Reeds in de 13de eeuw bouwde de abdij van Averbode een refugiehuis in Sint-Truiden. Het huidige complex gaat terug tot de 16de eeuw en werd stelselmatig uitgebreid tot een vierkant complex met centrale binnentuin.
De stichting van het refugiehuis van de abdij van Averbode klimt op tot de 13de eeuw. Van dit eerste gebouw bleef echter vrijwel niets bewaard.
In 1555 werd een nieuw refugiehuis gebouwd op de hoek van de Clockemstraat en Sluisberg. Het oudste deel is de huidige oostvleugel van het complex. De noordgevel van deze oostvleugel was oorspronkelijk de voorgevel. Het gebouw werd stelselmatig uitgebreid met verschillende vleugels. Zo ontstond uiteindelijk een vierkant complex met een centrale binnenkoer. De zuidvleugel werd opgetrokken in 1598.
Voor 1794 was het goed reeds in privaat bezit overgegaan en was het de eigendom van de familie Roberti. Sinds 1864 wordt het complex betrokken door de zusters ursulinen. Eind 19de, begin 20ste eeuw voegden de zusters de overige gebouwen toe in de Ursulinenstraat en in Sluisberg.
De oorspronkelijke ingang bevond zich in de noordelijke zijgevel; een muur, in de richting van de Grote Markt sloot het pand af aan de oostzijde. In 1927 werd hier een gebouw met torentje bijgevoegd, opgetrokken in neotraditionele stijl.
Het refugiehuis vormt in zijn huidige toestand een vierkant complex, met centrale binnenkoer. Eind 19de, begin 20ste eeuw werden de overige gebouwen toegevoegd aan de Sluisbergstraat en een gedeelte van de Ursulinenstraat.
De oostelijke vleugel van het complex is het gebouw dat in 1555 werd opgetrokken. De vleugel telt tien traveeën en twee bouwlagen onder een steil zadeldak van mechanische pannen met drie dakkapellen. De nok van het dak loopt evenwijdig aan de straat.
De oostgevel van de oostvleugel toont een bakstenen gebouw rustend op een kalkstenen sokkel met afschuining. De gevel wordt gekenmerkt door gesmede ijzeren muurankers, mergelstenen speklagen, hoekbanden waarvan het onderste gedeelte van kalksteen is, het bovenste van mergelsteen en een geprofileerde mergelstenen kroonlijst.
De gevel heeft verschillende types van vensters.
De oudste vensters zijn de twee mergelstenen bolkozijnen op de tweede bouwlaag. Het linkse bolkozijn heeft een gebogen mergelstenen bekroning met gestileerde bloemen aan de uiteinden. In het aldus gevormde fronton bevindt zich het wapenschild en de leus van abt Volders: "NE QUID NIMIS". Het rechtse bolkozijn heeft een driehoekige bekroning met afwerking in de vorm van kleine krullen, en een medaillon in het fronton. Beide vensters hebben een ontlastingsboog van een rollaag en een platte laag.
De benedenvensters zijn 18de-eeuws, rechthoekig en zitten vervat in een geriemde kalkstenen omlijsting. De deur en de twee vensters rechts van de deur zijn recenter en zijn voorzien van een gelijkaardige, doch gecementeerde omlijsting.
De drie linker bovenvensters zijn 19de-eeuws, rechthoekig en zitten onder een houten latei.
De noordgevel van de oostvleugel was oorspronkelijk de voorgevel. Hij is opgetrokken in renaissancestijl, met laatgotische reminiscenties. Het betreft een trapgevel met ingezwenkte top en aedicula-bekroning. De treden van de trapgevel zijn verzwaard met siervazen, bolbekroningen en fraai bewerkte schouderstukken.
