De opdracht in april 1936 voor een dubbelwoning met gemeenschappelijke fietsenberging, krijgen Renaat Braem en Marcel Segers van twee schoonbroers, kennissen van Segers. Louis Chantraine is huisschilder en behanger, Willem Vantvelt is letterzetter. Wegens hun beperkte budget - elke woning kost 60 000 frank, bouwgrond inbegrepen - nemen de architecten genoegen met een deel van hun gebruikelijke honorarium. De woning ligt in de wijk Valaar in Wilrijk, waar in 1935 veel nieuwe straten zijn aangelegd.
De plattegrond toont twee bescheiden minimumwoningen in spiegelbeeld. Wat het functionele aspect ervan betreft, is het principe van de machine à habiter van Le Corbusier, bij wie Braem op dit moment stage loopt, niet veraf. De indeling is echter nog vrij conventioneel en eerder vergelijkbaar met de woning Van den Bergh dan met de woning Janssens. Bij het binnenkomen geeft een gang achtereenvolgens toegang tot het ontvangstvertrek en de woonkamer. Hoekramen over de volledige breedte van het vertrek geven zithoek en eethoek zo veel mogelijk lichtinval. Achterin bevinden zich een keuken, een toilet en een koertje. Op de eerste verdieping zijn er drie slaapkamers, een kleine berging en een knutselkamer. In de kelder is ruimte voor een wasplaats en een kolenberging. De fietsenkelder is alleen bereikbaar via een trap achter de middendeur in de voorgevel. De nis voor een kinderwagen in de gang laat licht door in deze ruimte.
De constructie, uitgevoerd door het nog bestaande aannemersbedrijf Van Laere uit Zwijndrecht, is hoofdzakelijk traditioneel, met dragend metselwerk en houten vloer- en dakbalken. Alleen in de voorgevel zitten gevelbrede betonnen overspanningen. Het verdiepte middenportaal heeft een zwarte gepolijste arduinen vloer, die een geheel vormt met de licht inspringende sokkel, waardoor het lijkt alsof de woning wordt opgetild. De twee rijen stalen bandramen, die net als bij eerdere woningen nadrukkelijk uit het vlak springen, benadrukken de horizontale opvatting van de gevel. De gevel onderscheidt zich door een weinig courante helderwitte glaskorrelbezetting, die in het vroege oeuvre van Braem als een stijlkenmerk beschouwd mag worden. Voor het schrijnwerk werd volgens de presentatietekening aan een lichtblauwe kleurstelling gedacht.
De dubbelwoning Chantraine-Vantvelt liep beperkte oorlogsschade op die getrouw werd hersteld. Mettertijd werden beide woningen achteraan uitgebreid, zonder fundamenteel te raken aan de oorspronkelijk structuur. Voor het overige is de dubbelwoning, met name wat de voorgevel betreft intact bewaard. Het oorspronkelijke stalen raamwerk van de vensters en het houten schrijnwerk van de voordeuren, met iets later ijzeren rooster en gehamerde glasplaat in plaats van kleinhouten, is perfect geconserveerd inclusief het hang- en sluitwerk. De in het portaal ingewerkte brievenbussen, huisnummerborden, externe en interne verlichting vormen typische details. In het interieur bleven belangrijke onderdelen als de trap met houten trappaal en stalen buisleuning, alle binnendeuren en een iets latere cementtegelvloer van de gang eveneens bewaard.
Bron: Braeken J. (ed.) 2010: Renaat Braem 1910-2001. Architect, Relicta Monografieën 6. Archeologie, Monumenten en Landschapsonderzoek in Vlaanderen, Brussel.
Auteurs: Van Regenmortel, Eva
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Van Regenmortel E. 2010: Woning Chantraine-Vantvelt [online], https://id.erfgoed.net/teksten/134343 (geraadpleegd op ).
