Kasteel van Coloma ()

Waterslot in traditionele bak- en zandsteenstijl met brede, vierkante slotgracht, gevoed door een zijtak van de Zuun; heden in gebruik als polyvalent Cultureel Centrum. Het geheel is gelegen in de onmiddellijke omgeving en ten oosten van het dorpscentrum en omringd door een boomrijk park, 15 hectare groot, met opvallende waterpartijen, dreven, de grootste rozentuin van Vlaanderen (4,4 hectare) en een fraai uitgewerkt smeedijzeren hek uit het einde van de achttiende eeuw. Een koetshuis met jaartal 1731 bleef bewaard ten noordoosten van het kasteel en een tuinpaviljoen ten noordoosten van het koetshuis. Oorspronkelijk waren het tuinpaviljoen en het koetshuis verbonden door een vleugel die de voor het kasteel gelegen "erekoer" gedeeltelijk omsloot, maar gesloopt werd halverwege de jaren 1860.

Historiek

Het domein zelf wordt van noord naar zuid doorsneden door een dubbele platanendreef, die de hoofdas vormt van het domein: het kasteel met de bijgebouwen en de rozentuin liggen in het oostelijke deel. Het westelijke deel wordt van oost naar west eveneens doorsneden door een platanendreef, loodrecht op de eerste, en vertrekkend vanaf het fraaie toegangshek naar het dorpscentrum; ten noorden van deze dreef ligt de in 1988-1989 heraangelegde kasteelboomgaard met een verzameling oude fruitboomvariëteiten, ten zuiden een parking en aansluitend het domein van nummer 31 in de vorm van een landhuis met omringend park.

Al van in de vroege middeleeuwen was Leeuw een belangrijke heerlijkheid met hoofdschepenbank in het Land van Gaasbeek. Aangezien Leeuw administratief werd beheerd vanuit Gaasbeek, krijgen we hier te maken met een relatief klein dorpskasteel. Het huidige kasteel van Coloma, genoemd naar de achttiende-eeuwse eigenaars, werd in 1515 gebouwd als zetel van de heerlijkheid Leeuw en was in de zestiende eeuw in het bezit van de familie van meester Lenaert van den Hecke, die een belangrijke rol speelde in de Brusselse politiek tijdens het laatste kwart van de zestiende eeuw. Het kasteel vormt trouwens een uitstekende illustratie van de overgang van een versterkte middeleeuwse burcht naar een huis van plaisantie.

Voortgaande op een oude gravure "Castrum Leewae Baronatus" uit het einde van de zeventiende eeuw, gepubliceerd in "Castella et praetoria nobilium Brabantiae…" van J. Le Roy (1694), week het oorspronkelijke uitzicht enigszins af van het huidige: een omgrachte rechthoekige constructie met twee parallelle zadeldaken tussen trapgevels en twee uitspringende hoektorens vooraan. Een brug verbond de hoofdingang met het poortgebouw aan de overzijde van de omgrachting en het eiland aan de achterzijde (zuiden) was ingenomen door een afgebakende parterretuin. Het geheel was omgeven door een formeel park in Franse stijl, waar strakke geometrie overheerste, duidelijk zichtbaar in de met hagen omgeven siertuin tegenover het kasteel en ervan gescheiden door een ereplein met etageboom; een L-vormige neerhofvleugel begrensde dit plein aan de oostzijde.

Toen de heerlijkheid Leeuw in 1690 verheven werd tot baronie, was het kasteel in handen van de familie Roose. Deze familie liet volgens sommige bronnen in het begin van de achttiende eeuw diverse verfraaiingswerken uitvoeren; deze veronderstelling wordt gesteund door de aanwezigheid van het wapenschild van de familie in de noordgevel van het kasteel; andere bronnen schrijven de werken toe aan de latere eigenaar Karel de Coloma, eigenaar van circa 1751 tot 1758. De twee zadeldaken werden vervangen door één groot schilddak, de trapgevels verdwenen en door de toevoeging van twee hoektorens achteraan kreeg het ensemble een vrij symmetrisch uitzicht. De ingang werd bovendien opgesmukt met decoratieve elementen van kalkzandsteen en boven de inkom kwam het wapenschild van de familie Roose-de Varick. Regelmatig geplaatste steekboogvensters vervingen de vroegere kruiskozijnen, waarvan er slechts een aantal bewaard bleven in de hoektorens.

