Deze twee panden bevatten de restanten van het Tongerse predikherenklooster, met name de hoek, gevormd door de noordelijke en oostelijke vleugel. Het klooster werd in de loop van de 17de eeuw opgetrokken en vanaf 1799 weer afgebroken. Onder meer restanten van de kloostergang en enkele elementen in het interieur bleven bewaard.
De dominicanerorde of orde van de predikheren werd gesticht door Dominicus de Gusman in 1207. Vrij vlug na deze stichting werd in 1231 een klooster van deze orde te Maastricht opgericht. Sinds 1266 kwamen de kloosterlingen op regelmatige tijden tijdens de vasten en de advent prediken te Tongeren. Het zou evenwel tot in de 17de eeuw duren voor zij hier een vaste verblijfplaats kregen.
In afwachting van de erkenning van de Tongerse vestiging kocht de syndicus van het dominicanenklooster in Maastricht in 1634 het huis van Jan Vaes, op de hoek van de Kielenstraat en de Predikherenstraat (toen nog aen Commerput). Uiteindelijk zouden de dominicanen een domein van vijf bunders in bezit krijgen.
De nieuwe stichting werd echter pas toegestaan in 1643 door de stadsmagistraat en prins-bisschop Ferdinand van Beieren. Nochtans was reeds in 1635 begonnen met de bouw van de noordelijke vleugel van het dominicanerpand, langsheen de Predikherenstraat. De constructie van de oostelijke vleugel werd aangevat in 1663. De zuidvleugel volgde in 1668.
Door oorlogsperikelen vielen de werken hierna een tijd stil. Het klooster werd door de Fransen geplunderd in 1673 en werd nogmaals getroffen tijdens de stadsbrand in de nacht van 28 op 29 augustus 1677. Het klooster moet vrij snel zijn gerestaureerd, want reeds in 1680 werd met de bouw van de westelijke vleugel aangevangen. In 1685 werd de brouwerij aan de kant van de Moerenstraat gebouwd en het geheel werd omheind tussen 1690 en 1698.
In de 18de eeuw volgde de voltooiing van het klooster met de bouw van een nieuwe kerk. De eerste steen werd gelegd op 18 oktober 1714 en het gebouw kon worden ingewijd op 2 juli 1757.
Een gravure van Jacob Harrewijn uit 1718 geeft een duidelijk beeld van de toenmalige situatie van het klooster. Er dient hier niettemin te worden opgemerkt dat de nieuwe kerk nog niet helemaal voltooid was. Het pand was een traditioneel kloostergebouw met vier vleugels rond een binnenhof met omgang. De kloosterkerk, een eenvoudige zaalkerk met rechthoekig grondplan, driezijdige koorafsluiting, klokgevel, grote rondboogramen en vieringtorentje, was in het westen te situeren en werd geflankeerd door de westvleugel, waarin de bibliotheek gevestigd was. De zuidvleugel, met monumentale tuiningang, herbergde de sacristie, een apotheek en een hospitaal. In de oostvleugel was een refectorium (met van buitenaf zichtbaar pulpitum) en een keuken onder gebracht. Het dormitorium besloeg de gehele eerste verdieping van deze beide vleugels samen. De noordvleugel, die aan de straat grensde, zou hebben gefungeerd als sacellum. Het pand was sober afgewerkt, vermoedelijk in baksteen met kalkstenen elementen, eenvoudige rechthoekige (kruis)ramen aan de buitenzijde, rondboogopeningen voor de pandgang. Buiten het eigenlijke kloosterpand, op de hoek van Predikherenstraat met de Kielenstraat, waar de oorsprong van het klooster lag, stond een groep dienstgebouwjes. Op de hoek Predikherenstraat met de Moerenstraat stond een brouwerij. Rond het klooster was verder een tuin te situeren, aangelegd in parterres en met een functionele onderverdeling, waarbij bloemen- en kruidentuin afgezonderd waren van de rest. Het ganse complex was ommuurd en slechts toegankelijk via een poort tussen het pand en de brouwerij, die leidde naar een besloten voorhofje, waar ook het (col)locutorium, de spreekplaats van het klooster te situeren was.
De 18de eeuw was, evenals de voorgaande, een bijzonder roerige periode. In 1746 bezette de Franse bevelhebber de Biron het klooster. Alleen de refter bleef ter beschikking van de paters. In 1747 werden ook gewonde soldaten in het pand ondergebracht. De kerk en de monnikencellen werden ingericht als hospitaal, zodat de dominicanen elders in de stad een onderkomen moesten zoeken.
De Luikse omwenteling betekende het begin van het einde voor het dominicanerpand. Tongeren werd beurtelings bezet door Pruisen, Oostenrijkers en Patriotten en zij gebruikten het klooster als opslagplaats. Toen de Fransen het pand in 1793 bezetten, liet generaal Dumouriez er ovens maken om brood te bakken voor 30.000 mannen. In één weg werd ook de bibliotheek verwoest. In opvolging van het decreet van 9 Vendémaire an IV(1 oktober 1795) werd het domicanerklooster uiteindelijk afgeschaft.
Het klooster werd niet teruggekocht door de paters of hun stromannen, zoals wel vaker gebeurde, evenmin werd het onmiddellijk afgebroken. Er werden wel pogingen ondernomen om het gebouw te bewaren en een nieuwe bestemming te geven. Op 21 maart 1797 vergaderde het kanton Tongeren in dit verband nog in de kerk. Op 10 april eerstvolgend werd een petitie opgesteld voor de bestuurders van het Departement Nedermaas. Vele Tongenaren stonden achter het behoud. Het plan draaide ondanks op een mislukking uit. Waterachtige pogingen van de stad om het klooster als rijkswachtkazerne in te richten brachten evenmin zoden aan de dijk. Zodoende werd het pand op 25 oktober 1797 voor 50.000 frank verkocht aan Joseph de Fiennes uit Brussel. Later droeg deze het over aan Zezimbroeck en Coen. De huizen in de Kielenstraat werden geveild op 24 september 1798 en ook de kerk werd afzonderlijk verkocht. Voorlopig fungeerde dit laatste gebouw nog als hooistapelplaats voor de Fransen, tot in 1799 de afbraak werd aangevat. In 1804 stond de kerkgevel nog recht, maar verkeerde in een dermate ruïneuze toestand dat het stadsbestuur de verdere sloop ordonneerde. Een zekere Michel Wilkens voerde deze opdracht nauwgezet uit. In 1820 bleek het ganse gebouw verdwenen.
Ondanks alles bleef, blijkens de primitieve kadasterplannen uit de periode 1829-1846, het volume van de oostelijke kloostervleugel nog bewaard, evenals een flink stuk van de noordelijke vleugel en de aanzet van de zuidelijke. Het perceel van de afgebroken kerk was sinds 1820 braakliggend terrein gebleven. Ter hoogte van de vroegere bijbouwen op de straathoeken met de Kielen- en Moerenstraat bleken ook nog gebouwtjes te bestaan die min of meer de oude situatie benaderden. De rest van het oude kloosterdomein was als vanouds onbebouwd. De situatie van het pand, zoals dit door Harrewijn was opgetekend in 1712, was met andere woorden nog min of meer herkenbaar op het terrein.
Tussen 1846 en 1865 werden de noord- en oostvleugel verbouwd en intern opgedeeld, waarbij het oude bouwvolume nog enigszins herkenbaar bleef. De aanzet van de zuidvleugel verdween, terwijl het kerkperceel onbebouwd bleef. Ook het hoekperceel met de Kielenstraat bleef vooralsnog ongewijzigd. Op het hoekperceel met de Moerenstraat werd daarentegen een nieuwbouw opgetrokken, de huidige Predikherenstraat 17. Dit huis bestaat nog steeds. Het betreft een neoklassiek dubbelhuis met gecementeerde lijstgevel, middenrisaliet, schijnvoegen, cordonlijsten en een houten kroonlijst op klossen.
In 1865 werd de noordoostelijke hoek van het oude kloosterpand in westelijke en zuidelijke richting ingekort, bijgebouwen werden afgebroken en percelen samengevoegd, zodat een kernachtig, L-vormig bouwvolume ontstond, met een aanzienlijk tuinperceel.
Tussen 1865 en 1891 werd aan de L-vormige bouwkern in het oosten een nieuwe aanbouw toegevoegd, zodat een verbinding ontstond met het hoekperceel aan de Moerenstraat. De aanbouw is te situeren ter hoogte van de huidige Predikherenstraat 15, waar nog steeds een neoklassiek enkelhuis staat met een bepleisterde lijstgevel, hardstenen plint, schijnvoegen en een kroonlijst op klossen. Op het hoekperceel met de Kielenstraat werd een groot gebouw gerealiseerd, de huidige Predikherenstraat 1-3, dat min of meer ongewijzigd tot ons is gekomen. Blijkbaar betrof het hier de samenvoeging en uniformisering van oudere constructies. In essentie is het pand immers een laatclassicistisch herenhuis met een L-vormig grondplan, bakstenen parementen, rechthoekige muuropeningen met vlakke kalkstenen omlijsting, kroonlijst met tandlijst, het geheel onder een zadeldak. Dit uitzicht moet grotendeels kort na de verkoop van het hoekperceel in 1897 tot stand zijn gekomen. Ook op het kerkperceel verscheen een eerste constructie, maar deze werd in 1891 opnieuw afgebroken. Er is blijkbaar altijd een zekere schroom blijven bestaan ten aanzien van deze locatie. Tussen 1891 en 1920 werd er echter wel een nieuwbouw opgetrokken, een eenvoudig herenhuis dat nog steeds bestaat en dat een gedeelte van het braakliggende terrein inpalmde. Recentelijk werd ook het hoekhuis met de Kielenstraat uitgebreid met een bijbouw, zodat de straatwand nu volledig afgesloten is.
De verbouwde noordoostelijke kloosterhoek met westelijke uitbreiding werd in 1920 nogmaals aangepast. De westelijke uitbreiding ging op in het hoekperceel met de Moerenstraat, waardoor opnieuw de lichtjes zuidwaarts uitgebreide L-vorm overbleef. Deze situatie is sindsdien ongewijzigd gebleven, zodat kan worden gesteld dat het enige restant van het oude dominicanerpand indien de kelders niet in aanmerking worden genomen, slechts de noordoostelijke hoek en een stuk van de oostervleugel met pandgang omvat. De rest is volledig opgegaan in 19de-eeuwse verbouwingen en nieuwbouw.
Van het 17de-eeuws complex zijn slechts enkele fragmenten over gebleven van de noordelijke en oostelijke vleugel. Deze restanten zijn terug te vinden in het pand Predikherenstraat 11-13. Tot 1865 betrof het twee aparte woningen, die dat jaar werden samen gevoegd.
De straatparementen bleven bewaard in het pand Predikherenstraat 13. Het betreft een diephuis met aan de straatzijde een twee traveeën brede en twee bouwlagen hoge bakstenen lijstgevel met aangepaste ordonnantie, geprofileerde druiplijst, mergelstenen banden en kroonlijst op ojiefvormige consoles. De buitengevel parallel met de Moerenstraat is opgetrokken in baksteen met gedichte (kruis)ramen, smeedijzeren muurankers met krullen en een geprofileerde mergelstenen kroonlijst op ojiefvormige consoles.
De binnenhofparementen bleven bewaard in het pand Predikherenstraat 11, onder de vorm van twee gekoppelde mergelstenen rondbogen op het gelijkvloers en sporen van mergelstenen kloosterkozijnen en rondboogramen op de eerste verdieping onder een baksteenfries, gevormd door een rechte en overhoekse muizentand. Dit gedeelte van het huis werd aan de straatzijde verbouwd tussen 1846 en 1865, waarbij een eenvoudige bakstenen lijstgevel tot stand kwam, vier traveeën en drie bouwlagen met getoogde muuropeningen, druip- en kordonlijsten onder een houten kroonlijst.
De panden 11 en 13 werden in 1865 dus samengevoegd, waarbij in één weg het restant van de oude oostelijke vleugel, waarvan nog het oorspronkelijke zadeldak met stijlenkap bewaard bleef, werd ingekort, waardoor een nieuwe tuingevel ontstond. Het dak werd afgewolfd.
Intern vertonen enkel de uitgestrekte kelders met baksteengewelven nog de structuur van de oostelijke en noordelijke kloostervleugels. Op de hogere niveaus kunnen nog vaag de pandgangen worden onderscheiden, gemarkeerd door stevige laterale wanden en op het gelijkvloers geaccentueerd door een originele tegelbevloering: een ensemble van bruine achthoeken en zwarte ruitjes, afgeboord met een smallere bruin-zwarte florale strook en een rij bruine rechthoeken. Op de eerste verdieping bleven sporen van rondboogopeningen bewaard, uitkijkend over het binnenhof, evenals een eenvoudige, vlak gestucte zoldering met kooflijst. Andere markante elementen zijn te situeren in de hoekruimte tussen de trappenhuizen op de eerste verdieping: sporen van gestucte troggewelfjes tussen de kinderbalken en de stucboezem van een hoekschoorsteen.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2002: Resterend deel van predikherenklooster [online], https://id.erfgoed.net/teksten/158721 (geraadpleegd op ).
Resterend gedeelte van het voormalige predikherenklooster, namelijk de hoek, gevormd door de noordelijke vleugel en de oostvleugel van het kloosterpand.
De predikheren vestigden zich in 1634 te Tongeren en kochten er een huis, gelegen op de hoek van de Predikherenstraat en de Kielenstraat. In 1635 werd de eerste, noordelijke kloostervleugel gebouwd, gelegen aan de Predikherenstraat; in 1663 werd een aanvang gemaakt met de bouw van het kloosterpand, namelijk de oostvleugel; in 1668 volgde de zuidvleugel en in 1680 de westvleugel. In 1685 werd de brouwerij, aan de zijde der Moerenstraat gebouwd, en tussen 1690 en 1698 de omheiningsmuur. De kerk werd gebouwd van 1714 tot 1757. In 1797 werden de goederen geconfisqueerd en verkocht. De afbraak der gebouwen begon in 1799; in 1804 werd de kerk gedeeltelijk afgebroken, ze verdween volledig in 1820.
Het nummer 13 telt twee traveeën en twee bouwlagen onder afgewolfd zadeldak. Bakstenen lijstgevel met aangepaste ordonnantie; geprofileerde kalkstenen druiplijst en mergelstenen banden. Mergelstenen kroonlijst op ojiefvormige consoles.
Aanleunend achter dit gedeelte bevindt zich een diephuis onder afgewolfd, gebogen zadeldak. Bakstenen gebouw met mergelstenen hoekbanden; gesmeed ijzeren muurankers met krullen; de linker zijgevel heeft een geprofileerde, mergelstenen kroonlijst op ojiefvormige consoles, doorlopend tot over de helft der achtergevel; de andere zijde is voorzien van een baksteenfries (rechte en overhoekse muizentand). Beide zijgevels hebben gedichte muuropeningen; in de rechter zijgevel zijn een aantal mergelstenen kloosterkozijnen zichtbaar, en de resten van twee gekoppelde, mergelstenen rondbogen, behorende tot de voormalige kloostergang. De achtergevel heeft aangepaste muuropeningen.
Bron: SCHLUSMANS F. met medewerking van VANTHILLO C. 1990: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kantons Riemst - Tongeren, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Schlusmans F. 1990: Resterend deel van predikherenklooster [online], https://id.erfgoed.net/teksten/37336 (geraadpleegd op ).