De Villa Herman Teirlinck is een cottage-getinte schrijverswoning van Herman Teirlinck, gebouwd in 1905 naar een eigen ontwerp van de schrijver. De vrijstaande villa werd opgetrokken aan de Koekoekbeek, een kleine waterloop ten zuidwesten van de dorpskern van Linkebeek nabij de grens met Beersel. Zowel het exterieur als het interieur van de afgelegen schrijverswoonst bleef relatief goed bewaard. De woning in Linkebeek is de eerste schrijverswoonst van Teirlinck, waar hij samen met zijn gezin van 1905 tot 1912 woonde. In 1936 verhuisde Teirlinck naar het naburige Beersel en liet er in de Uwenberg een nieuwe woning bouwen.
Het idyllische, Brabantse heuvellandschap ten zuiden van Brussel oefende aan het einde van de 19de eeuw een belangrijke aantrekkingskracht uit op jonge kunstenaars en schrijvers. Zij zochten er allen de landelijke rust op en maakten de ongerepte natuur in de beekvalleien van de Zenne het onderwerp van hun dicht- en schilderkunst. De gemeente Linkebeek ontpopte zich rond de eeuwwisseling tot een belangrijke artistieke kolonie, waar de vanuit Brussel uitgeweken, artistieke avant-garde zich terugtrok. Zowel luministische schilders en postimpressionisten als een aantal Vlaamse schrijvers en dichters verbonden met het progressief tijdschrift Van Nu en Straks kwamen er de landelijke rust opzoeken. In het voorjaar van 1905 zou ook Herman Teirlinck zich in navolging van de invloedrijke schrijvers Prosper Van Langendonck (1862-1920) en August Vermeylen (1872-1945) in Linkebeek komen vestigen. Teirlinck had juist op dat ogenblik zijn betrekking als ambtenaar aan de stedelijke Dienst voor Schone Kunsten van de Stad Brussel opgegeven om zich volledig op het schrijverschap te kunnen richten. Linkebeek bleek de ideale artistieke voedingsbodem voor het jonge schrijverstalent. Hij zocht er vrijwel onmiddellijk aansluiting bij de aldaar huizende ‘Calevoeters’ of ‘Zenneschilders’ en zou zich vrij snel tot spilfiguur opwerpen van een groep kunstenaars die de geschiedenis in zou gaan als de Brabantse fauvisten. Het nalatenschap van de Van Nu en Straksers en het artistieke gedachtegoed dat de fauvisten voorstonden zijn bepalend geweest voor het literaire werk van Teirlinck dat na 1905 tot stand kwam.
Met het prijsgeld van de Provinciale Prijs voor Letterkunde van de Provincie Brabant voor zijn bundel De doolage kocht Teirlinck een afgelegen stuk grond aan de rechteroever van de Koekoekbeek in het zogenaamde Heuvelveld. Het perceel aan de beekvallei ten zuiden van de dorpskern was eigendom van Petrus Van Uffelen, uitbater van het naburige café-restaurant À l’Ile Robinson in de Vijversdreef. De koop werd geregistreerd bij notarisakte van 5 september 1903. In de kadastrale legger wordt Herman Ludovicus César Teirlinck-Lauwens als koper aangeduid van een stuk bouwgrond, grenzend aan noordelijke zijde aan het smalle pad dat langsheen de Koekoekbeek loopt. Dit wandelpad werd vanaf 1906 – vermoedelijk op vraag van Teirlinck zelf na de voltooiing van zijn woning – Koekoekpad gedoopt. Op 28 juni 1905 willigde de gemeente zijn verzoek in om het pad voor zijn eigendom te verleggen om voldoende bouwruimte vrij te laten voor de bouw van zijn woning. Op het smalle stuk bouwgrond langsheen het wandelpad liet Teirlinck een vrijstaande woning optrekken. Hoogstwaarschijnlijk werd de bouw ten dele gefinancierd door Teirlincks mecenas en goede vriend Alexandre Hess (1879-1968). Voor de bouw van de woning dienden aanzienlijke grondwerken uitgevoerd te worden om het drassige terrein in de valleibedding van de Koekoekbeek op te hogen. Teirlinck kon hiervoor beroep doen op de zonen van boomkweker Petrus Van Uffelen, die het terrein nivelleerden met ettelijke kruiwagens aarde die voor de aanleg van een nabijgelegen vijver aan- en afgevoerd werden.