Op de tweede bouwlaag bevinden zich twee fraaie mergelstenen bolkozijnen in een gesculpteerde omlijsting waarvan de posten en de middenstijl opgevat zijn als pilastertjes. Deze bolkozijnen zijn bovenaan afgewerkt met een gebogen fronton, voorzien van een medaillon met links een mannenhoofd, rechts een vrouwenhoofd. De ontlastingsbogen van de bolkozijnen zijn opgebouwd uit een rollaag en een platte laag. Tussen deze twee vensters bevindt zich een gevelsteen met wapenschild en leus: "NE QUID NIMIS".
De geveltop wordt verdeeld door geprofileerde mergelstenen waterlijsten. Boven de onderste waterlijst, in het midden van de geveltop situeert zich een rijk gesculpteerde, mergelstenen nis met sokkel, waarin een beeld van Johannes de Doper staat. Aan weerszij ervan bevindt zich een klein, rechthoekig venster in een gesculpteerde, mergelstenen omlijsting, waarvan de posten als pilastertjes zijn opgevat. Boven de als entablement bewerkte lateien van deze rechthoekige vensters zit een gebogen fronton: in het linkse fronton zit het vermoedelijke wapen van de abdij en de initialen "M A", in het rechtse fronton zit een vaas met gestileerde bloemen.
In het bovenste gedeelte van de geveltop zitten twee pilastertjes. Het onderste gedeelte daarvan is versierd met een casement en steunt op een kraagsteen in de vorm van een hoofdje. Het bovenste gedeelte is gecanneleerd en afgewerkt met een Korinthisch kapiteeltje. Deze twee pilastertjes dragen een kort entablement dat rijkelijk van rankwerk is voorzien. Hierboven verheft zich het aedicula, onderaan geflankeerd door mergelstenen voluten en afgelijnd met een entablement met fries. Een gebogen kalkstenen fronton, met het wapenschild van de abdij en een geprofileerde druiplijst met gestrekte uiteinden bekroont het geheel.
De zuidelijke zijgevel is eveneens een trapgevel, afgewerkt met mergelstenen speklagen en hoekbanden. Er bevindt zich een geprofileerde mergelstenen waterlijst tussen beide bouwlagen en onder de geveltop.
Op de benedenverdieping zit een kalkstenen kloosterkozijn met negblokken en kwartholle profilering. De waterlijst volgt het beloop van een gebogen, mergelstenen fronton boven het venster, met het wapen van abt Volders en de initialen "M A". Het venster heeft een ontlastingsboog van een rollaag en een platte laag.
In de geveltop zitten twee mergelstenen venstertjes met negblokken en geprofileerde druiplijst. Ze hebben elk een ontlastingsboog van een rollaag met mergelstenen sluitsteen en een platte laag.
Op de hoek bevindt zich een beeldje op een sokkel, onder een laatgotisch baldakijn.
De zuidgevel van de zuidelijke vleugel bestaat uit twee goed te onderscheiden delen, met de oorspronkelijke mergelstenen hoekband tussen beiden: het rechtse gedeelte telt vijf traveeën, het linkse zeven. Beide delen tellen twee bouwlagen onder een zadeldak van mechanische pannen. Het zijn beide bakstenen gebouwen op een hoge zand- en bakstenen sokkel met zandstenen afzaat. Beide delen vertonen ook gesmede ijzeren muurankers, mergelstenen speklagen en hoekbanden. Een geprofileerde mergelstenen kroonlijst lijnt het geheel bovenaan af.
Het rechtergedeelte van de zuidgevel van de zuidelijke vleugel heeft twee dakkapellen met driehoekig fronton. Een sluitsteen in de middelste travee net boven de eerste bouwlaag vermeldt het jaartal "1598", de initialen "M V" en "N N" en het wapen van abt Valentijn Matheus. Vlak daaronder vindt men het enige spoor van de oorspronkelijke kruiskozijnen, met name dubbele ontlastingsboogjes van een rollaag. Dit rechter gedeelte heeft bovendien nog mergelstenen steigergaten en een geprofileerde waterlijst tussen beide bouwlagen. De benedenvensters zijn rechthoekig en zitten vervat in een gecementeerde omlijsting. De bovenvensters hebben een houten latei.
Het linkergedeelte van de zuidgevel van de zuidelijke vleugel heeft een jonger, 18de-eeuws voorkomen. De gevel is namelijk voorzien van rechthoekige vensters in een geriemde, kalkstenen omlijsting.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Schlusmans F. 2014: Refugiehuis van de abdij van Averbode [online], https://id.erfgoed.net/teksten/174391 (geraadpleegd op ).
Voormalig refugiehuis van de abdij van Averbode. Thans klooster der zusters ursulinen. De stichting klimt op tot de 13de eeuw; van dit eerste gebouw bleef vrijwel niets bewaard. In 1555 bouw van een nieuw refugiehuis. Vergroting door toevoeging van de westvleugel aan de Sluisbergstraat in 1598. Voor 1794 was het goed reeds in privaat bezit overgegaan (familie Roberti). In 1864 wordt het betrokken door de ursulinen.
De oorspronkelijke ingang bevond zich in de noordelijke zijgevel; een muur, in de richting van de Grote Markt sloot het pand af aan de oostzijde. In 1927 werd hier een gebouw met torentje bijgevoegd, opgetrokken in neotraditionele stijl.
Het refugiehuis vormt in zijn huidige toestand een vierkant complex, met centrale binnenkoer. Eind 19de, begin 20ste eeuw werden de overige gebouwen toegevoegd aan de Sluisbergstraat en een gedeelte der Ursulinenstraat.
De oostelijke vleugel is het gebouw dat in 1555 werd opgetrokken. Tien traveeën en twee bouwlagen onder steil zadeldak (nok evenwijdig aan straat, mechanische pannen) met drie dakkapellen. Bakstenen gebouw op een kalkstenen sokkel met afschuining; gesmeed ijzeren muurankers; mergelstenen speklagen; hoekbanden waarvan het onderste gedeelte van kalksteen is, het bovenste van mergelsteen; geprofileerde mergelstenen kroonlijst. Vensters van verschillend type; de oudste vensters zijn de twee mergelstenen bolkozijnen op de tweede bouwlaag: het linkse heeft een gebogen mergelstenen bekroning met gestileerde bloemen aan de uiteinden; in het aldus gevormde fronton, wapenschild en leus van abt Volders: NE QUID NIMIS; het andere venster heeft een driehoekige bekroning met afwerking in de vorm van kleine krullen, en een medaillon in het fronton; beide vensters hebben een ontlastingsboog van een rollaag en een platte laag. De benedenvensters zijn rechthoekig in een geriemde kalkstenen omlijsting (eind 18de eeuw); twee vensters en de deur zijn recent, en voorzien van een gelijkaardige, doch gecementeerde omlijsting; de drie linker bovenvensters zijn rechthoekig onder een houten latei (19de eeuw). Voorts op de benedenverdieping twee rechthoekige venstertjes, het linkse blind, het rechtse getralied, in een kalkstenen omlijsting met profilering, accoladevormig op de latei; ontlastingsboog van een rollaag en een platte laag.
De oorspronkelijke gevel, thans de noordelijke zijgevel, is opgetrokken in renaissancestijl, met laatgotische reminiscenties. Trapgevel met ingezwenkte top en aedicula-bekroning; mergelstenen speklagen; de treden zijn verzwaard met siervazen en bolbekroningen; fraai bewerkte schouderstukken. Op de bovenverdieping, twee fraaie mergelstenen bolkozijnen in een gesculpteerde omlijsting waarvan de posten en de middenstijl opgevat zijn als pilastertjes; gebogen fronton erboven, voorzien van een medaillon met links een mannenhoofd, rechts een vrouwenhoofd; ontlastingsboog van een rollaag en een platte laag. Tussen deze twee vensters een gevelsteen met wapenschild en leus: NE QUID NIMIS. De geveltop wordt verdeeld door geprofileerde mergelstenen waterlijsten; boven de onderste waterlijst, in het midden der geveltop, rijk gesculpteerde, mergelstenen nis met sokkel, waarin een beeld van Johannes de Doper; aan weerszij ervan een klein, rechthoekig venster in een gesculpteerde, mergelstenen omlijsting, waarvan de posten als pilastertjes zijn opgevat; boven de als entablement bewerkte lateien een gebogen fronton: in het linkse, het wapen van de abdij (?) en de initialen M A, in het rechtse, een vaas met gestileerde bloemen. In het bovengedeelte der geveltop twee pilastertjes waarvan het onderste gedeelte versierd is met een casement en steunt op een kraagsteen in de vorm van een hoofdje, en het bovenste gecanneleerd en afgewerkt met een Korinthisch kapiteeltje; deze twee pilastertjes dragen een kort entablement dat rijkelijk van rankwerk is voorzien. Hierboven verheft zich het aedicula, onderaan geflankeerd door mergelstenen voluten en afgelijnd met een entablement met fries. Een gebogen kalkstenen fronton, met het wapenschild van de abdij en een geprofileerde druiplijst met gestrekte uiteinden bekroont het geheel. De zuidelijke zijgevel is eveneens een trapgevel, afgewerkt met mergelstenen speklagen en hoekbanden; geprofileerde mergelstenen waterlijst tussen beide bouwlagen en onder de geveltop. Op de benedenverdieping, kalkstenen kloosterkozijn met negblokken en kwartholle profilering; de waterlijst volgt het beloop van een gebogen, mergelstenen fronton boven het venster, met het wapen van abt Volders en de initialen M A; ontlastingsboog van een rollaag en een platte laag. In de geveltop twee mergelstenen venstertjes met negblokken en geprofileerde druiplijst; ontlastingsboog van een rollaag (met mergelstenen sluitsteen) en een platte laag. Op de hoek een beeldje op een sokkel, onder een laatgotisch baldakijn. De zuidgevel der zuidelijke vleugel bestaat uit twee onderscheiden delen, met de oorspronkelijke mergelstenen hoekband tussen beiden; het rechtse gedeelte telt vijf traveeën, het linkse zeven; twee bouwlagen onder zadeldak (mechanische pannen) met dakkapellen boven het rechtergedeelte. Bakstenen gebouw op een hoge zand- en bakstenen sokkel, gedeeltelijk gecementeerd, met zandstenen afzaat; gesmeed ijzeren muurankers, mergelstenen speklagen en hoekbanden; geprofileerde mergelstenen kroonlijst. In het rechtse gedeelte, gevelsteen met jaartal 1598, initialen M V en N N, en het wapen van abt Valentijn Matheus; hieronder het enige spoor der oorspronkelijke kruiskozijnen: dubbele ontlastingsboogjes van een rollaag; het rechtse gedeelte heeft bovendien nog mergelstenen steigergaten en een geprofileerde waterlijst tussen beide bouwlagen; de benedenvensters zijn rechthoekig, in een gecementeerde omlijsting, bovenvensters onder houten latei. Het linkse gedeelte is voorzien van rechthoekige vensters in een geriemde, kalkstenen omlijsting (eind 18de eeuw).
De gevels aan de zijde der binnenkoer, evenals de noord- en oostvleugel dateren uit eind 18de eeuw; de westelijke, zuidelijke en oostelijke vleugels zijn voorzien van recente aanbouwsels, die het grootste gedeelte der gevels bedekken. De noordvleugel is vrij gaaf, doch verhoogd met een halve bouwlaag. Rechthoekige kalkstenen vensters in een geriemde omlijsting, en gelijkaardige deur met kalkstenen tussendorpel
Bron: SCHLUSMANS F. met medewerking van GYSELINCK J., LINTERS A., WISSELS R., BUYLE M. & DE GRAEVE M.-C. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6n2 (He-Z), Brussel - Gent.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Schlusmans F. 1981: Refugiehuis van de abdij van Averbode [online], https://id.erfgoed.net/teksten/22877 (geraadpleegd op ).