Teksten van Samenvloeiingsgebied Kleine Nete en Aa met westelijke uitlopers van Kempische Heuvelrug

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135373

Het samenvloeiingsgebied van de Kleine Nete en de Aa (geintegreerde tekst) ()

Het ‘Samenvloeiingsgebied van de Kleine Nete en Aa met de westelijke uitlopers van de Kempische Heuvelrug’ ligt tussen de dorpskernen van Grobbendonk, Vorselaar en Herentals. Het gebied omvat de beekvalleien van de Aa en de Kleine Nete, het tussen beide rivieren hoger gelegen interfluvium, het samenvloeiingsgebied van beide rivieren in het westen en de ten zuiden ervan gelegen gronden van de voormalige Britse militaire basis.

De combinatie van de natte, open alluviale beekvalleien met de tussenliggende en aangrenzende hoger gelegen hoofdzakelijk beboste zandgronden zorgt voor een opvallende landschappelijke verscheidenheid. De ondergrond, de bodem, het reliëf en de waterhuishouding liggen aan de basis van dit nog vrij gaaf bewaarde Kempische landschap. De belangrijkste elementen van de oorspronkelijke structuur van het landschap zijn: de alluviale beekvalleien van Kleine Nete en Aa met hun bijbeken; de uitlopers van de Kempische heuvelrug; de landduinen en podzolbodems op de heuvelrug en het verspreid aanwezige veensubstraat in de beekvalleien.

Fysische geografie

Geologie, geomorfogie en reliëf

Het geologische substraat in de provincie Antwerpen bestaat uit losse sedimenten van zand en klei. Door het proces van differentiële erosie werden de zandlagen afgevoerd en bleven de kleilagen als een heuvel in het landschap achter. Zo ontstonden binnen de provincie Antwerpen twee zogenaamde cuesta’s, de cuesta van de Klei van Boom in het zuiden van de provincie en een kleinere cuesta van de Kleien van de Kempen in het noorden. De beide cuesta’s verlopen oost-west en min of meer evenwijdig aan elkaar. Tussen de cuesta’s komt een zeer uitgestrekte depressie voor. Het middengedeelte van de provincie Antwerpen behoort hoofdzakelijk tot deze depressie. Geomorfologisch behoort de ankerplaats tot de depressie van de Schijns-Nete, een laaggelegen gebied waar de topografie zich onder de 20 meter situeert. Een uitzondering hierop vormt de uitloper van de zogenaamde Kempische Heuvelrug (ook de rug van Lichtaart genoemd) die verder oostwaarts van de ankerplaats een hoogte bereikt van 33 meter.

De ondergrond van de vallei van de Kleine Nete en de Aa tussen Grobbendonk en Herentals bestaat hoofdzakelijk uit de formatie van Diest (bovenmioceen). Dit zijn bleekgroene tot bruine kleihoudende zanden, micahoudend en licht glauconiethoudend. In dit gebied ligt deze formatie op een diepte van 0,7 tot 2,5 meter. Het oppervlak valt samen met de erosiebasis van de Kleine Nete en Aa, waarop plaatselijk een dunne laag basisgrind werd afgezet. Het grind scheidt het Diestiaan van het Poederliaan. Deze laatste afzetting bestaat uit ijzer- en fossielhoudende mariene zanden.

De Kempische heuvelrug bestaat uit de Miocene Zanden van Diest. Bij hun afzetting werden verschillende westzuidwest-oostnoordoost gerichte glauconiet zandlichamen gevormd, ongeveer parallel aan de toenmalige kustlijn. De top van deze zandlichamen werd snel door oxidatie van het ijzer verkit. Ze konden beter aan erosie weerstaan dan de tussenin liggende zanden van dezelfde ouderdom. Door de oriëntatie van deze aan erosie meer weerstand biedende heuvels veranderde het rivierpatroon. Van een oorspronkelijk noord-zuid stroomrichting, veranderde het patroon naar een meer noordoost-zuidwest richting: het huidige rivierenpatroon in het gebied.

Tijdens het Pleistoceen werden deze afzettingen bedekt met dekzand. Dit was van niveo-eolische en fluviatiele oorsprong. Tot de belangrijkste formaties binnen dit gebied behoren de volgende elementen. Het bedekt alluvium, een fluviatiele afzetting van het Weichseliaan bestaande uit fijn tot grofzand, vaak grindhoudend en veenrijk. Komt hoofdzakelijk voor langs de Kleine Nete. De Formatie van Wildert, een eolische afzetting van het Pleni-Weichsel, is het meest verspreid in dit gebied en bestaat uit geel en geelgrijs zwak lemig kwartshoudend zand. Het duinzand, een eolische afzetting van het laatpleistoceen en het vroegholoceen, dat bestaat uit geel en geelgrijs kwartshoudend zand. Het omvat verstuivingen van vroeger afgezet dekzand. Het komt voor op de uitlopers van de heuvelrug in de ankerplaats.

Door de Aa en Kleine Nete werden in het latere Holoceen ook klei, venig en siltig fijn zand van de Formatie van Singraven afgezet. Ze zijn het resultaat van recente alluviatie in het bekken van de Grote en Kleine Nete en het Groot Schijn.

Bodem

De bodems in de valleien van de Aa en Kleine Nete bestaan hoofdzakelijk uit nat zandleem en nat zand. Het contrasteert met de drogere zandbodems tussen beide rivieren op de uitlopers van de Kempische Heuvelrug. Op de overgang tussen heuvelrug en valleien komt een strook vochtige zandbodem voor.

De verhevenheid tussen Kleine Nete en Aa bestaat enerzijds voor een zeer groot deel uit duingronden en podzolen en anderzijds uit plaggenbodems, die wijzen op een eeuwenoud landbouwgebruik.

Omwille van de militaire bezetting vond er op de voormalige Britse basis geen bodemkartering plaats. Aan de hand van interpolatie van de aangrenzende gekarteerde delen kan echter afgeleid worden dat in het noordwesten van dit gebied hoofdzakelijk natte zandbodems en in de rest van het militaire domein droge zandbodems met een groot aandeel gefixeerde stuifzanden voorkomen.

Hydrografie en hydrologie

Het ligt voor de hand dat een landschap dat grote delen van de Kleine Nete en de Aa en hun samenvloeiing omvat, sterk beïnvloed wordt door het hydrografisch net.

De valleien zoals we die vandaag aantreffen werden voornamelijk gevormd tijdens de ijstijden. Gedurende de tussenijstijden steeg het zeepeil tot 4 meter boven het huidige peil, waardoor de stroomsnelheid van de rivieren verlaagde en ze hun eigen alluviale vlakte vormden. Gedurende de ijstijden zelf daalde het zeepeil fors onder het huidige peil, waardoor de rivieren zich dan ook dieper in hun eigen alluviale vlakte insneden.

De belangrijkste zijriviertjes of beken zijn de Gravenweidebeek in Grobbendonk, de Tweede en Derde Beek (Oorlandse Loop) in Vorselaar, de Fermerijloop in het Peertsbos in Herentals en de Vuilvoortloop ten zuiden van de Kleine Nete in Herentals.

Een aantal oude meanders langs zowel Kleine Nete en Aa zijn getuigen van een voorheen natuurlijk verloop van de rivieren. Vroegere rechttrekkingen en dijkwerken waren mogelijk, maar de Kleine Nete werd vanaf 1830 voor het eerst grootschalig aangepakt. Dit naar aanleiding van de kanalisatie van de Kempen, die in die periode startte. In een eerste fase werd de rivier gekanaliseerd tussen Lier en Herentals. Aanvankelijk gebeurde de kanalisatie slechts tot Grobbendonk. Op aandringen van de Herentalse gemeenteraad werd ook het gedeelte tot Herentals gekanaliseerd. Dit onder impuls van de lakenfabrikanten, de leerlooierijen, de uitvoer uit de stapelhuizen en de boeren die ijverden voor bevloeiing van hun velden. Op 4 juli 1839 werd de gekanaliseerde Kleine Nete plechtig geopend door Leopold I. Hierdoor ontstond de verbinding van Herentals met de Schelde via de Grote Nete en de Rupel. In een tweede fase werd het kanaal tussen Herentals en Bocholt gegraven. Het werd tussen 1843 en 1846 afgewerkt. In laatste instantie werd het Kempisch Kanaal in 1856 afgewerkt door een nieuwe verbinding te maken tussen de gekanaliseerde Kleine Nete in Grobbendonk en het kanaal Herentals-Bocholt. Dit gedeelte werd in 1940, na de opening van het Albertkanaal, gedempt.

Cultuurhistorie

Archeologische vondsten in het gebied zeggen iets over de menselijke aanwezigheid in dit landschap. Deze vondsten worden geregistreerd in de Centrale Archeologische Inventaris (CAI). De meeste vondsten in de CAI bevinden zich in het westen van het gebied. Dit zijn onder andere de verschillende historische sites: het kasteel en de watermolens van Grobbendonk en de priorij van Troon. De vondsten omvatten oa. middeleeuws en Romeins aardewerk. De oudste vondst bestaat uit lithisch materiaal uit de steentijd, gevonden ter hoogte van de Aa-brug te Vorselaar.

Er vond in het gebied nog geen uitgebreid archeologisch onderzoek plaats. De donken langs de rivieren kunnen sites bevatten van bewoning uit de prehistorie en later. De rivier en zijn alluviale gronden kunnen tevens belangrijk zijn voor vondsten uit de metaaltijden. De duin- en moerasgronden (veen) voornamelijk in het gebied van de Britse basis zijn paleo-ecologisch belangrijk, maar werden nog niet in detail onderzocht.

In het interfluvium kunnen de plaggenbodems op de heuvelrug doen vermoeden dat er zich zeer oude bewoning moet bevinden. Mogelijk hebben recente duinverstuivingen nog voor goed bewaarde archeologische sites gezorgd.

Het gebied ‘Samenvloeiingsgebied van de Kleine Nete en Aa met de westelijke uitlopers van de Kempische Heuvelrug’ kan op basis van landschapskenmerken en bodemgebruik min of meer opgedeeld worden in volgende eenheden:

  • Vallei van de Aa: noordoostelijke deel van het gebied, gelegen tussen de dorpsbebouwing van Vorselaar in het noorden en de bebouwing van de Meivuurstraat in het zuiden. In het oosten begrensd door de Poederleeseweg.
  • Vallei van de Kleine Nete; gelegen rondom de Kleine Nete, in het zuiden begrensd door de straten Lenteheide en Vogelzang, in het noorden door de staat Heiken.
  • Samenvloeiingsgebied van Kleine Nete en Aa: gelegen in het noordwesten van het gebied. Beschermd als cultuurhistorisch landschap in 2005.
  • Het hoger gelegen interfluvium; gelegen tussen de Vallei van de Aa en de Vallei van de Kleine Nete. De omgeving van de straten Heiken, Heikenstraat en Meivuurstraat.
  • Voormalige Britse basis: gebied tussen de straat Troon en het Albertkanaal. Dit gebied kent een specifieke en eigen geschiedenis die gelinkt is aan de in 1414 gestichte priorij Onze-Lieve-Vrouw-Ten-Troon priorij en de latere Britse Militaire basis op dit domein. Beschermd als cultuurhistorisch landschap in 1997.
Vallei van de Aa

Het valleigebied van de Aa strekt zich uit van het noorden van Turnhout tot Grobbendonk, waar de rivier uitmondt in de Kleine Nete. Vanaf de oostgrens van de ankerplaats (Poederleeseweg) tot aan de Dijksebaan verdubbelt de vallei in breedte (circa 400 meter aan de Aa-brug tot circa 800 meter aan de Dijksebaan). De rivier is de belangrijkste bijrivier van de Kleine Nete.

