Teksten van Kathedraal Sint-Quintinus

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/22097

Sint-Quintinus Kathedraal versie 2 ()

De Sint-Quintinuskathedraal is een gotische kathedraal, gelegen in de kern van de stad, op een vrij klein plein, doch met zijn toren het stadsbeeld dominerend.

HISTORIEK

Sinds de 7de eeuw bestond er aan de Helbeek een Sint-Quintinusdevotie. Circa 1100 werd Hasselt een parochie, voorzien van een romaanse kerk, welke vanaf 1218 onder het patronaat van de abdij van Herkenrode stond. Van de romaanse kerk rest alleen de onderbouw van de 12de-eeuwse toren. De bovenbouw is in vroeggotische stijl opgetrokken circa 1250.

In de tweede helft van de 14de eeuw begon de bouw van de kapellen tegen de zijbeuken. Deze namen geleidelijk in aantal toe. De middenbeuk, het transept en het koor werden tussen 1406 en 1448 opgetrokken. De gewelven dateren van een bouwcampagne uit het midden van de 15de eeuw. In de tweede helft van de 15de eeuw werden de kapellen tegen de zijbeuken op uniforme wijze vergroot; op die manier werd de kerk in feite vijfbeukig. In 1510 werd een kooromgang met transkapellen gebouwd. De torenspits dateert uit de 18de eeuw. Van 1862 tot 1879 werd het gebouw gerestaureerd door architect J. Delsaux. Uit deze periode dateren de toevoegingen van de traptorentjes tegen de westelijke gevel, en van de finalen en spuwers.

Bij opgravingen in de kerk, naar aanleiding van de aanleg van vloerverwarming, werden sporen teruggevonden van een constructie die kan gedateerd worden in de 9de eeuw. Paalsporen van zware houten staanders geven aan dat de constructie 6 à 7 meter breed en minstens 9 meter lang moet geweest zijn met een smallere oostzijde. Het gebouw lag parallel binnen de grondvesten van de latere romaanse kerk. Mogelijk gaat het om de sporen van een houten kapel die de romaanse kerk vooraf ging. Uit dezelfde periode stammen ook enkele graven.

BESCHRIJVING

De plattegrond van de kerk bestaat uit een driebeukig schip van drie traveeën met ingebouwde, vierkante westtoren met twee traptorentjes tegen de westelijke gevel, drie zuidelijke zijkapellen en twee noordelijke zijkapellen, een transept van één travee, een koor van twee rechte traveeën en een vijfzijdige sluiting, met kooromgang, vier transkapellen, twee sacristieën en een bergplaats. De kathedraal is toegankelijk via twee westelijke portalen en een noordelijke en zuidelijke portaal in de respectievelijke transeptarmen.

De toren heeft vier geledingen. De romaanse onderbouw van ijzerzandsteen is voorzien van twee vroeggotische zandstenen spitsboogvensters en wordt vrijwel volledig ingebouwd door de gotische gedeelten ten noorden en ten zuiden en de neogotische toevoegingen aan de westelijke gevel. De overige geledingen zijn van mergelsteen, gescheiden door waterlijsten. De tweede geleding heeft lisenen in de vorm van spitsbogen, de derde in de vorm van driepasbogen. Op elke zijde van de vierde geleding zijn er twee spitsboogvormige galmgaten in ingediepte gevelvelden, bovenaan afgewerkt met boogfriezen, aangebracht.

De ingesnoerde naaldspits (leien) heeft op halve hoogte een opengewerkte lantaarn. De octogonale, neogotische traptorentjes van drie geledingen hebben een piramidaal dak. De muren van de bakstenen middenbeuk onder zadeldak (leien) zijn verlevendigd met geometrische motieven van gesinterde baksteen. De traveeën worden gemarkeerd door luchtbogen en spitsboogvormige, zandstenen bovenlichten. De zijbeuken, opgetrokken in mergelsteen, zijn naar Brabantse wijze afgewerkt met kapelgevels en haakse zadeldaken. De haaks op elkaar geplaatste steunberen hebben vijf versnijdingen en een zandstenen afwerking. De spitsboogportalen hebben een gotische profilering, pinakels, hogers en een kruisbloem.

In het bakstenen koor zijn er steunberen tussen de traveeën aangebracht. De zandstenen spitsboogvensters hebben maaswerk. Aan de bakstenen kooromgang zijn kapellen onder schilddaken aangebouwd. De spitsboogvensters zijn uitgewerkt met maaswerk in gotische flamboyante stijl. Tussen de kapellen bevinden zich de lage sacristieën en de bergruimte.

Het interieur vertoont een basilicale opstand. De zuilen hebben een ronde kalkstenen sokkel en een smal kapiteel dat is afgewerkt met gestileerde bloemen. Op de kapitelen komen de geprofileerde, spitsboogvormige scheibogen neer. De spitsboogvormige bovenlichten zijn uitgewerkt met maaswerk. De overwelving van de middenbeuk gebeurt door middel van kruisribgewelven tussen spitsboogvormige gordelbogen. De ribben rusten op colonetten met versierde kapiteeltjes, gedragen door de kapitelen van de zuilen. De gewelfsleutels zijn versierd.