De woning aan het Koekoekpad in sobere cottagestijl werd door Teirlinck zelf uitgetekend. De schrijver liet zich hierbij inspireren door het stichtende voorbeeld van de Villa Bloemenwerf, een uiterst persoonlijke realisatie van zijn vriend Henry van de Velde (1863-1957) uit 1895. Deze laatste ontwierp als autodidact een eigen woning in cottagestijl voor hem en zijn vrouw Maria Sèthe in het naburige Ukkel. Net als van de Velde trachtte Teirlinck zijn woonst in Linkebeek als Gesamtkunstwerk op te vatten. Naar eigen zeggen stond hij zelf in voor het ontwerp van het merendeel van het meubilair en de aankleding van de woning. In de literatuur wordt vaak aangehaald dat hij hierin bijgestaan werd door van de Velde en dat deze laatste het ontwerp leverde voor de glas-in-loodramen in de woning. Van deze mogelijke samenwerking werd echter geen spoor gevonden bij het archiefonderzoek.
De Antwerpse kunstcriticus André De Ridder (1888-1961) beschreef het interieur in een interview met Teirlinck uit 1908 als volgt: “tegen de muren schilderijen van Fransche en Hollandsche impressionisten, kunstphotos van Van Eyck en Rembrandt; te midden der kamer eene vleugelpiano; een ruwsteenen schouw, met zwart-émail-blinkend vuurbeslag; op de deuren, waarvan, grillig en breed-gebogen, de plinten spannen, blinken de koperen sloten; over de donkere kast, met grillig-blanke lijsten rond de vele geslepen spiegeltjes, stroomt een teer en innig licht uit de veelkleurige ruitjes van boven de vensters. Achter een zware teergeele draperij, werkt Teirlinck: zijne oogen hebben zicht over de verre velden; wanordelijk, lagen boeken en tijdschriften, papieren en brieven, op de tafel dooreen geworpen.”. Op een foto-opname uit 1908 prijkt een gipsen portretbuste van een jonge knaap van circa 1905 die toe te schrijven valt aan Ferdinand Schirren (1872-1944). Ondanks de traditionele, regionalistische aankleding van het interieur getuigden de uitgestalde werken van Teirlincks vooruitstrevende smaak.
Herman Teirlinck woonde tot 1912 samen met zijn vrouw Mathilde Lauwens en dochter Nele Teirlinck in de woning aan het Koekoekpad. Hij bleef echter tot 1921 gedomicilieerd in Linkebeek. Na zijn vertrek verhuurde Teirlinck de woning aan familie en verwanten tot het goed in 1948 te koop werd gesteld.
De Villa Herman Teirlinck is een vrijstaande landelijke woning, gelegen aan het Koekoekpad in Linkebeek. De woning ligt in een langgerekte tuin bestaande uit een grasperk afgeboord door hoogstammige bomen en heesters. Aan zuidwestelijke zijde van het woonhuis bevindt zich een bescheiden bakstenen tuinhuis met vierkant grondplan. Het eigendom is betreedbaar vanaf het lager gelegen Koekoekpad via een smalle bakstenen buitentrap. De villa maakt de enige bebouwing uit langsheen het bospad en is niet met de wagen te bereiken.
De vrijstaande villa is uitgewerkt in een sobere cottagestijl en kent een relatief regelmatig grondplan. De woning telt een bouwlaag en een dakverdieping onder een sterk hellend zadeldak, bedekt met leien. Het geheel is opgetrokken in baksteen en werd volledig bepleisterd, waarbij de geveltoppen afgewerkt werden met imitatievakwerk. Het rechthoekige volume van het tuinhuis achterin het perceel werd niet bepleisterd. De muurvlakken van het tuinhuis zijn beschilderd in eenzelfde kleurstelling.