Historiek

Op historische kaarten is de evolutie van het gebied goed te volgen. Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Graaf de Ferraris (1770-1777) vallen meteen de natte beemden langs de meanderende rivier op, zowel ten noorden als ten zuiden ervan. Vreemd genoeg is er wel een verschil in perceelsgrootte tussen de noordelijke en zuidelijke oever. Ten noorden van de rivier zijn de percelen meestal groter dan die ten zuiden van de Aa. Een stelsel van grachten begrensd door houtkanten lijken te wijzen op een oud landbouwgebruik, namelijk de bevloeiing van graslanden. Ten zuiden van de Aa komen ook sporadisch enkele akkers voor. Aan de huidige Poederleeseweg in het oosten van het gebied bevindt zich een blok van acht door houtkanten omgeven akkers. Een drietal percelen ten noorden van de Aa zijn ijl bebost. De verbindingsweg (noord-zuid lopend) tussen het dorpscentrum van Vorselaar en de Priorij De Troon bestaat reeds (huidige Dijkbeemdenweg – Heiken) en is voor een groot gedeelte langs beide zijde van de weg voorzien van bomen.

Op de kaart van Vandermaelen (1854) zijn er weinig veranderingen merkbaar in dit gedeelte van het gebied. De volledige vallei van de Aa wordt voorgesteld als beemdenlandschap, met uitzondering van een aantal percelen ten noorden van de Aa en aansluitend bij het groter wordende dorpscentrum van Vorselaar. Ze worden niet meer als grasland gekarteerd, maar als akkergrond.

Op de topografische kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (1870 en 1909) blijft het beemdenlandschap (ten zuiden van de Aa nog steeds meer door houtkanten omgeven) behouden. Een opvallend verschil is echter merkbaar in het verloop van de rivier. Op de kaart van 1909 is de Aa op sommige plaatsen rechtgetrokken. De kaart van 1870 laat duidelijk meer meanders zien.

De topografische kaart van het Militair Geografisch Instituut uit 1949 (een herziening van de kaart van 1935) toont nog steeds het fraaie beemdenlandschap, maar met minder houtkanten dat op de vorige kaarten. Ten zuiden van de rivier verschijnt een eerste kleine waterplas (visvijver?). De luchtfoto uit 1971 geeft min of meer hetzelfde landschapsbeeld. Het aandeel akker lijkt toe te nemen, ten koste van grasland en een aantal percelen werden ook in vergelijking met vorige kaart bebost. Op de luchtfoto van 1990 valt de verdere kaalslag van de lineaire landschapselementen op. Bovendien zijn op de eerste luchtbeeld duidelijk de aanplantingen van populierenbos te zien op een aantal percelen. Het aandeel akkers is verder toegenomen.

Huidig bodemgebruik

Een vergelijking van de recente luchtfoto van 2007 met de luchtfoto uit 1990 toont geen grote verschillen meer in de structuur van het gebied. Het valleigebied bestaat grotendeels uit als dan niet tijdelijke graslanden en akkers. Lineaire landschapselementen zijn nog aanwezig, maar het dichte netwerk van in het begin van de 20ste eeuw is verdwenen. Waar de landbouw niet actief is, verschijnen ruigten (niet meer beheerde hooilanden) en populieraanplantingen. Het resultaat is een open valleilandschap hier en daar onderbroken door bomenrijen of houtkanten en populieraanplantingen.

Vallei van de Kleine Nete

De Vallei van de Kleine Nete strekt zich uit van de bossen van het BLOSO-domein in Herentals tot aan de Dijksebaan-Heiken (Netebrug). Het is een bijzonder waardevol kleinschalig natuur- en landbouwlandschap.

Historiek

Op de Kabinetskaart van de Ferraris (1771-1777) wordt de meanderende rivier begeleid door natte beemden en kleine akkers. In vergelijking met de Aa-vallei is het aandeel bos in de Netevallei echter groter, zowel ten noorden van de rivier als ten zuiden ervan. De rivier vormt de grens met de hoger gelegen duinrug (Haen huvel), die voor een groot gedeelte al in cultuur is gebracht (grote akkerpercelen rondom een aantal hoeven) De overgang naar de rivier bestaat uit een gemengd bos. Parallel, ten zuiden van de Kleine Nete, loopt een weg die aan beide zijden door bomen wordt begeleid (de huidige straat Vuilvoort).

Grote veranderingen zijn zichtbaar op de kaart van Vandermaelen (1854). De eerste resultaten van de ‘kanalisatie van de Kempen’ zijn immers op dit kaartblad te zien. De Kleine Nete werd vanaf 1830 tussen Lier en Herentals gekanaliseerd. De voordien sterk meanderende rivier heeft een strakker stroompatroon, omdat een aantal meanders zijn doorsneden. Het meest opvallend is het verschijnen van het kanaal Herentals-Bocholt (of het Kempisch Kanaal), dat ten noordwesten van Herentals wordt verbonden met de gekanaliseerde Kleine Nete. Een andere nieuwigheid die al op de kaart in lichte overdruk wordt getoond is (maar wellicht bij optekenen en uitgave van de kaart nog niet is uitgevoerd) is een verbinding tussen de Kleine Nete vanaf de priorij den Troon en het pas gegraven Kempisch Kanaal. Het beemden- en boslandschap blijft ongeacht deze ingrijpende werken behouden.

Op de topografische kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (1870 en 1909) verandert er weinig aan het landschapsbeeld, met uitzondering van de effectief gerealiseerde verbinding tussen Kleine Nete en het Kempisch Kanaal. Een belangrijk verschil met de noordelijk gelegen vallei van de Aa, is dat de vallei van de Kleine Nete minder open oogt door de verspreide ligging van kleine bospercelen, natte graslanden en akkers. Laatstgenoemde zijn duidelijk nog door houtkanten omzoomd. De topografische kaart van het Militair Geografisch Instituut uit 1935 toont nog steeds het kleinschalige compartimentenlandschap van de vallei.

De luchtfoto uit 1971 geeft min of meer hetzelfde landschapsbeeld. Voor het eerst zijn duidelijk een aantal woningen langsheen Vuilvoort op te merken. Het verbindingskanaal tussen Kleine Nete en Kempisch Kanaal is gedempt en blijft als verbindingsweg achter. Er verschijnen duidelijk gaten in het netwerk van houtkanten en bomenrijen. Op de luchtfoto van 1990 valt de verdere kaalslag van de lineaire landschapselementen op. Tussen het gedempt verbindingskanaal en de Kleine Nete wordt een zuiveringsstation gebouwd.

Huidig bodemgebruik

Een vergelijking van de recente luchtfoto van 2007 met de luchtfoto uit 1990 toont geen grote verschillen meer in de structuur van het gebied. Het valleigebied bestaat grotendeels uit een verwevenheid van al dan niet tijdelijke graslanden, akkers, populieraanplantingen, valleibosjes en verspreide (plaatselijk geclusterde) bebouwing langsheen Vuilvoort. Lineaire landschapselementen zijn nog aanwezig, maar het dense netwerk van in het begin van de 20ste eeuw is verdwenen.

Samenvloeiingsgebied van Kleine Nete en Aa

Het samenvloeiingsgebied van Kleine Nete en Aa bevindt zich tussen de Dijksebaan-Heiken (oosten), centrum van Vorselaar (noorden), centrum van Grobbendonk (westen) en het militair domein van Grobbendonk (zuiden). Dit deelgebied, met graslanden en bossen en waardevol bouwkundig erfgoed, zoals de watermolen en de resten van het voormalig kasteel van Grobbendonk is de historische kern van de ankerplaats.

Historiek

Het samenvloeiingsgebied van Kleine Nete en Aa is op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Graaf de Ferraris (1771-1777) een kluwen van beekjes en rivieren ten zuiden en ten oosten van respectievelijk de dorpscentra van Vorselaer en Ouwen et Grobbendonck. Op het punt van samenvloeien van Nete en Aa staat de huidige watermolen reeds ingetekend, evenals een aantal hoevegebouwen. De watermolen was een banmolen en werd voor de eerste keer vermeld in 1254, als eigendom van de heren van Grobbendonk en de Sint-Bernardsabdij van Hemiksem. De molen werd meermaals afgebrand en vernield, onder andere in 1268, 1597 en 1919. De site bestaat eigenlijk uit twee molens of raderen, een graan- en een oliemolen. De molen is gelegen op de Kleine Nete en door de grote watertoevoer was een degelijk sluizenstelsel nodig. De huidige molengebouwen dateren uit de 17de eeuw, maar kende meerdere aanpassingen en vernieuwingen. De molenaarswoning en bijgebouwen dateren uit de tweede helft van de 19de eeuw.

Aanpalend, tussen Nete en Aa, bevond zich het kasteel van Grobbendonk. De oudste vermelding van het kasteel dateert uit de 12de, 13de eeuw en was eigendom van de toemalige heren van Grobbendonk. In de 16de eeuw werd de waterburcht herbouwd, na brand en plunderingen. Tijdens de Franse Revolutie werd het kasteel echter weer verwoest en bleven alleen de voorgebouwen van het kasteel bewaard. Dit zijn ook de gebouwen die vandaag nog zichtbaar zijn. Sinds 1617 is het domein in eigendom van de familie d’Ursel die de gebouwen als hoeve verpacht. Een dreef bestaande uit een dubbele bomenrij vormt de toegang tot het kasteel vanuit het centrum van Grobbendonk.

Op de Ferrariskaart worden beide rivieren en hun bijlopen begeleid door natte graslanden omgeven door houtkanten. Het grootste gedeelte van dit deelgebied bestaat dan nog uit een open heide, waarin verspreid bosjes voorkomen. Op de kaart van Vandermaelen (1854) zijn de weinige veranderingen het verder in cultuur brengen van de heidegronden. De oppervlakte aan beemden neemt verder uitbreiding.

Op de topografische kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (1870 en 1909) valt op dat er van het oorspronkelijke heidebegroeiing niets meer over blijft. Graslanden en akkers bepalen het uitzicht.

De topografische kaart van het Militair Geografisch Instituut uit 1950 (een herziening van de kaart van 1935) toont nog steeds het beemdenlandschap. Het aandeel akkerland is wel kleiner geworden ten voordele van grasland. In vergelijking met de vallei van de Aa en de Kleine Nete blijft het netwerk van kleine landschapselementen behouden. Op de luchtfoto’s van 1971 en 1990 valt op hoe stabiel het landschap is gebleven. Akkers nemen in het zuiden van het deelgebied meer uitbreiding.

Huidig bodemgebruik

De hierboven summier beschreven landschapsgeschiedenis laat zien dat het landschap in dit deelgebied in grote mate stabiel bleef. Vandaag is het nog steeds een open valleilandschap met graslanden, ruigten, akkers, Canadapopulieren, broekbos, drassige aardewegen, greppels, beken en bomenrijen. De omgeving van de watermolen en het kasteel blijft de historische kern van dit deelgebied en de ankerplaats uitmaken.

Het hoger gelegen interfluvium

Het interfluvium tussen de Aa en Kleine Nete is op ongeveer 15m TAW een stuk hoger gelegen dan de valleien met ongeveer 10m TAW. Het gebied is de natuurlijke uitloper van de Kempische heuvelrug en is voor een zeer groot deel bebost.

Historiek

Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Graaf de Ferraris (1771-1777) bestaat het zuidelijk deel van dit deelgebied uit bos. Het noordelijk deel bestaat voor een groot deel nog uit niet-ontgonnen heide. Ter hoogte van het Heiken zijn rondom een aantal hoeven de oorspronkelijke heidegronden omgevormd door houtkanten en bomenrijen omgeven akkers. Op de kaart van Vandermaelen (1854) blijft deze situatie min of meer behouden. Opvallend is wel dat meer percelen zijn bebost op de top van de heuvelrug.

Op de topografische kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (1870 en 1909) neemt het aandeel bos stelselmatig verder uitbreiding, voornamelijk in het zuidelijk deel van het deelgebied. In het noordelijk deel neemt het aandeel akker en grasland toe. De topografische kaart van het Militair Geografisch Instituut uit 1935 toont het nagenoeg volledig beboste zuidelijk deel van de ankerplaats, terwijl het noordelijk deel een compartimentenlandschap is van afwisselend akker, bos en een kleiner aandeel grasland.

De luchtfoto uit 1971 geeft min of meer hetzelfde landschapsbeeld, maar het valt op dat het kenmerkende patroon van kleine landschapselementen in het noordelijk deel van deelgebied in oppervlakte vermindert. De sportterreinen aan de oostzijde van de ankerplaats verschijnen. Op de luchtfoto van 1990 zijn er geen ingrijpende wijzigingen merkbaar.

Huidig bodemgebruik

Het bodemgebruik bleef de laatste decennia vrij stabiel: het zuidelijk deel wordt gedomineerd door gesloten naald- en loofbos. Het noordelijk deel werd meer in cultuur gebracht voor landbouwdoeleinden. Van de oorspronkelijke heide is in het deelgebied niets meer terug te vinden.

Voormalige Britse basis

Het gebied van de voormalige Britse basis strekt zich uit van Herentals tot Grobbendonk tussen de Kleine Nete en het Albertkanaal. Het gebied wordt begrensd door de ‘gedempte vaart’ (vroeger deel van het Kempisch Kanaal), de oude militaire spoorlijn tussen Herentals en Grobbendonk en de verbindingsweg voor plaatselijk verkeer tussen Grobbendonk en Herentals (Lenteheide en Troon) in het noorden, het fabrieksgebouw van De Beukelaer in het oosten, het Albertkanaal in het zuiden en de NATO-basis van Grobbendonk in het westen.

De voormalige Britse basis ligt in het bekken van de Kleine Nete, maar de hydrografie werd sterk antropogeen beïnvloed, onder meer door de aanleg van het Kempisch kanaal in het noorden en van het Albertkanaal in het zuiden. In het domein zelf ligt slechts één waterloop, namelijk de gracht rond de priorij, die langs de noordelijke grensweg verder afwatert naar de Kleine Nete in westelijke richting. De gemiddelde hoogte bedraagt 10 tot 11 meter +TAW, met plaatselijke stuifzanden en enkele antropogene terreinophogingen (bijvoorbeeld taluds) tot enkele meters boven het maaiveld.

Historiek

Belangrijk voor dit gebied was de vestiging van de priorij Onze-Lieve-Vrouw-Ten-Troon, in 1414 aan de oude weg van Grobbendonk naar Herentals op een donk (Hulsdonk) langs de Kleine Nete. De priorij werd gesticht door ridder Arnold (of Aert) van Crayenhem en vrouwe Johanne van Steyvoort. De priorij behoorde tot de Windesheimerorde (augustijnen) en kende een nieuwe bloei na de vernietiging en plunderingen van 1572-1579. In die periode waren er drie grote eigenaars in het gebied: één derde behoorde toe aan de kerk van Ouwen (Grobbendonk) en werd naar de patroonheilige Sint-Lambrechtsheide genoemd (het betreft vooral het zuidwestelijk deel); 150 hectare was door de heren van Grobbendonk in de 15de eeuw aan de priorij geschonken (op de Netemeander die langs de gebouwen stroomde had de priorij een watermolen gebouwd, de Nieuwe Molen); andere gronden behoorden toe aan de heren van Grobbendonk. Tijdens de Franse Revolutie werd de priorij verbeurd verklaard. Naderhand werd het complex in gebruik genomen als hoeve, waarbij de kerk als schuur werd ingericht. In 1898 werd de kerk definitief door brand verwoest. In 1931 werd de kerkruïne aangekocht door Floris Prims, die ze in 1950 overmaakte aan het aartsbisdom Mechelen. In 1992 werd het volledige goed overgedragen aan de gemeente Grobbendonk, die het beheer op haar beurt overdroeg aan de natuurvereniging v.z.w. ‘De IJsvogel’. Van de oorspronkelijke gebouwen, die teruggaan tot de 15de eeuw, resten nog de kerkruïne van de in 1418 ingewijde georiënteerde zaalkerk, de oostelijke kloostervleugel met oorspronkelijk de kapittelzaal, het dormitorium, de refter, de keuken en de kelders (anno 2001 tot woning verbouwd) en de afsluitingsmuur met ingangspoort.

In 1875 werd het grootste deel van het domein van de priorij door de Antwerpse scheepsreder en groothandelaar Huger gekocht, die in het zuiden nabij Meergoren (ten zuiden van het domein van de voormalige Britse basis) in 1878 het kasteel het Goorhof bouwde. Eind 19de eeuw kwam een deel van het domein in handen van Emma De Vries, dochter van Louis De Vries, gewezen notaris te en burgemeester van Grobbendonk. Zij bezat de eigendom die ongeveer overeenkomt met de area’s B, D en E van de voormalige Britse basis, rond de vroegere visvijver van de abdij.

Aanvankelijk stond nabij deze vijver een boswachterswoning, waarbij in 1906 een jachtpaviljoen - het Kalkhovenhof - werd gebouwd. De naam Kalkhovenhof verwijst naar de in die periode nog aanwezige kalkovens van de abdij. Dit paviljoen werd later nog vergroot en uitgebreid met onder meer een koetshuis, zodat het meer de allures van een kasteeltje kreeg. Emma De Vries, gehuwd met A. Van Nuffel, kreeg twee dochters, Andrée en Marguerite. Zij huwden met twee broers, respectievelijk met Leon en Victor Micha. Leon Micha bezat de Troon met 20 tot 30 hectare grond in noordelijke richting. Victor Micha bezat het Kalkhovenhof met ongeveer 12 hectare grond.

Op de topografische kaart van het Institut Cartographique Militaire van 1923 (terreinopname in 1909) wordt het gebied gevormd door het Verbindingskanaal van de Maas tot de Schelde, met zwaaikommen en een sluis ter hoogte van de Troon. Talrijke nieuwe wegen, waarvan een groot aantal dreven, doorkruisen het landschap. Eén van de belangrijkste wegen is de dreef van het oud sashuis (bij “Pont n° 5”) tot aan het kasteel van Hüger (later van Namur). Deze dreef is nog steeds aanwezig, zij het met een onderbreking ter hoogte van het Albertkanaal. Opvallend is de vijver genaamd “Goorkens” in het oosten, waar tot voor de aanleg van het Albertkanaal in gezwommen werd. Ten (zuid)oosten hiervan lag weiland. Voornamelijk ten zuiden van de Troon situeerden zich een aantal duinrestanten, terwijl ten zuidwesten van de Troon meer akkers en bebouwing te zien zijn, onder meer het kasteeltje met boswachterswoning van de familie Micha en de hoeve van de familie E. Nuyts.

Koning Leopold III en koningin Astrid openden het nieuwe, 50 meter brede Albertkanaal in 1934. Tijdens de werken aan dit kanaal bestond een verbindingskanaaltje (werkkanaaltje) met het Kempisch Kanaal, waarvan nu nog de resten zichtbaar zijn tussen de terreinen van het fabrieksgebouw van De Beukelaer en de oostelijke grens van het militair domein.

In 1951, na onteigening van de gronden, werd dit gebied ingericht en uitgerust als militair domein voor de Britten. Hierbij werden allerlei infrastructuurwerken uitgevoerd voor de aanleg van onder meer wegen in asfalt en beton, betonnen platforms voor olietanks, diepe, vierkante blusputten, loodsen, magazijnen, stallen en (beperkte) huisvesting voor militairen. Op het gedempt Kempisch Kanaal werd een spoorlijn naar Herentals aangelegd. Het Kalkhovenhof werd gebruikt als officiersmess. Naarmate de jaren vorderden kreeg het domein ook een aantal paramilitaire bestemmingen: schietoefeningen door rijkswacht en politie, rijden met militaire veteranenvoertuigen, scoutskampen, jumpings, enzovoort. Ondertussen verdwenen al een groot aantal gebouwen, onder andere het Kalkhovenhof en de boswachterwoning, andere raakten in onbruik en bijgevolg in verval. In 1992 werd het militair domein overgedragen aan het Ministerie van Landsverdediging. Sinds 2003 wordt het domein beheerd door het Agentschap Natuur en Bos, waarbij vooral wordt ingezet op het herstel van de heide.

Evolutie van het bodemgebruik

Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) bestond het gebied van de Britse basis voornamelijk uit akkers omgeven door houtkanten en bos in het noorden (nabij de Troon), beemden en bossen ten zuiden van de Troon, droge heide met twee zuidwest-noordoost gerichte, langwerpige duinen en een ondoordringbaar moerasje in het oostelijk deel, naaldbosjes en loofbos in het zuidoostelijk deel en uitgestrekte heide (“Doulandsche Heyde”) met één groot akkerperceel omgeven door bomenrijen, twee naaldbospercelen en twee ondoordringbare moerassen in het westen. De site van de Troon bestond naast een aantal gebouwen hoofdzaak uit akkers, bosjes en een duidelijk op de kaart herkenbare visvijver. Opvallend zijn drie wegen die in noordwest-zuidoostelijke richting verlopen: een weg van het kasteel van Grobbendonk naar Meerhoeven, één van de Troon naar Meerhoeven en een verbinding tussen de Troon en Wolfste (Herentals).

Op de kaart van Vandermaelen (1846-1854) is duidelijk te zien dat het gedeelte van het Kempisch Kanaal tussen de Bist Brug in Grobbendonk en de Troon reeds is aangelegd. Stroomopwaarts van de Troon wordt het tracé van het Kempisch Kanaal ten zuiden van de gekanaliseerde Kleine Nete aangeduid. Rond 1850 bestond dit gebied voornamelijk uit uitgestrekte heidegebieden met in het westen een aantal grotere percelen naaldbos en in het oosten meer loofbos, gras- of hooiland en een uitgestrekt moeras (later waarschijnlijk de Goorkens). Ten zuiden en net ten zuidwesten van de Troon liggen nog een aantal moerassen en/of vijvers, terwijl een opvallend langwerpige duin zich van zuidwest naar noordoost uitstrekt ongeveer ten zuiden van de Troon. Opvallend detail is de aanduiding van de “cabane Zwarte Vos” in het westen.

Op de topografische kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (1870 en 1909) blijft dit landschapsbeeld behouden: een bebost gebied met een open gedeelte rondom De Troon en een halfopen moeras- en bosgebied in het oosten. De topografische kaart van het Militair Geografisch Instituut uit 1949 (een herziening van de kaart van 1935) toont nog steeds het beboste landschap met landduinen en het opener moerasgebied rondom De Goorkens.

De luchtfoto’s van 1971 en 1990 tonen de meest ingrijpende verandering: militaire infrastructuur verschijnt. Het bestaat uit een netwerk van betonwegen en asfalt, betonnen platforms voor olietanks, diepe blusputten, loodsen, magazijnen, stallen en woningen. Ook een spoorlijn op het gedempte Kempisch Kanaal verschijnt.

Huidig bodemgebruik

De voormalige Britse basis is een zeer bosrijk gebied tussen de vallei van de Kleine Nete en het Albertkanaal. De naaldbossen zijn overwegend dominant aanwezig, met voornamelijk grove en Corsicaanse den, maar plaatselijk komen ook uitgestrekte loofbossen voor, zoals bijvoorbeeld in het zuiden en het oosten van dit gebied. Meestal gaat het dan om eiken-berkenbos, de climaxvegetatie van de streek, soms vergezeld van Amerikaanse eik. De beboste landduinen vormen een belangrijk landschapsrelict in dit gebied. Op en aan de talrijke aardewegen, paden en bermen overheersen tredplanten en ruigten. In het westelijk deel van de Britse basis en ten zuiden van de Troon liggen een aantal graslanden, gaande van voedselarme graslanden op droge grond tot matig bemeste graslanden op vochtige grond. Vooral nabij de westelijke grens domineert de droge heide, tot onder de naaldbomen. Binnen de boscomplexen resteren nog een aantal natte heiden, laagveenmoerassen en oligotrofe vennen. Tenslotte zijn er nog de verlandingsvegetaties en wilgenstruwelen, voornamelijk in het noordoosten van het gebied. Dit vegetatietype kan opgedeeld worden in zoete, matig voedselrijke, stagnerende of lichtstromende, ondiepe tot diepe wateren en verlandingsvegetaties in zoute, voedselrijke, stromende of periodiek droogvallende wateren. Een laatste opvallend landschapselement is de monumentale beukendreef.

Bij inventarisaties ten tijde van de bescherming (1997) werden verschillende voor de streek zeldzame plantensoorten waargenomen. In de bossen komen onder andere muskuskruid (Adoxa moschatellina), gewoon vingerhoedskruid (Digitalis pupurea) en bosanemoon (Anemone nemorosa) voor; op de droge gronden wordt ruige scheefkelk (Arabis hirsuta) aangetroffen. In de moerassen en langs de oevers groeien dan weer slangenwortel (Calla palustris) en moerassterrenkroos (Callitriche stagnalis). In de graslanden en struiken wordt dolle kervel (Chaerophyllum temulum) aangetroffen. Gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata) kan voorkomen in de graslanden of heide. De voormalige Britse basis heeft ook een zeer rijke mossenflora, met onder andere echt vetmos, goudkorrelmos, lichtrandmos, gewoon kantmos en violet trapmos.

De fauna binnen het gebied kent enkele bijzonderheden, soms gekoppeld aan de specifieke biotopen van de voormalige basis. Onderstaande beschrijving van de aanwezige fauna werd opgesteld ten tijde van de bescherming (1997).

Voor de zoogdieren is het grote aantal reeën en de aanwezigheid van meerdere vossenburchten in dit gebied opvallend. Verder komen nog hazen, konijnen, hermelijnen, wezels en bunzingen voor. De diepe, betonnen brandblusputten nabij de brandstoftankplatformen vormen een ideaal biotoop voor amfibieën zoals de groene en bruine kikker, heikikker, Alpenwatersalamander, kleine watersalamander en kleine levendbarende hagedis.

Naast de algemene broedvogels uit de streek komen volgende minder algemene broedvogels voor: bosuil, ransuil, steenuil, boomvalk, torenvalk, buizerd, kleine, bonte specht, holenduif, zomertaling, wintertaling, bosrietzanger en kleine karekiet. Verder is er een grote kauwenkolonie waargenomen en vormt de voormalige Britse basis het grootste broedgebied voor nachtegalen uit de streek. Dit gebied herbergt ook een zeer hoog aantal vlinders, met soorten als de bonte bessenvlinder, porseleinvlinder, kleine vos, oranje iepentakvlinder, koevinkje, landkaartje, oranjetip, grote beer, gamma-uil, berkenspanner en groentje.

  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.
  • Atlas Cadastral parcellaire de la Belgique, Philippe-Christian Popp, uitgegeven in 1842-1879, schaal 1:5.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven in 1846-1854, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Eerste editie, Krijgsdepot, uitgegeven in 1865-1880, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Tweede editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1880-1884, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1889-1900, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Herziening derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1900-1930, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1928-1950, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Geografisch Instituut, uitgegeven in 1949-1970, schaal 1:25.000.
  • Aero Survey. 1971: Orthofotoplan, schaal 1:10.000, kaartbladen16/b/5 (Vorselaar), 16/c/4 (Grobbendonk) en 16/c/5 (Herentals).
  • Eurosense. 1990: Orthofotoplan, schaal 1:10.000, kaartbladen 16/2/4 (Grobbendonk (Grobbendonk)), 16/3/3 (Vorselaar(Vorselaar)) en 16/7/1 (Herentals (Herentals)).

  • Agentschap Natuur en Bos - Danah-project [online], Danah projecten (geraadpleegd op 19 december 2014).
  • ARCADIS GEDAS. 2006: Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Grobbendonk, Grobbendonk.
  • BAEYENS L. 1992: Summier landschappelijk verslag van de Britse Basis te Grobbendonk, Ongepubliceerd rapport, s.l..
  • HERMY M. & DE BLUST G. 1997: Punten en lijnen in het landschap, Brugge.
  • HOFKENS E. & ROOSENS I. (eds.) 2001: Nieuwe impulsen voor de landschapszorg. De landschapsatlas, baken voor een verruimd beleid, Brussel.
  • IOK. 2006: Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan gemeente Vorselaar, Geel.
  • KENNIS H. & STEYEART R. 2001: Bouwen door de eeuwen heen: inventaris van het cultuurbezit in België architectuur. 16n3: Provincie Antwerpen, arrondissement Turnhout, kanton Herentals, Turnhout.
  • MEESTERS L. 1995: De vallei van de Kleine Nete en de Aa tussen Grobbendonk en Herentals. Monumenten, Landschappen & Archeologie 14.4, 36-49.
  • MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, AFDELING MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN 2002: Landschapskenmerkenkaart. Digitale Vectoriële bestanden, cd-rom, Brussel.
  • MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, AFDELING MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN 2001: Atlas van de relicten van traditionele landschappen in Vlaanderen (Landschapsatlas), cd-rom, Brussel.
  • MUNAUT A. & PAULISSEN J. 1973: Evolution et paléo-écologie de la vallée de la Petite Nèthe au cours du Post-Würm (Belgique), Annales de la Société Géologique de Belgique 96, 301-348.
  • Onroerend Erfgoed Antwerpen 1997: Beschermingsdossier DA002040, De voormalige Britse basis (L. MEESTERS).
  • Ruimte & Erfgoed 2012: Aanduidingsdossier ankerplaats ‘Het samenvloeiingsgebied van de Kleine Nete en de Aa met de westelijke uitlopers van de Kempische heuvelrug’, definitieve aanduiding 10/12/2012. Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
  • STAD HERENTALS 2009: Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan stad Herentals, Herentals.

Auteurs:  de Haan, Aukje; Meesters, Ludo; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Samenvloeiingsgebied Kleine Nete en Aa met westelijke uitlopers van Kempische Heuvelrug [online], https://id.erfgoed.net/teksten/298902 (geraadpleegd op ).


Britse Basis (tekst beschermingsfiche) ()

De terreinen van de voormalige Britse basis, verwijzend naar de Britse aanwezigheid tussen 1951 en 1992, worden gekenmerkt door een complex van uitgestrekte loof- en naaldbossen, afgewisseld met een aantal open graslanden, heide, moerassen en struwelen. De kleine oppervlakten heide vormen restanten van een oorspronkelijk uitgestrekt heidegebied te Grobbendonk en Herentals. In het gebied bevinden zich enkele belangrijke historische relicten, zoals de relicten van de in 1414 gestichte priorij Onze-Lieve-Vrouw-Ten-Troon.

Fysische geografie

Topografie

Het gebied van de voormalige Britse basis strekt zich uit van Herentals tot Grobbendonk tussen de Kleine Nete en het Albertkanaal. Het gebied wordt begrensd door de ‘gedempte vaart’ (vroeger deel van het Kempisch Kanaal), de oude militaire spoorlijn tussen Herentals en Grobbendonk en de verbindingsweg voor plaatselijk verkeer tussen Grobbendonk en Herentals (Lenteheide en Troon) in het noorden, het fabrieksgebouw van De Beukelaer in het oosten, het Albertkanaal in het zuiden en de NATO-basis van Grobbendonk in het westen.

De voormalige Britse basis ligt in het bekken van de Kleine Nete, maar de hydrografie werd sterk antropogeen beïnvloed, onder meer door de aanleg van het Kempisch kanaal in het noorden en van het Albertkanaal in het zuiden. In het domein zelf ligt slechts één waterloop, namelijk de gracht rond de priorij, die langs de noordelijke grensweg verder afwatert naar de Kleine Nete in westelijke richting. De gemiddelde hoogte bedraagt 10 tot 11 meter +TAW, met plaatselijke stuifzanden en enkele antropogene terreinophogingen (bijvoorbeeld taluds) tot enkele meters boven het maaiveld.

Bodem en geologie

De tertiair-geologische kaart geeft aan dat in dit gebied de bleekgroene tot bruine, klei-, mica- en licht glauconiethoudende zanden van de Formatie van Diest (mioceen, 23,8 tot 5,3 miljoen jaar geleden) primeren. Tijdens het pleistoceen (2,6 miljoen tot 10 000 jaar geleden) werd dit pakket bedekt door dekzand van niveo-eolische of fluviatiele oorsprong. Gedurende het holoceen (10 000 jaar geleden tot heden) was er nog een fase van duinvorming door het opwaaien van dekzanden.

Omwille van de militaire bezetting werd de voormalige Britse basis niet ingekleurd op de 20ste-eeuwse bodemkaarten. Aan de hand van interpolatie van de aangrenzende gekarteerde delen kan echter afgeleid worden dat in het noordwesten van dit gebied hoofdzakelijk natte zandbodems en in de rest van het militaire domein droge zandbodems met een groot aandeel gefixeerde stuifzanden voorkomen.

Vegetatie

De voormalige Britse basis is een zeer bosrijk gebied tussen de vallei van de Kleine Nete en het Albertkanaal. De naaldbossen zijn overwegend dominant aanwezig, met voornamelijk grove en Corsicaanse den, maar plaatselijk komen ook uitgestrekte loofbossen voor, zoals bijvoorbeeld in het zuiden en het oosten van dit gebied. Meestal gaat het dan om eiken-berkenbos, de climaxvegetatie van de streek, soms vergezeld van Amerikaanse eik. De beboste landduinen vormen een belangrijk landschapsrelict in dit gebied. Op en aan de talrijke aardewegen, paden en bermen overheersen tredplanten en ruigten. In het westelijk deel van de Britse basis en ten zuiden van de Troon liggen een aantal graslanden, gaande van voedselarme graslanden op droge grond tot matig bemeste graslanden op vochtige grond. Vooral nabij de westelijke grens domineert de droge heide, tot onder de naaldbomen. Binnen de boscomplexen resteren nog een aantal natte heiden, laagveenmoerassen en oligotrofe vennen. Tenslotte zijn er nog de verlandingsvegetaties en wilgenstruwelen, voornamelijk in het noordoosten van het gebied. Dit vegetatietype kan opgedeeld worden in zoete, matig voedselrijke, stagnerende of lichtstromende, ondiepe tot diepe wateren en verlandingsvegetaties in zoute, voedselrijke, stromende of periodiek droogvallende wateren. Een laatste opvallend landschapselement is de monumentale beukendreef.

Bij inventarisaties ten tijde van de bescherming (1997) werden verschillende voor de streek zeldzame plantensoorten waargenomen. In de bossen komen onder andere muskuskruid (Adoxa moschatellina), gewoon vingerhoedskruid (Digitalis pupurea) en bosanemoon (Anemone nemorosa) voor; op de droge gronden wordt ruige scheefkelk (Arabis hirsuta) aangetroffen. In de moerassen en langs de oevers groeien dan weer slangenwortel (Calla palustris) en moerassterrenkroos (Callitriche stagnalis). In de graslanden en struiken wordt dolle kervel (Chaerophyllum temulum) aangetroffen. Gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata) kan voorkomen in de graslanden of heide. De voormalige Britse basis heeft ook een zeer rijke mossenflora, met onder andere echt vetmos, goudkorrelmos, lichtrandmos, gewoon kantmos en violet trapmos.

Fauna

Onderstaande beschrijving van de aanwezige fauna werd opgesteld ten tijde van de bescherming (1997).

Voor de zoogdieren is het grote aantal reeën en de aanwezigheid van meerdere vossenburchten in dit gebied opvallend. Verder komen nog hazen, konijnen, hermelijnen, wezels en bunzingen voor. De diepe, betonnen brandblusputten nabij de brandstoftankplatformen vormen een ideaal biotoop voor amfibieën zoals de groene en bruine kikker, heikikker, Alpenwatersalamander, kleine watersalamander en kleine levendbarende hagedis.

Naast de algemene broedvogels uit de streek komen volgende minder algemene broedvogels voor: bosuil, ransuil, steenuil, boomvalk, torenvalk, buizerd, kleine, bonte specht, holenduif, zomertaling, wintertaling, bosrietzanger en kleine karekiet. Verder is er een grote kauwenkolonie waargenomen en vormt de voormalige Britse basis het grootste broedgebied voor nachtegalen uit de streek. Dit gebied herbergt ook een zeer hoog aantal vlinders, met soorten als de bonte bessenvlinder, porseleinvlinder, kleine vos, oranje iepentakvlinder, koevinkje, landkaartje, oranjetip, grote beer, gamma-uil, berkenspanner en groentje.

Cultuurhistorie

Belangrijk voor dit gebied was de vestiging van de priorij Onze-Lieve-Vrouw-Ten-Troon, in 1414 aan de oude weg van Grobbendonk naar Herentals op een donk (Hulsdonk) langs de Kleine Nete gesticht door ridder Arnold (of Aert) van Crayenhem en vrouwe Johanne van Steyvoort. De priorij behoorde tot de Windesheimerorde (augustijnen) en kende een nieuwe bloei na de vernietiging en plunderingen van 1572-1579. In die periode waren er drie grote eigenaars in het gebied: één derde behoorde toe aan de kerk van Ouwen (Grobbendonk) en werd naar de patroonheilige Sint-Lambrechtsheide genoemd (het betreft vooral het zuidwestelijk deel); 150 hectare was door de heren van Grobbendonk in de 15de eeuw aan de priorij geschonken (op de Netemeander die langs de gebouwen stroomde had de priorij een watermolen gebouwd, de Nieuwe Molen); andere gronden behoorden toe aan de heren van Grobbendonk.

Volgens de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) bestond het gebied tijdens de tweede helft van de 18de eeuw uit akkers omgeven door houtkanten en bos in het noorden (nabij de Troon), beemden en bossen ten zuiden van de Troon, droge heide met twee zuidwest-noordoost gerichte, langwerpige duinen en een ondoordringbaar moerasje in het oostelijk deel, naaldbosjes en loofbos in het zuidoostelijk deel en uitgestrekte heide (“Doulandsche Heyde”) met één groot akkerperceel omgeven door bomenrijen, twee naaldbospercelen en twee ondoordringbare moerassen in het westen. De omgeving van priorij De Troon, bestaande uit enkele gebouwen, akkers, bosjes en een visvijver langs een dreef, is de enige ontgonnen zone lans de Kleine Nete. Het landschap wordt doorsneden door drie opvallende noordwest-zuidoost lopende wegen: de weg van het kasteel van Grobbendonk naar Meerhoeven, de weg van Troon naar Meerhoeven en de weg van Troon naar Wolfste (Herentals).

Tijdens de Franse Revolutie werd de priorij verbeurd verklaard. Naderhand werd het complex in gebruik genomen als hoeve, waarbij de kerk als schuur werd ingericht. In 1898 werd de kerk definitief door brand verwoest. In 1931 werd de kerkruïne aangekocht door Floris Prims, die ze in 1950 overmaakte aan het aartsbisdom Mechelen. In 1992 werd het volledige goed overgedragen aan de gemeente Grobbendonk, die het beheer op haar beurt overdroeg aan de natuurvereniging v.z.w. ‘De IJsvogel’. Van de oorspronkelijke gebouwen, die teruggaan tot de 15de eeuw, resten nog de kerkruïne van de in 1418 ingewijde georiënteerde zaalkerk, de oostelijke kloostervleugel met oorspronkelijk de kapittelzaal, het dormitorium, de refter, de keuken en de kelders (anno 2001 tot woning verbouwd) en de afsluitingsmuur met ingangspoort.

Vanaf 1830 begon de kanalisatie van de Kempen. Deze gebeurde in drie fasen. In een eerste fase werd de Kleine Nete gekanaliseerd tussen Lier en Herentals. Aanvankelijk gebeurde de kanalisatie slechts tot Grobbendonk, maar op aandringen van de Herentalse gemeenteraad werd ook het gedeelte tot Herentals gekanaliseerd. Op 4 juli 1839 werd de gekanaliseerde Kleine Nete plechtig geopend door Leopold I. Hierdoor ontstond de verbinding van Herentals met de Schelde via de Grote Nete en de Rupel. In een tweede fase werd het kanaal tussen Herentals en Bocholt (richting Luik) gegraven. Dit kanaal werd tussen 1843 en 1846 afgewerkt. In een laatste fase werd het Kempisch Kanaal in 1856 afgewerkt door een nieuwe verbinding te maken tussen de gekanaliseerde Kleine Nete in Grobbendonk (Bist Brug) en het kanaal Herentals - Bocholt. Dit gedeelte werd in 1940, na de opening van het Albertkanaal, gedempt.

Op de kaart van Vandermaelen (1846-1854) is duidelijk te zien dat het gedeelte van het Kempisch Kanaal tussen de Bist Brug in Grobbendonk en de Troon reeds is aangelegd. Stroomopwaarts van de Troon wordt het tracé van het Kempisch Kanaal ten zuiden van de gekanaliseerde Kleine Nete aangeduid. Rond 1850 bestond dit gebied voornamelijk uit uitgestrekte heidegebieden met in het westen een aantal grotere percelen naaldbos en in het oosten meer loofbos, gras- of hooiland en een uitgestrekt moeras (later waarschijnlijk de Goorkens). Ten zuiden en net ten zuidwesten van de Troon liggen nog een aantal moerassen en/of vijvers, terwijl een opvallend langwerpige duin zich van zuidwest naar noordoost uitstrekt ongeveer ten zuiden van de Troon. Opvallend detail is de aanduiding van de “cabane Zwarte Vos” in het westen.

In 1875 werd het grootste deel van het domein van de priorij door de Antwerpse scheepsreder en groothandelaar Huger gekocht, die in het zuiden nabij Meergoren (ten zuiden van het domein van de voormalige Britse basis) in 1878 het kasteel het Goorhof bouwde en er een park met beukendreven in stervorm, een grote vijver en een omgrachting liet aanplanten. Het kasteelpark werd later een arboretum met een vijver. Bij deze heraanleg verdween de stervormige aanleg met dreven. Eind 19de eeuw kwam een deel van het domein in handen van Emma De Vries, dochter van Louis De Vries, gewezen notaris te en burgemeester van Grobbendonk. Zij bezat de eigendom die ongeveer overeenkomt met de area’s B, D en E van de voormalige Britse basis, rond de vroegere visvijver van de abdij.

Aanvankelijk stond nabij deze vijver een boswachterswoning, waarbij in 1906 een jachtpaviljoen - het Kalkhovenhof - werd gebouwd. De naam Kalkhovenhof verwijst naar de in die periode nog aanwezige kalkovens van de abdij. Dit paviljoen werd later nog vergroot en uitgebreid met onder meer een koetshuis, zodat het meer de allures van een kasteeltje kreeg. Emma De Vries, gehuwd met A. Van Nuffel, kreeg twee dochters, Andrée en Marguerite. Zij huwden met twee broers, respectievelijk met Leon en Victor Micha. Leon Micha bezat de Troon met 20 tot 30 hectare grond in noordelijke richting. Victor Micha bezat het Kalkhovenhof met ongeveer 12 hectare grond.

Op de topografische kaart van het Institut Cartographique Militaire van 1923 (terreinopname in 1909) wordt het gebied gevormd door het Verbindingskanaal van de Maas tot de Schelde, met zwaaikommen en een sluis ter hoogte van de Troon. Talrijke nieuwe wegen, waarvan een groot aantal dreven, doorkruisen het landschap. Eén van de belangrijkste wegen is de dreef van het oud sashuis (bij “Pont n° 5”) tot aan het kasteel van Hüger (later van Namur). Deze dreef is nog steeds aanwezig, zij het met een onderbreking ter hoogte van het Albertkanaal. Opvallend is de vijver genaamd “Goorkens” in het oosten, waar tot voor de aanleg van het Albertkanaal in gezwommen werd. Ten (zuid)oosten hiervan lag weiland. Voornamelijk ten zuiden van de Troon situeerden zich een aantal duinrestanten, terwijl ten zuidwesten van de Troon meer akkers en bebouwing te zien zijn, onder meer het kasteeltje met boswachterswoning van de familie Micha en de hoeve van de familie E. Nuyts.

Koning Leopold III en koningin Astrid openden het nieuwe, 50 meter brede Albertkanaal in 1934. Tijdens de werken aan dit kanaal bestond een verbindingskanaaltje (werkkanaaltje) met het Kempisch Kanaal, waarvan nu nog de resten zichtbaar zijn tussen de terreinen van het fabrieksgebouw van De Beukelaer en de oostelijke grens van het militair domein.

In 1951, na onteigening van de gronden, werd dit gebied ingericht en uitgerust als militair domein voor de Britten. Hierbij werden allerlei infrastructuurwerken uitgevoerd voor de aanleg van onder meer wegen in asfalt en beton, betonnen platforms voor olietanks, diepe, vierkante blusputten, loodsen, magazijnen, stallen en (beperkte) huisvesting voor militairen. Op het gedempt Kempisch Kanaal werd een spoorlijn naar Herentals aangelegd. Het Kalkhovenhof werd gebruikt als officiersmess. Naarmate de jaren vorderden kreeg het domein ook een aantal paramilitaire bestemmingen: schietoefeningen door rijkswacht en politie, rijden met militaire veteranenvoertuigen, scoutskampen, jumpings, enzovoort. Ondertussen verdwenen al een groot aantal gebouwen, onder andere het Kalkhovenhof en de boswachterwoning, andere raakten in onbruik en bijgevolg in verval. In 1992 werd het militair domein overgedragen aan het Ministerie van Landsverdediging. Sinds 2003 wordt het domein beheerd door het Agentschap Natuur en Bos, waarbij vooral wordt ingezet op het herstel van de heide.

  • Onroerend Erfgoed Antwerpen, beschermingsdossier DA002040, De voormalige Britse basis (L. MEESTERS, 1997).
  • S.N. 2012: Aanduidingsdossier ankerplaats ‘Het samenvloeiingsgebied van de Kleine Nete en de Aa met de westelijke uitlopers van de Kempische heuvelrug’, definitieve aanduiding 10/12/2012. Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
  • Agentschap Natuur en Bos - Danah-project [online], Danah projecten (geraadpleegd op 19 december 2014).

Auteurs:  Meesters, Ludo; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Samenvloeiingsgebied Kleine Nete en Aa met westelijke uitlopers van Kempische Heuvelrug [online], https://id.erfgoed.net/teksten/298903 (geraadpleegd op ).


Het samenvloeiingsgebied van de Kleine Nete en de Aa (Aanduidingsdossier 2012) ()

De ankerplaats ‘Samenvloeiingsgebied van de Kleine Nete en Aa met de westelijke uitlopers van de Kempische Heuvelrug’ omvat de beekvalleien van de Aa en de Kleine Nete gelegen tussen de dorpskernen van Grobbendonk, Vorselaar en Herentals, het tussen beide rivieren hoger gelegen interfluvium en de ten zuiden ervan gelegen gronden van de voormalige Britse militaire basis. De combinatie van de natte, open alluviale beekvalleien met de tussenliggende en aangrenzende hoger gelegen hoofdzakelijk beboste zandgronden zorgt voor een opvallende landschappelijke verscheidenheid. De ondergrond, de bodem, het reliëf en de waterhuishouding liggen aan de basis van dit nog vrij gaaf bewaard Kempisch landschap.

De belangrijkste elementen van de oorspronkelijke structuur van het landschap zijn: de alluviale beekvalleien van Kleine Nete en Aa met hun bijbeken; de uitlopers van de Kempische heuvelrug; de landduinen en podzolbodems op de heuvelrug en het verspreid aanwezige veensubstraat in de beekvalleien.

Fysische geografie

Geologie, geomorfogie en reliëf

Het geologische substraat in de provincie Antwerpen bestaat uit losse sedimenten van zand en klei. Door het proces van differentiële erosie werden de zandlagen afgevoerd en bleven de kleilagen als een heuvel in het landschap achter. Zo ontstonden binnen de provincie Antwerpen twee zogenaamde cuesta’s, de cuesta van de Klei van Boom in het zuiden van de provincie en een kleinere cuesta van de Kleien van de Kempen in het noorden. De beide cuesta’s verlopen oost-west en min of meer evenwijdig aan elkaar. Tussen de cuesta’s komt een zeer uitgestrekte depressie voor. Het middengedeelte van de provincie Antwerpen behoort hoofdzakelijk tot deze depressie. Geomorfologisch behoort de ankerplaats tot de depressie van de Schijns-Nete, een laaggelegen gebied waar de topografie zich onder de 20 meter situeert. Een uitzondering hierop vormt de uitloper van de zogenaamde Kempische Heuvelrug (ook de rug van Lichtaart genoemd) die verder oostwaarts van de ankerplaats een hoogte bereikt van 33 meter.

De ondergrond van de vallei van de Kleine Nete en de Aa tussen Grobbendonk en Herentals bestaat hoofdzakelijk uit de formatie van Diest (bovenmioceen). Dit zijn bleekgroene tot bruine kleihoudende zanden, micahoudend en licht glauconiethoudend. In de ankerplaats ligt deze formatie op een diepte van 0,7 tot 2,5 meter. Het oppervlak valt samen met de erosiebasis van de Kleine Nete en Aa, waarop plaatselijk een dunne laag basisgrind werd afgezet. Het grind scheidt het Diestiaan van het Poederliaan. Deze laatste afzetting bestaat uit ijzer- en fossielhoudende mariene zanden. De Kempische heuvelrug bestaat uit de Miocene Zanden van Diest. Bij hun afzetting werden verschillende westzuidwest-oostnoordoost gerichte glauconiet zandlichamen gevormd, ongeveer parallel aan de toenmalige kustlijn. De top van deze zandlichamen werd snel door ijzer verkit. Ze konden beter aan erosie weerstaan dan de tussenin liggende zanden van dezelfde ouderdom. Door de oriëntatie van deze aan erosie meer weerstand biedende heuvels veranderde het rivierpatroon. Van een oorspronkelijk noord-zuid stroomrichting, veranderde het patroon naar een meer noord-oost zuidwest richting: het huidige rivierenpatroon in de ankerplaats.

Tijdens het Pleistoceen werden deze afzettingen bedekt met dekzand. Dit was van niveo-eolische en van fluviatiele oorsprong. Tot de belangrijkste formaties binnen de ankerplaats behoren de volgende elementen. Het bedekt alluvium, een fluviatiele afzetting van het Weichseliaan bestaande uit fijn tot grofzand, vaak grindhoudend en veenrijk. Komt hoofdzakelijk voor langs de Kleine Nete. De Formatie van Wildert, een eolische afzetting van het Pleni-Weichsel, is het meest verspreid in de ankerplaats en bestaat uit geel en geelgrijs zwak lemig kwartshoudend zand. Het duinzand, een eolische afzetting van het laatpleistoceen en het vroegholoceen, dat bestaat uit geel en geelgrijs kwartshoudend zand. Het omvat verstuivingen van vroeger afgezet dekzand. Het komt voor op de uitlopers van de heuvelrug in de ankerplaats.

Door de Aa en Kleine Nete werden in het latere Holoceen ook klei, venig en siltig fijn zand van de Formatie van Singraven afgezet. Ze zijn het resultaat van recente alluviatie in het bekken van de Grote en Kleine Nete en het Groot Schijn.

Bodem

De bodems in de valleien van de Aa en Kleine Nete bestaan hoofdzakelijk uit nat zandleem en nat zand. Het contrasteert met de drogere zandbodems tussen beide rivieren op de uitlopers van de Kempische Heuvelrug Op de overgang tussen heuvelrug en valleien komt een strook vochtige zandbodem voor.

De verhevenheid tussen Kleine Nete en Aa bestaat enerzijds voor een zeer groot deel uit duingronden en podzolen en anderzijds uit plaggenbodems, die wijzen op een eeuwenoud landbouwgebruik.

Hoewel op de voormalige Britse basis geen bodemkartering plaatsvond, kan men door interpolatie van de aangrenzende gekarteerde delen besluiten dat in het noordwesten van het deelgebied hoofdzakelijk natte zandbodems voorkomen en droge zandbodems met een groot aandeel gefixeerde stuifzanden in de rest van het militaire domein.

Hydrografie en hydrologie

Het ligt voor de hand dat een landschap dat grote delen van de Kleine Nete en de Aa en hun samenvloeiing omvat, sterk beïnvloed wordt door het hydrografisch net.

Het huidige landschapsbeeld van de Nete- en Aa-vallei werd voornamelijk gevormd tijdens de ijstijden. Gedurende de tussenijstijden steeg het zeepeil tot 4 meter boven het huidige peil, waardoor de stroomsnelheid van de rivieren verlaagde en ze hun eigen alluviale vlakte vormden. Gedurende de ijstijden zelf daalde het zeepeil fors onder het huidige peil, waardoor de rivieren zich dan ook dieper in hun eigen alluviale vlakte insneden.