De zijbeuken hebben een gelijkaardige overwelving, gedragen door halfzuilen, aanleunend tegen de pijlers met een geprofileerde spitsboogarcade die de scheiding vormen met de zijkapellen. Laatstgenoemde zijn voorzien van kruisribgewelven. De muren zijn verlevendigd met gotische traceringen.

De kruising wordt overkraagd door een stergewelf met versierde gewelfsleutels, gedragen door bundelpijlers. Boven de transeptarmen zit een kruisribgewelf op bundelpijlers. De rechte koortravee wordt overwelfd door middel van een kruisribgewelf op bundelpijlers met schalken. De muren zijn versierd met maaswerk. Boven de koorsluiting zit een straalgewelf. Boven de kooromgang zijn kruisribgewelven aangebracht. De kooromgang is van de transkapellen gescheiden door spitsboogarcaden op kalkstenen zuilen met bladkapiteel. De transkapellen hebben stergewelven, sommige eenvoudige, zoals de twee kleine oostelijke kapellen, de andere met een vrij ingewikkeld patroon (de noordelijke en zuidelijke kapel).

De zuilen van de midden- en zijbeuken zijn voorzien van kleine muurschilderingen uit de 14de en 15de eeuw.

Meubilair

  • reeks schilderijen, waaronder "De Calvarieberg" van D. Lampsonius (1576)
  • reeks merkwaardige houten beelden (15de, 16de en 17de eeuw)
  • triomfkruis, gepolychromeerd hout (15de eeuw)
  • renaissance koorgestoelte (1549)
  • barokke preekstoel (1637) en dito biechtstoelen
  • doksaal in Lodewijk XVI-stijl, met orgel in classicistische stijl
  • koperen doopvont (1700)
  • koperen renaissance-koorlezenaar (1536)
  • sacramentshuis (1528?)
  • houten portaal in het transept, afkomstig van het augustijnenklooster (circa 1600).
  • Centrale Archeologische Inventaris, CAI ID 51866 Sint-Quintinuskathedraal.
  • SCHLUSMANS F. met medewerking van Gyselinck J., Linters A., Wissels R., Buyle M. & De Graeve M.-Ch. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6N1 (A-Ha), Brussel - Gent.

Auteurs:  Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kathedraal Sint-Quintinus [online], https://id.erfgoed.net/teksten/170149 (geraadpleegd op ).


Sint-Quintinuskathedraal ()

Gotische kerk, gelegen in de kern van de stad, op een vrij klein plein, doch met zijn toren het stadsbeeld dominerend.

HISTORIEK

Sinds de 7de eeuw bestond er een Sint-Quintinusdevotie aan de Helbeek; circa 1100 werd Hasselt een parochie, voorzien van een romaanse kerk, vanaf 1218 onder patronaat van de abdij van Herkenrode. Van de romaanse kerk rest alleen de onderbouw van de toren (12de eeuw).

De bovenbouw is in vroeggotische stijl en dateert van circa 1250: middenbeuk, dwarsbeuk en koor werden opgetrokken tussen 1406 en 1448; de gewelven dateren van een bouwcampagne uit midden 15de eeuw. In de tweede helft van de 14de eeuw begon de bouw van de kapellen tegen de zijbeuken, die geleidelijk in aantal toenamen; in de tweede helft van de 15de eeuw werden deze kapellen op uniforme wijze vergroot; op die manier werd de kerk in feite vijfbeukig.

In 1510 toevoeging van een kooromgang met transkapellen. Torenspits uit de 18de eeuw. Restauratie onder leiding van architect J. Delsaux, van 1862 tot 1879; uit deze periode dateren de toevoegingen van de traptorentjes tegen de westgevel, en van de finalen en spuwers.

BESCHRIJVING

Plattegrond: driebeukig schip van drie traveeën met ingebouwde, vierkante westtoren met twee traptorentjes tegen de westgevel; drie zuidelijke zijkapellen en twee noordelijke zijkapellen; transept van één travee; koor van twee rechte traveeën en een vijfzijdige sluiting, met kooromgang, vier transkapellen, twee sacristieën en een bergplaats; twee westportalen, en een noord- en zuidportaal in de respectievelijke transeptarmen.

Toren van vier geledingen; romaanse onderbouw van ijzerzandsteen, voorzien van twee vroeggotische, zandstenen spitsboogvensters, en vrijwel volledig ingebouwd door de gotische gedeelten ten noorden en ten zuiden, en de neogotische toevoegingen aan de westgevel; de overige geledingen zijn van mergelsteen, gescheiden door waterlijsten; de tweede geleding heeft lisenen in de vorm van spitsbogen, de derde in de vorm van driepasbogen; op elke zijde der vierde geleding twee spitsboogvormige galmgaten in ingediepte gevelvelden, bovenaan afgewerkt met boogfriezen. Ingesnoerde naaldspits (leien) met op halve hoogte een opengewerkt lantaarn. Octogonale, neogotische traptorentjes van drie geledingen onder piramidaal dak.

Bakstenen middenbeuk onder zadeldak (leien), de muren verlevendigd met geometrische motieven van gesinterde baksteen; traveeën gemarkeerd door luchtbogen en spitsboogvormige, zandstenen bovenlichten.

De zijbeuken (mergelsteen) zijn naar Brabantse wijze afgewerkt met kapelgevels en haakse zadeldaken; haaks op elkaar geplaatste steunberen met vijf versnijdingen en zandstenen afwerking; spitsboogportalen met gotische profilering, pinakels, hogers en kruisbloem.

Bakstenen koor met steunberen tussen de traveeën; zandstenen spitsboogvensters met maaswerk. Bakstenen kooromgang met kapellen onder schilddaken; spitsboogvensters met maaswerk in gotische flamboyante stijl. Tussen de kapellen, de lage sacristieën en bergruimte. Interieur met basilicale opstand: zuilen met ronde kalkstenen sokkel en smal kapiteel afgewerkt met gestileerde bloemen; op de kapitelen omen de geprofileerde, spitsboogvormige scheibogen neer; spitsboogvormige bovenlichten met maaswerk. Overwelving der middenbeuk door middel van kruisribgewelven tussen spitsboogvormige gordelbogen; de ribben rusten op colonetten met versierde kapiteeltjes, gedragen door de kapitelen der zuilen; versierde gewelfsleutels.

Zijbeuken: gelijkaardige overwelving, gedragen door halfzuilen, aanleunend tegen de pijlers met geprofileerde spitsboogarcade die de scheiding vormen met de zijkapellen. Laatstgenoemde zijn voorzien van kruisribgewelven, de muren verlevendigd met gotische traceringen.

Kruising onder stergewelf met versierde gewelfsleutels, gedragen door bundelpijlers. Kruisribgewelf op bundelpijlers boven de transeptarmen. Rechte koortraveeën overwelfd door middel van een kruisribgewelf op bundelpijlers met schalken, de muren versierd met maaswerk. Straalgewelf boven de koorsluiting. Kruisribgewelven boven de kooromgang; laatstgenoemd gedeelte is van de transkapellen gescheiden door spitsboogarcaden op kalkstenen zuilen met bladkapiteel. De transkapellen hebben stergewelven, sommige eenvoudig (twee kleine oostelijke kapellen), de andere met een vrij ingewikkeld patroon (noordelijke en zuidelijke kapel).

De zuilen van midden- en zijbeuken zijn voorzien van kleine muurschilderingen (14de-15de eeuw).

Mobilair: Reeks schilderijen, waaronder "De Calvarieberg" van D. Lampsonius (1576).

Reeks merkwaardige houten beelden (15de, 16de en 17de eeuw); triomfkruis, gepolychromeerd hout (15de eeuw).

Renaissance koorgestoelte (1549); barokke preekstoel (1637) en dito biechtstoelen; doksaal in Lodewijk XVI-stijl, met orgel in classicistische stijl; koperen doopvont (1700); koperen renaissance-koorlezenaar (1536); sacramentshuis (1528?); houten portaal in het transept, afkomstig van het augustijnenklooster (circa 1600).

  • BUSSELS M., Drie oude kerken van Hasselt, Hasselt, 1975, p. 7-65.
  • COENEN J., Sint-Quintinuskerk van Hasselt, Hasselt, 1923.
  • DE CORSWAREM G. JAMINE M., Monographie de l'église de St. Quentin à Hasselt, Hasselt, 1870.
  • DE DIJN C.G., Monumentenroutes 1975 (Kunst en Oudheden in Limburg), Hasselt, 1975, p. 67.
  • GEUKENS B., Hasselt (Dictionnaire des églises de France, V, Nord et Est, Belgique, Luxembourg, Suisse, 1971, P. VC, 58-59).
  • KUBACH H.E. VERBEEK A., Romanische Baukunst an Rhein und Maas, Berlin, 1976, p. 354.
  • SCHAEPKENS A., L'église de St. Quentin à Hasselt, Gent, 1860.
  • SWENNEN J., Note sur la chapelle de St. Servais en l'Eglise paroissale de St. Quentin à Hasselt (L'ancien pays de Looz, 12, 1908, p. 2-28).
  • VAN DER STRAETEN C., De St. -Quintinuskerk of hoofdkerk van Hasselt (Limburgse bijdragen, 8, 1910, p. 41-70).

Bron: SCHLUSMANS F. met medewerking van GYSELINCK J., LINTERS A., WISSELS R., BUYLE M. & DE GRAEVE M.-C. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6n1 (A-Ha), Brussel - Gent.
Auteurs:  Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kathedraal Sint-Quintinus [online], https://id.erfgoed.net/teksten/22097 (geraadpleegd op ).