De woning heeft uitsluitend rechthoekige muuropeningen, waarvan de vensters ter hoogte van de eerste bouwlaag voorzien zijn van een hardstenen lekdrempel en houten latei. De openingen van de keldervensters hebben een ijzeren latei en diefijzers met getorste staven. De vensters zijn vaak per twee of drie gekoppeld en hebben vaste bovenlichten met een kleine roedeverdeling waarin gekleurd reliëfglas steekt. Nagenoeg alle vensters op de benedenverdieping zijn voorzien van opgeklampte houten luiken van eenzelfde type. Deze kennen ter hoogte van de bovenlichten kleine rechthoekige lichtopeningen om de binnenruimtes in gesloten toestand nog deels van licht te voorzien. Het originele luikbeslag werd in vele gevallen bewaard, zoals gehengen, duimen, nagels, luiksluitingen en -wervels (herderinnenkopjes). De vensters in de dakverdieping zijn alle in de velden van het imitatievakwerk ingewerkt. Het buitenschrijnwerk is overal wit en bruin geschilderd. Dit betreft echter niet de historische kleurstelling. De leien dakstructuur bestaat uit twee haaks op elkaar geplaatste zadeldaken. Deze kennen een hoge hellingsgraad en zijn sterk overkragend. Aan zuidwestelijke zijde bevindt zich het lessenaarsdak van de rechthoekige uitsprong. Het dak van het hoofdvolume telt twee schoorstenen, één aan beide uitersten, en twee klimmende dakkapellen aan noordoostelijke zijde. In het dakvlak steken verschillende originele ladderhaken.
De noordoostelijk georiënteerde voorgevel kent een gevelbreedte van twee traveeën, waarbij zich ter hoogte van de teruggetrokken rechtertravee een overdekt terras bevindt dat eveneens dienstdoet als inkomportaal. Het licht hellende, zinken afdak met dakvenster wordt door vijf houten pijlers gedragen. Deze zijn in een hardstenen voetstuk verankerd en sluiten aan op de geciseleerde hardstenen plint die het terras afboordt. Tussen de pijlers is een eenvoudige geschoorde borstwering aangebracht. Eenzelfde geschoorde verbinding verstevigt de terrasconstructie onder de dakrand van het afdak. Het terras is met een okerkleurige terrastegel gevloerd. In het noordwestelijke muurvlak van de vooruitspringende linkertravee bevindt zich de voordeur. Het betreft een eenvoudige opgeklampte deur met bovenlicht. In de rechtertravee steekt een dubbele beglaasde paneeldeur met kleine roedeverdeling. In de linkertravee bevinden zich op het gelijkvloers twee eenvoudige rechthoekige vensters. In de vensteropening aan de linkerzijde steekt een drieledige raampartij. Het rechter venster is kleiner opgevat en is voorzien van decoratief uitgewerkt glas in lood met uilskopjes in de bovenlichten. In de geveltop is in het middelste veld van het imitatie-vakwerk een eenvoudig tweeledig venster met bovenlichten ingewerkt. Het hellende dakvlak telt twee klimmende dakkapellen van verschillend formaat. De dakkapel aan rechterzijde is breder opgevat en is beglaasd met drie gekoppelde, vierkante vensters.
De achtergevel is op het zuidwesten gericht en telt drie traveeën, waarbij de middentravee opgevat is als rechthoekige, hoger oplopende geveluitsprong onder lessenaarsdak. Deze wordt geopend door vier smalle, gekoppelde vensters met glas-in-loodbeglazing die vervat zitten in het imitatie-vakwerk. Onderin bevinden zich twee keldervensters die elk voorzien zijn van twee getorste diefijzers. In de rechtertravee bevindt zich een eenvoudige opgeklampte deur met bovenlicht en een klein toiletvenster. De linkertravee wordt geopend door een drieledige vensterpartij met bovenlichten.
De zuidoostelijke zijgevel is gericht naar het belendende perceel aan zuidoostelijke zijde. De zijgevel is opgevat als puntgevel en kent een tweelaagse geveluitsprong aan de linkerzijde. Deze is net als het hoofdvolume voorzien van een gepunte geveltop. Beide geveltoppen zijn afgewerkt met imitatie-vakwerk. In de geveluitsprong is op de benedenverdieping een eenvoudig rechthoekig venster ingebracht. Hierin steekt een tweeledig raam met bovenlicht. In de geveltop bevindt zich een enkelvoudig venster met bovenlicht in het middelste veld van het imitatie-vakwerk. De puntgevel van het hoofdvolume telt eveneens twee vensters, waarvan één met drieledig raam met bovenlichten op de benedenverdieping en één met tweeledig raam met bovenlichten in de dakverdieping.
De noordwestelijke zijgevel grenst dicht aan de perceelsgrens en geeft uit op het smalle pad langsheen de Koekoekbeek. Het betreft een eenvoudige puntgevel met vier rechthoekige muuropeningen, waarvan twee op de benedenverdieping en twee in de zolderverdieping. Onderaan bevinden zich twee keldervensters. Aan de linkerzijde sluit de houten uitbouw van het overdekt terras op de gevel aan.
Aan de zuidwestelijke zijde van het woonhuis bevindt zich een bakstenen tuinhuis met haast vierkant grondplan onder een leien zadeldak. In het dakvlak bevinden zich de originele ladderhaken. In de noordwestelijke puntgevel van het volume steekt een dubbele beglaasde vleugeldeur, waarvan het origineel hang- en sluitwerk bewaard bleef. Aan noordoostelijke zijde bevindt zich een drieledig venster met bovenlichten.
De woning kent een vrij eenvoudige planindeling, waarbij de ruimtes op de benedenverdieping aan weerszijden van een smalle gang ondergebracht werden. De centrale gang doorkruist de woning in haar dwarsas (noordoost-zuidwest) en geeft aan zuidwestelijke zijde uit op de hoofdtrap. Deze wordt ter hoogte van het bordes verlicht door een vierledige raampartij in glas in lood, waarvan de panelen decoratief uitgewerkt zijn met gestileerde sierbomen op stam voorzien van guirlandes en strikken. Aan zuidoostelijke zijde van de gang bevindt zich het salon en de keuken, aan noordwestelijke zijde de ruime woon- en schrijfkamer. Dit vertrek vormde de voornaamste ontvangst- en werkruimte. De ruimtes kennen een gelijkaardige afwerking, waarbij de eenvoudige rechthoekige vensters met vaste bovenlichten vaak per twee of drie gekoppeld zijn en de deurkozijnen bovenaan aanzienlijk verbreed zijn en afgelijnd worden door een eenvoudige bordenlijst. In de schrijfkamer, het salon en de centrale gang bleef de houten lambrisering bewaard en werd het originele balkenplafond zichtbaar gelaten. Het salon en de woon- en schrijfkamer zijn uitgerust met een decoratief uitwerkte schouwmantel. De schouwmantel in het salon is uitgevoerd in lichtgroene en -gele geglazuurde baksteen met een houten schouwlijst en -wangen waarvan de lijnvoering invloeden verraadt van de art-nouveaustijl. Deze in de woon- en schrijfkamer is zwaarder opgevat en uitgevoerd in rode baksteen met schouwlijst en -wangen in blauwe hardsteen. De keuken in de zuidoostelijke hoek van de woning is nagenoeg volledig vernieuwd. Enkel de eenvoudige bakstenen schouwmantel bleef er bewaard. De ruimtes op de eerste verdieping onder het dak zijn geschikt rond een overloop met vier opgeklampte deuren.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/23100/103.1, Villa Herman Teirlinck in Linkebeek (PEVERNAGIE T., 2018).
Auteurs: Pevernagie, Thomas
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Pevernagie T. 2019: Villa Herman Teirlinck [online], https://id.erfgoed.net/teksten/312922 (geraadpleegd op ).
Cottage getinte villa, geregistreerd in het kadaster in 1906 en gelegen op een afgezonderd perceel tussen weilanden en bomen. De plaats waar de woning staat, werd kunstmatig opgehoogd in 1905. De woning werd gebouwd in opdracht van Herman Teirlinck, één van de grootste Vlaamse schrijvers en de vernieuwer van het Vlaams Toneel. Hijzelf was de ontwerper van de woning en zijn vriend Henry van de Velde maakte de glasramen die nog steeds te bewonderen zijn.
Villa in imitatievakwerkbouw van één bouwlaag onder leien zadeldak. Combinatie van punt- en lijstgevel met rechthoekige muuropeningen, overwegend beluikte vensters. Aan de achterkant is er een rechthoekig uitgewerkte, hoger oplopende uitsprong onder overkragend lessenaarsdak met daarin vier identieke glas-in-loodramen met bloemmotieven, ontworpen door Henry van de Velde. De woning is niet te bereiken met de auto.
Bron: DAVELOOSE B. met medewerking van KENNES H. 2010: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Linkebeek, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB12, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Daveloose, Barbara
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Daveloose B. 2010: Villa Herman Teirlinck [online], https://id.erfgoed.net/teksten/134768 (geraadpleegd op ).