Door huwelijk kwam het kasteel circa 1751 aan Karel de Coloma, kamerheer van Maria Theresia van Oostenrijk, waaraan het huidige domein zijn benaming dankt. Een generatie later werd het door erfenis eigendom van Jan graaf van der Dilft. Voortgaande op het jaartal 1780 in de neuten van de deuromlijsting in de zuidgevel werden in deze periode nogmaals veranderingen uitgevoerd. Het primitieve kadaster (1831) vermeldt op dat ogenblik Antoine van der Dilft de Borghvliet als eigenaar; hij was met 200 hectaren eigendom op dat ogenblik veruit de grootste grondbezitter van Sint-Pieters-Leeuw. Toen de laatste privé-eigenaar gravin Antoinette van der Dilft de Borghvliet, weduwe van Albert graaf de Limburg-Stirum, in 1947 was overleden, werd het kasteel ingericht als "pensionaat Albert et Isabelle", dat in 1972 zijn deuren sloot. Vanaf 1 februari 1974 werd het voor zes jaar gehuurd door het Ministerie van Nederlandse Cultuur, nadien werd het kasteel verwaarloosd en stond het bloot aan verval. In 1982 werd het park, ongeveer 15 hectare, aangekocht en opgeknapt door de Dienst Groenplan van het Ministerie van Openbare Werken, het kasteel werd in 1984 eigendom van de gemeente die zorgde voor een grondige restauratie naar ontwerp (1986) van de Leeuwse architecten W. Heremans en R. Vanhaelen in de periode 1989-1992; de definitieve goedkeuring van het ontwerp van de verbouwingsplannen gebeurde op 4 juni 1987.

Algemene herstellingen werden uitgevoerd, de gevels gerenoveerd, het interieur vernieuwd en aangepast aan de toekomstige functie en de toegangsbrug werd verstevigd; de op 14 september 1988 ingestorte westtoren werd heropgebouwd. Ook het wagenhuis werd in zijn totaliteit onder handen genomen. Op 12 september 1992 kon het gerestaureerde kasteel ingehuldigd worden, zie gedenkplaat in de hal. Heden is het in gebruik als Gemeentelijk Cultureel Centrum met seminarieruimten en onderkomen voor de gemeentelijke cultuurdienst en dienst voor toerisme.

In 1992 werd ook gestart met de algemene restauratie van het park. In een eerste fase werd werk gemaakt van de slotgracht die opnieuw haar rechthoekige vorm kreeg. Nadien volgden het vijverkanaal (reiniging en versteviging oevers) en het park zelf. In een vierde fase werd voorzien in parkeergelegenheid en in de laatste fase kwam de realisatie van een rozentuin aan de beurt. Een eerste deel van de rozentuin werd afgewerkt in 1995 in het zuidoostelijke deel van het domein; dit gedeelte omvat verschillende, omhaagde vakken, elk met een eigen roos; bovendien werd het wapenschild van de oude baronie Leeuw hier uitgewerkt met witte en rode rozen; in 1996 werd de boventuin met bekroonde Belgische veredelaars geopend; door hun strakke geometrie refereren deze twee tuinen aan de Franse stijl. De derde tuin in landschapsstijl met de geschiedenis van de roos, een geurend gedeelte en een internationale rozentuin, dateert van 2000.

Beschrijving

De toegang van het kasteelensemble ligt nabij de kruising van de twee vermelde platanendreven ten noordwesten van het kasteel en bestaat uit een fraai uitgewerkt ijzeren hek uit de achttiende eeuw; het is gevat tussen geblokte pijlers van blauwe hardsteen met bekronende siervazen; het hekken zelf wordt bekroond door een gekroonde D, naar verluidt verwijzend naar de familie van der Dilft. In het verlengde ligt een gekasseide weg met het kasteel ten zuiden ervan; de bakstenen boogbrug over de omgrachting telt vier traveeën en heeft een parement van blauwe hardsteen; in 1992-1993, zie inscriptie, vernieuwd met een leuning van blauwe hardsteen, een geïntegreerd kunstwerk en bekroond ontwerp van beeldhouwer Patrick Crombé.

