouwdossier.