Tijdens het verkennend archeologisch onderzoek werden er 24 boringen in het onderzoeksgebied gezet. Door grote verstoringen en harde ondergronden in het gebied kon het driehoeksgrid niet altijd behouden worden. De opgeboorde sedimenten werden ingezameld en nat gezeefd op een zeef met maaswijdte van 2 mm.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden er zes werkputten, vijf proefsleuven en een kijkvenster, aangelegd. De proefsleuven lagen parallel aan elkaar, hadden een noordwest-zuidoost oriëntatie en hadden een breedte van 2 m. Verschillende delen van het terrein waren niet toegankelijk voor het proefsleuvenonderzoek. 10,32 % van het volledige onderzoeksgebied (ca. 3662 m2) werd onderzocht.
Er werden geen stalen genomen voor verder natuurwetenschappelijk onderzoek.