Dubbelwoning Chantraine-Vantvelt 1936
"Daarna kregen wij een interressante opgave. Kennissen van Segers wilden een tweewoonst met een collectieve fietsstalling. De bouwsom was zo beperkt dat wij ons tevreden stelden met een deel van het normale honorarium. We voorzagen effen witte gevels in een glaskorrelbezetting die wij daarna ook aanwendden bij een winkelhuis met kleine appartementen in de buurt van het Jezuïetencollege van Borgerhout;" (Het schoonste land ter wereld)
De dubbelwoning Chantraine-Vantvelt behoort tot een groep van een vijftal woningen die Renaat Braem, tussen het beëindigen van zijn architectuurstudies en het uitbreken van de oorlog, in samenwerking met Marc Segers realiseerde. Het zijn de vingeroefeningen van een jeugdig architect die op dat moment stage loopt bij Le Corbusier, in de ban van de CIAM-doctrine, vervuld van het principe van de minimumwoning, het collectieve ideaal en de systematisering van het bouwbedrijf. Tezelfdertijd vormen deze woningen een waardevol document van de wijze waarop dit hooggestemd gedachtegoed, bij gebrek aan expertise of uit zuinigheid, op een bijna ambachtelijke wijze in praktijk werd gebracht.
Dit geheel van twee volgens spiegelbeeldschema geschakelde rijwoningen van beperkte oppervlakte, werd gebouwd in opdracht van de echtparen Chantraine-Verschueren en Vantvelt-Verschueren. De bouwkost per woning, grond inbegrepen bedroeg 60.000 frank in 1936. De plattegrond voorziet telkens in een bescheiden woonkamer op de begane grond, twee kleine slaapkamers en een berging op de bovenverdieping, geflankeerd door het trappenhuis. Keuken en badkamer bevinden zich boven elkaar in een aanbouw achter het trappenhuis. De gemeenschappelijke fietsenstalling is ondergebracht in het souterrain, toegankelijk via een centrale deur. Opmerkelijk is de afsluitbare nis voor een kinderwagen in de gang en een ruim bovenlicht boven het trappenhuis.
De constructie is nog hoofdzakelijk traditioneel met gemetselde wanden en houten roosteringen. Enkel in de voorgevel werden met meer bravoure gevelbrede betonnen overspanningen toegepast. De gevel is bezet met een helderwitte grove glaskorrelbezetting met een lumineus effect, die nog slechts zelden wordt aangetroffen. Een verdiept middenportaal in gezwart en glad gepolijst arduin, één geheel met een lage, licht inspringende sokkel waarin doorlopende kelderlichten, verleent een krachtig contrast en maakt de gevel los van het grondvlak. Volledig beglaasde, overhoekse erkers die het middenportaal flankeren, de bandramen van de bovenverdieping en de daklijst bepalen de strakke horizontale geleding.
De dubbelwoning Chantraine-Vantvelt liep beperkte oorlogsschade op die getrouw werd hersteld. Mettertijd werden beide woningen achteraan uitgebreid, zonder fundamenteel te raken aan de oorspronkelijk structuur. Voor het overige is de dubbelwoning, met name wat de voorgevel betreft intact bewaard. Het oorspronkelijke stalen raamwerk van de vensters en het houten schrijnwerk van de voordeuren, met iets later ijzeren rooster en gehamerde glasplaat in plaats van kleinhouten, is perfect geconserveerd inclusief het hang- en sluitwerk. De in het portaal ingewerkte brievenbussen, huisnummerborden, externe en interne verlichting vormen typische details. In het interieur bleven belangrijke onderdelen als de trap met houten trappaal en stalen buisleuning, alle binnendeuren en een iets latere cementtegelvloer van de gang eveneens bewaard.
Bron: BRAEM
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2002: Woning Chantraine-Vantvelt [online], https://id.erfgoed.net/teksten/61083 (geraadpleegd op ).
Tweegezinswoning van twee bouwlagen onder plat dak, naar ontwerp van R. Braem in samenwerking met M. Segers van 1936. Rijhuis met beraapte lijstgevel. Doorlopende vensterregisters met op de begane grond centrale, doch verdiepte deuren.
Bron: KENNES H., PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. & HIMLER A. 1992: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nd, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Steyaert, Rita; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Steyaert R. & Kennes H. 1992: Woning Chantraine-Vantvelt [online], https://id.erfgoed.net/teksten/11578 (geraadpleegd op ).