Zuilenbasiliek met drie beuken van drie ongelijke traveeën en een ingebouwde westtoren.
Van de romaanse kerk uit de 12de eeuw resten de oostelijke delen: voornamelijk het koor met zijn merkwaardige, van architectonische versiering voorziene sluitingsmuur: drie registers verrijkt met boogfriezen van verschillend ritme, opgevangen door lisenen of colonnetten met gebeeldhouwde en van gestileerde motieven voorziene kapitelen en kraagstenen.
Puntgevel voorzien van drie arcades, mogelijk in navolging van de vroegere versiering, met invoeging van een ruw bewerkt bas-reliëf (bisschop of abt Sint-Gillis ?). De alleen bewaarde noordelijke apsis is verfraaid met arcaturen; zuidapsidiool gesloopt voor de oprichting van de moderne sacristie, doch duidelijke sporen bewaard binnenin onder de bepleistering.
Klein transept waarvan de noord- en zuidgevels vrij goed gerestaureerde sporen van boogstellingen rondom de vensters bewaren. Koor en transept overwelfd met kruisgewelven op de ongelijke bogen; recentere(?) tongewelven boven de kruisarmen. Imposten der arcade van het koor verrijkt met rozetten. Blinde hoofdbeuk, geflankeerd door in de 18de eeuw heropgebouwde zijbeuken.
Neogotische toren en bijgebouwen van 1838 door baron de Man (chronogram op de gevel). Restauratie van 1924 (gevelsteen in de zuidelijke transeptarm).
Kerkhof rond de kerk
Mobilair. Onder het doksaal, schilderijen met voorstelling van Heiligen Pieter-en-Paulus (17de eeuw); gepolychromeerd gotisch kruis in de zuidzijbeuk (16de eeuw); Maria met het Kind (16de eeuw); beelden van Sint-Gillis waaronder een gotisch (16de eeuw) en het andere met folkloristische inslag (18de eeuw) in de noordabsidiool; een Sint-Sebastiaan in de beuk (18de eeuw).