De belangrijkste zijriviertjes of beken zijn de Gravenweidebeek in Grobbendonk, de Tweede en Derde Beek (Oorlandse Loop) in Vorselaar, de Fermerijloop in het Peertsbos in Herentals en de Vuilvoortloop ten zuiden van de Kleine Nete in Herentals.

Een aantal oude meanders langs zowel Kleine Nete en Aa zijn getuigen van een voorheen natuurlijk verloop van de rivieren. Hoewel vroegere rechttrekkingen en dijkwerken tot de mogelijkheden behoren, werd de Kleine Nete voor het eerst grootschalig door mensenhanden aangepakt naar aanleiding van de kanalisatie van de Kempen, die startte in 1830. In een eerste fase werd de rivier gekanaliseerd tussen Lier en Herentals. Aanvankelijk gebeurde de kanalisatie slechts tot Grobbendonk, maar op aandringen van de Herentalse gemeenteraad – onder impuls van de lakenfabrikanten, de leerlooierijen, de uitvoer uit de stapelhuizen en de boeren die ijverden voor bevloeiing van hun velden – werd ook het gedeelte tot Herentals gekanaliseerd. In een tweede fase werd het kanaal tussen Herentals en Bocholt gegraven. Het werd tussen 1843 en 1846 afgewerkt. In laatste instantie werd het Kempisch Kanaal in 1856 afgewerkt door een nieuwe verbinding te maken tussen de gekanaliseerde Kleine Nete in Grobbendonk en het kanaal Herentals-Bocholt. Na de opening van het Albertkanaal werd dit gedeelte gedempt.

Cultuurhistorie

De ankerplaats Samenvloeiingsgebied van de Kleine Nete en Aa met de westelijke uitlopers van de Kempische Heuvelrug kan naar bodemgebruik min of meer opgedeeld worden in volgende eenheden.

Het valleigebied van de Aa strekt zich uit van het noorden van Turnhout tot Grobbendonk, waar de rivier uitmondt in de Kleine Nete. Vanaf de oostgrens van de ankerplaats (Poederleeseweg) tot aan de Dijksebaan verdubbelt de vallei in breedte (circa 400 meter aan de Aa-brug tot circa 800 meter aan de Dijksebaan). De rivier is de belangrijkste bijrivier van de Kleine Nete. De Vallei van de Kleine Nete strekt zich binnen de voorgestelde ankerplaats uit van de bossen van het BLOSO-domein in Herentals tot aan de Dijksebaan-Heiken (Netebrug). Het is een bijzonder waardevol kleinschalig natuur- en landbouwlandschap. Het samenvloeiingsgebied van Kleine Nete en Aa bevindt zich tussen de Dijksebaan-Heiken (oosten), centrum van Vorselaar (zuiden), centrum van Grobbendonk (westen) en het militair domein van Grobbendonk (zuiden). Dit deelgebied, met graslanden en bossen en waardevol bouwkundig erfgoed, zoals de watermolen en de resten van het voormalig kasteel van Grobbendonk is de historische kern van de ankerplaats. Het hoger gelegen interfluvium is gelegen deelgebied gelegen tussen de lager gelegen gronden aan de Aa in het noorden en de Kleine Nete in het zuiden. Het gebied is de natuurlijke uitloper van de Kempische heuvelrug en is voor een zeer groot deel bebost. De voormalige Britse Basis strekt zich uit tussen het gedempt kanaal bij de Kleine Nete en het Albertkanaal. Naast het militaire domein, een belangrijk bos- en heidegebied, bestaat het ook uit de open grasland en restanten van de voormalige priorij De Troon.

Vallei van de Aa

Historiek

Op historische kaarten is de evolutie van het gebied goed te volgen. Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Graaf de Ferraris (1771-1777) vallen meteen de natte beemden langsheen de meanderende rivier op, zowel ten noorden als ten zuiden ervan. Vreemd genoeg is er wel een verschil in perceelsgrootte tussen de noordelijke en zuidelijke oever. Ten noorden van de rivier zijn de percelen overwegend groter dan ten zuiden van de Aa. Een stelsel van grachten begrensd door houtkanten lijken te wijzen op een oud landbouwgebruik: de bevloeiing van graslanden. Ten zuiden van de Aa komen ook sporadisch enkele akkers voor. Aan de huidige Poederleeseweg in het oosten van de ankerplaats bevindt zich een blok van acht door houtkanten omgeven akkers. Een drietal percelen ten noorden van de Aa zijn ijl bebost. De verbindingsweg (noord-zuid lopend) tussen het dorpscentrum van Vorselaar en de Priorij De Troon bestaat reeds (huidige Dijkbeemdenweg – Heiken) en is voor een groot gedeelte langs beide zijde van de weg voorzien van bomen.

Op de kaart van Vandermaelen (1854) zijn er weinig veranderingen merkbaar in dit gedeelte van de ankerplaats. De volledige vallei van de Aa wordt voorgesteld als beemdenlandschap, met uitzondering van een aantal percelen ten noorden van de Aa en aansluitend bij het groter wordende dorpscentrum van Vorselaar. Ze worden niet meer als grasland gekarteerd, maar als akkergrond.

Op de topografische kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (1870 en 1909) blijft het beemdenlandschap (ten zuiden van de Aa nog steeds meer door houtkanten omgeven) behouden. Een opvallend verschil is echter merkbaar in het verloop van de rivier. Op de kaart van 1909 is de Aa op sommige plaatsen rechtgetrokken. De kaart van 1870 laat duidelijk meer meanders zien.

De topografische kaart van het Militair Geografisch Instituut uit 1949 (een herziening van de kaart van 1935) toont nog steeds het fraaie beemdenlandschap, maar met minder houtkanten dat op de vorige kaarten. Ten zuiden van de rivier verschijnt een eerste kleine waterplas (visvijver?).

Het orthofotoplan uit 1971 geeft min of meer hetzelfde landschapsbeeld. Het aandeel akker lijkt toe te nemen, ten koste van grasland en een aantal percelen werden ook in vergelijking met vorige kaart bebost.

Op het orthofotoplan van 1990 valt de verdere kaalslag van de lineaire landschapselementen op. Bovendien zijn op de eerste luchtbeeld duidelijk de aanplantingen van populierenbos te zien op een aantal percelen. Het aandeel akkers is verder toegenomen.

De Centrale Archeologische Inventaris (CAI) vermeldt ter hoogte van de Aa-brug in Vorselaar een losse vondst van aardewerk uit de Romeinse tijd en een losse vondst van lithisch materiaal uit de steentijd.

Er vond in de vallei alsnog geen uitgebreid archeologisch onderzoek plaats. De donken langsheen de Aa kunnen belangrijke aanduidingen bevatten van bewoning uit de prehistorie en later. De rivier en zijn alluviale gronden kunnen tevens belangrijk zijn voor afzettingen uit de metaaltijden.

Huidig bodemgebruik

Een vergelijking van de recente luchtfoto van 2007 met de luchtfoto uit 1990 toont geen grote verschillen meer in de structuur van het gebied. Het valleigebied bestaat grotendeels uit als dan niet tijdelijke graslanden en akkers. Lineaire landschapselementen zijn nog aanwezig, maar het dichte netwerk van in het begin van de 20ste eeuw is verdwenen. Waar de landbouw niet actief is, verschijnen ruigten (niet meer beheerde hooilanden) en populieraanplantingen. Het resultaat is een open valleilandschap hier en daar onderbroken door bomenrijen of houtkanten en populieraanplantingen.

Vallei van de Kleine Nete

Historiek

Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Graaf de Ferraris (1771-1777) wordt de meanderende rivier begeleid door natte beemden en kleine akkers. In vergelijking met de Aa-vallei is het aandeel bos in de Netevallei echter groter, zowel ten noorden van de rivier als ten zuiden ervan. De rivier vormt de grens met de hoger gelegen duinenrug (Haen huvel), die voor een groot gedeelte al in cultuur is gebracht (grote akkerpercelen rondom een aantal hoeven) De overgang naar de rivier bestaat uit een gemengd bos. Parallel, ten zuiden van de Kleine Nete, loopt een weg die aan beide zijden door bomen wordt begeleid (de huidige straat Vuilvoort).

Grote veranderingen zijn zichtbaar op de kaart van Vandermaelen (1854). De eerste resultaten van de ‘kanalisatie van de Kempen’ zijn immers op dit kaartblad te zien. De Kleine Nete werd vanaf 1830 tussen Lier en Herentals gekanaliseerd. De voordien sterk meanderende rivier heeft een strakker stroompatroon, omdat een aantal meanders zijn doorsneden. Het meest opvallend is het verschijnen van het kanaal Herentals –Bocholt (of het Kempisch Kanaal), dat ten noordwesten van Herentals (binnen de perimeter van de ankerplaats) wordt verbonden met de gekanaliseerde Kleine Nete. Een andere nieuwigheid die al op de kaart in lichte overdruk wordt getoond is (maar wellicht bij optekenen en uitgave van de kaart nog niet is uitgevoerd) is een verbinding tussen de Kleine Nete vanaf de priorij den Troon en het pas gegraven Kempisch Kanaal. Het beemden- en boslandschap blijft ongeacht deze ingrijpende werken behouden.

Op de topografische kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (1870 en 1909) verandert er weinig aan het landschapsbeeld (met uitzondering van de effectief gerealiseerde verbinding tussen Kleine Nete en het Kempisch Kanaal). Een belangrijk verschil met de noordelijk gelegen vallei van de Aa, is dat de vallei van de Kleine Nete minder open oogt door de verspreide ligging van kleine bospercelen, natte graslanden en akkers. Laatstgenoemde zijn duidelijk nog door houtkanten omzoomd. De topografische kaart van het Militair Geografisch Instituut uit 1935 toont nog steeds het kleinschalige compartimentenlandschap van de vallei.

Het orthofotoplan uit 1971 geeft min of meer hetzelfde landschapsbeeld. Voor het eerst zijn duidelijk een aantal woningen langsheen Vuilvoort op te merken. Het verbindingskanaal tussen Kleine Nete en Kempisch Kanaal is gedempt en blijft als verbindingsweg achter. Er verschijnen duidelijk gaten in het netwerk van houtkanten en bomenrijen.

Op het orthofotoplan van 1990 valt de verdere kaalslag van de lineaire landschapselementen op. Tussen het gedempt verbindingskanaal en de Kleine Nete wordt een zuiveringsstation gebouwd.

Er zijn geen archeologische vondsten bekend in dit deelgebied. Zoals voor het valleigebied van de Aa geldt dat ook de donken belangrijk kunnen zijn voor bewoning in het verleden en kan de rivier en zijn alluviale gronden belangrijk zijn voor afzettingen uit de metaaltijden.

Huidig bodemgebruik

Een vergelijking van de recente luchtfoto van 2007 met de luchtfoto uit 1990 toont geen grote verschillen meer in de structuur van het gebied. Het valleigebied bestaat grotendeels uit een verwevenheid van al dan niet tijdelijke graslanden, akkers, populieraanplantingen, valleibosjes en verspreide (plaatselijk geclusterde) bebouwing langsheen Vuilvoort. Lineaire landschapselementen zijn nog aanwezig, maar het dense netwerk van in het begin van de 20ste eeuw is verdwenen.

Samenvloeiingsgebied van Kleine Nete en Aa

Historiek

Het samenvloeiingsgebied van Kleine Nete en Aa is op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Graaf de Ferraris (1771-1777) een kluwen van beekjes en rivieren ten zuiden en ten oosten van respectievelijk de dorpscentra van Vorselaer en Ouwen et Grobbendonck. Op het punt van samenvloeien van Nete en Aa staat de huidige watermolen reeds ingetekend, evenals een aantal hoevegebouwen. Aanpalend, tussen Nete en Aa, bevinden zich de voorgebouwen van het kasteel van Grobbendonk. Een dreef bestaand uit een dubbele bomenrij vormt de toegang tot het kasteel vanuit het centrum van Grobbendonk. Beide rivieren en hun bijlopen worden begeleid door natte graslanden omgeven door houtkanten. Het grootste gedeelte van dit deelgebied bestaat dan nog uit een open heide, waarin verspreid bosjes voorkomen.

Op de kaart van Vandermaelen (1854) zijn de weinige veranderingen het verder in cultuur brengen van de heidegronden. De oppervlakte aan beemden neemt verder uitbreiding.

Op de topografische kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (1870 en 1909) valt op dat er van het oorspronkelijke heidebegroeiing niets meer over blijft. Graslanden en akkers bepalen het uitzicht.

De topografische kaart van het Militair Geografisch Instituut uit 1950 (een herziening van de kaart van 1935) toont nog steeds het beemdenlandschap. Het aandeel akkerland is wel kleiner geworden ten voordele van grasland. In vergelijking met de vallei van de Aa en de Kleine Nete blijft het netwerk van kleine landschapselementen behouden. Op het orthofotoplannen van 1971 en 1990 valt op hoe stabiel het landschap is gebleven. Akkers nemen in het zuiden van het deelgebied meer uitbreiding.

Van dit deelgebied, dat de historische kern van de ankerplaats kan genoemd worden, zijn het meest gegevens in de Centrale Archeologische Inventaris (CAI) bekend: Een hoeve met walgracht daterend uit de middeleeuwen; verschillende losse vondsten van aardewerk in de omgeving van de watermolen uit de middeleeuwen; het oud kasteel van Grobbendonk van de late middeleeuwen; hoeve de Troon; verschillende losse vondsten van aardewerk uit de Romeinse tijd; een losse vondst van aardewerk uit de middeleeuwen ter hoogte van de Troon.

Huidig bodemgebruik

De hierboven summier beschreven landschapsgeschiedenis laat zien dat het landschap in dit deelgebied in grote mate stabiel bleef. Vandaag is het nog steeds een open valleilandschap met graslanden, ruigten, akkers, Canadapopulieren, broekbos, drassige aardewegen, greppels, beken en bomenrijen. De omgeving van de watermolen en het kasteel blijft de historische kern van dit deelgebied en de ankerplaats uitmaken.

Het hoger gelegen interfluvium

Historiek

Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Graaf de Ferraris (1771-1777) bestaat het zuidelijk deel van dit deelgebied uit bos. Het noordelijk deel bestaat voor een groot deel nog uit niet-ontgonnen heide. Ter hoogte van het Heiken zijn rondom een aantal hoeven de oorspronkelijke heidegronden omgevormd door houtkanten en bomenrijen omgeven akkers. Op de kaart van Vandermaelen (1854) blijft deze situatie min of meer behouden. Opvallend is wel dat meer percelen zijn bebost op de top van de heuvelrug.

Op de topografische kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (1870 en 1909) neemt het aandeel bos stelselmatig verder uitbreiding, voornamelijk in het zuidelijk deel van het deelgebied. In het noordelijk deel neemt het aandeel akker en grasland toe.

De topografische kaart van het Militair Geografisch Instituut uit 1935 toont het na genoeg volledig beboste zuidelijk deel van de ankerplaats, terwijl het noordelijk deel een compartimentenlandschap is van afwisselend akker, bos en een kleiner aandeel grasland.

Het orthofotoplan uit 1971 geeft min of meer hetzelfde landschapsbeeld, maar het valt op dat het kenmerkende patroon van kleine landschapselementen in het noordelijk deel van deelgebied in oppervlakte vermindert. De sportterreinen aan de oostzijde van de ankerplaats verschijnen.

Op het orthofotoplan van 1990 zijn er geen ingrijpende wijzigingen merkbaar.

Er zijn geen archeologische vondsten bekend in dit deelgebied. De plaggenbodems op de heuvelrug doen vermoeden dat er zich zeer oude bewoning moet bevinden. Mogelijk hebben recente duinverstuivingen nog voor goed bewaarde archeologische sites gezorgd.

Huidig bodemgebruik

Het bodemgebruik bleef de laatste decennia vrij stabiel: het zuidelijk deel wordt gedomineerd door gesloten naald- en loofbos. Het noordelijk deel werd meer in cultuur gebracht voor landbouwdoeleinden. Van de oorspronkelijke heide is in het deelgebied niets meer terug te vinden.

Voormalige Britse basis

Historiek

Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Graaf de Ferraris (1771-1777) bestaat dit deelgebied hoofdzakelijk uit een onontgonnen droge heide en moerasgebied. De site rondom de priorij De Troon is de enige ontgonnen zone langsheen de Kleine Nete. Deze priorij werd in al in 1414 gesticht door ridder Aert van Crayenheim, toen onder andere heer van Ouwen (nu Grobbendonk), Bouwel en Olmen en drossaard van Brabant. Naast een vijftal gebouwen bestaat de site in hoofdzaak uit akkers, bosjes en een duidelijk op de kaart herkenbare visvijver. Opvallend zijn drie wegen die in noordwest-zuidoostelijke richting verlopen: een weg van het kasteel van Grobbendonk naar Meerhoeven, één van de Troon naar Meerhoeven en een verbinding tussen de Troon en Wolfste (Herentals).

Op de kaart van Vandermaelen (1854) bestond de voormalige Britse Basis uit uitgestrekte heidegebieden met in het westen een groot aantal percelen naaldbos en in het oosten meer loofbos, gras- en hooiland en een vrij groot moeras.

Op de topografische kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (1870 en 1909) blijft dit landschapsbeeld behouden: een bebost gebied met een open gedeelte rondom De Troon en een halfopen moeras- en bosgebied in het oosten

De topografische kaart van het Militair Geografisch Instituut uit 1949 (een herziening van de kaart van 1935) toont nog steeds het beboste landschap met landduinen en het opener moerasgebied rondom De Goorkens.

De orthofotoplannen van 1971 en 1990 tonen de meest ingrijpende verandering: militaire infrastructuur verschijnt.Hij bestaat uit een netwerk van betonwegen en asfalt, betonnen platforms voor olietanks, diepe blusputten, loodsen, magazijnen, stallen en woningen. Ook een spoorlijn op het gedempte Kempisch Kanaal verschijnt.

De Centrale Archeologische Inventaris (CAI) vermeldt het klooster De Troon en losse vondst van aardewerk. De duin- en moerasgronden (veen) zijn paleo-ecologisch belangrijk, maar werden nog niet in detail onderzocht.

Huidig bodemgebruik

Bossen domineren vandaag nog steeds het landschapsbeeld van de Britse militaire basis. In grote lijnen overheersen de naaldbossen met grove en Corsicaanse den, maar in het oosten van het deelgebied komen ook uitgestrekte loofbossen voor. In het westelijk deel van de Britse basis en ten zuiden van de Troon bevinden zich nog een aantal graslanden. Aan de westelijke grens komt nog droge heide voor. Vooral in het oostelijk deel bevinden zich nog percelen met natte heide.

  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.
  • Atlas Cadastral parcellaire de la Belgique, Philippe-Christian Popp, uitgegeven in 1842-1879, schaal 1:5.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven in 1846-1854, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Eerste editie, Krijgsdepot, uitgegeven in 1865-1880, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Tweede editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1880-1884, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1889-1900, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Herziening derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1900-1930, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1928-1950, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Geografisch Instituut, uitgegeven in 1949-1970, schaal 1:25.000.
  • Aero Survey. 1971: Orthofotoplan, schaal 1:10.000, kaartbladen16/b/5 (Vorselaar), 16/c/4 (Grobbendonk) en 16/c/5 (Herentals).
  • Eurosense. 1990: Orthofotoplan, schaal 1:10.000, kaartbladen 16/2/4 (Grobbendonk (Grobbendonk)), 16/3/3 (Vorselaar(Vorselaar)) en 16/7/1 (Herentals (Herentals)).

  • ARCADIS GEDAS. 2006: Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Grobbendonk, Grobbendonk.
  • BAEYENS L. 1992: Summier landschappelijk verslag van de Britse Basis te Grobbendonk, Ongepubliceerd rapport, s.l..
  • HERMY M. & DE BLUST G. 1997: Punten en lijnen in het landschap, Brugge.
  • HOFKENS E. & ROOSENS I. (eds.) 2001: Nieuwe impulsen voor de landschapszorg. De landschapsatlas, baken voor een verruimd beleid, Brussel.
  • IOK. 2006: Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan gemeente Vorselaar, Geel.
  • KENNIS H. & STEYEART R. 2001: Bouwen door de eeuwen heen: inventaris van het cultuurbezit in België architectuur. 16n3: Provincie Antwerpen, arrondissement Turnhout, kanton Herentals, Turnhout.
  • MEESTERS L. 1995: De vallei van de Kleine Nete en de Aa tussen Grobbendonk en Herentals. Monumenten, Landschappen & Archeologie 14.4, 36-49.
  • MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, AFDELING MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN 2002: Landschapskenmerkenkaart. Digitale Vectoriële bestanden, cd-rom, Brussel.
  • MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, AFDELING MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN 2001: Atlas van de relicten van traditionele landschappen in Vlaanderen (Landschapsatlas), cd-rom, Brussel.
  • MUNAUT A. & PAULISSEN J. 1973: Evolution et paléo-écologie de la vallée de la Petite Nèthe au cours du Post-Würm (Belgique), Annales de la Société Géologique de Belgique 96, 301-348.
  • STAD HERENTALS 2009: Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan stad Herentals, Herentals.

Bron: Aanduidingsdossier ankerplaats 'Het samenvloeiingsgebied van de Kleine Nete en de Aa', definitieve aanduiding 10/05/2012. Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Samenvloeiingsgebied Kleine Nete en Aa met westelijke uitlopers van Kempische Heuvelrug [online], https://id.erfgoed.net/teksten/163463 (geraadpleegd op ).