Kasteel op vierkante plattegrond met flankerende hoektorens, opgetrokken uit baksteen met contrasterende verwerking van kalkzandsteen voor steigergaten en hoekkettingen. Voor de vensteromlijstingen werd gebruik gemaakt van blauwe hardsteen, kalkzandsteen of streekeigen arkose. Het onderkelderde, regelmatig verankerde hoofdvolume telt twee bouwlagen en een lagere derde en is afgedekt door een steil schilddak, de vier vierkante hoektorens door een leien helm met uivormige bekroning. Vrij homogeen uitzicht met classicistisch uitgewerkte westgevel, drie traveeën breed, met benadrukte centrale deurtravee. Rondboogdeur gevat in een entablementomlijsting met flankerende pilasters onder driehoekig fronton en twee blinde bovenvensters met uitgespaarde hoeken, verbonden door doorgetrokken stijlen van kalkzandsteen waartussen het wapenschild van de familie Roose; bespijkerde houten vleugeldeur. De middentravee loopt boven de kroonlijst trouwens uit op een vereenvoudigde topgevel met cantonnerende voluten.

Gevarieerde vensters gaande van een aantal kruiskozijnen met dubbele ontlastingsboogjes in de hoektorens tot rechthoekige of licht getoogde in een omlijsting van kalkzandsteen of arkose elders; de westgevel wordt geopend door getoogde vensters in een geprofileerde omlijsting van blauwe hardsteen, verwijzend naar de achttiende-eeuwse aanpassingswerken. Zuidgevel gemarkeerd door een centraal deurrisaliet voorafgegaan door een herstelde steektrap: eenvoudige rechthoekige deur in een geblokte omlijsting van blauwe hardsteen, voorzien van de inscriptie "ANNO" "1780" op de neuten en bekronende siervazen; de onderdorpels van de vensters in deze gevel bevatten steenkappertekens verwijzend naar de steenkapperfamilie Van Reck (tweede helft zeventiende eeuw - begin achttiende eeuw) en kaderend in de toenmalige aanpassingswerken. Integraal vernieuwd schrijnwerk. Interieur aangepast aan de huidige functie.

Koetshuis met jaartal 1731, nu ingericht als taverne "De Koetsier". Voortgaande op het uitzicht, het jaartal 1731 en het bouwmateriaal met onder meer achttiende-eeuwse steenkappertekens wordt het koetshuis algemeen beschouwd als achttiende-eeuws; studie van het kadasterarchief met mutatieschetsen en bijhorende leggers leert ons echter dat het hier gelegen gebouw samen met de neerhofvleugel, zie hoger, werd gesloopt; deze werken werden kadastraal geregistreerd in 1865 en in 1879 werd op dezelfde plaats een "nouvelle construction" (stal en koetshuis) ingetekend; deze historiserende wederopbouw met hergebruik van oorspronkelijke bouwmaterialen past uitstekend in de tijdsgeest en kadert vermoedelijk in de heraanleg van het omringende park zoals verder wordt beschreven.

Constructie van zeven traveeën en één bouwlaag onder geknikt, leien schilddak, licht overkragend op modillons en met de nok parallel aan de gekasseide weg; verspreide dakkapellen. Verankerde baksteenbouw op rechthoekige plattegrond, mogelijk opgericht op de fundamenten van de vroegere neerhofvleugel, zie bewaarde onderbouw van breuksteen, vooral zichtbaar in de westgevel. Noordgevel links gemarkeerd door een hoekketting van arkose, rechts door een rondboogarcade van drie traveeën, uitgewerkt in blauwe hardsteen met geprofileerde, geringde bogen op Toscaanse zuilen en achttiende-eeuwse steenkappertekens; ook de hier voorkomende kruiskozijnen en rondboogdeuren met imposten, sluitsteen en bekronende oculus zijn uitgewerkt in blauwe hardsteen met verspreide steenkappertekens verwijzend naar de familie Van Reck (tweede helft zeventiende eeuw -begin achttiende eeuw); twee ruime dakvensters onder sterk overkragende, halve schilddaken. Integraal vernieuwd schrijnwerk. In de linkerzijgevel is door een recent aanbouwsel slechts het eerste cijfer zichtbaar van het vermeende bouwjaar 1731, aangebracht door middel van uitspringende baksteenkoppen. Achtergevel met gewijzigde en nieuwe muuropeningen.

Tuinpaviljoen met driekwartronde traptoren op de westhoek, eertijds in gebruik als oranjerie, thans ingericht als rozenmuseum. Doorgaans wordt dit paviljoen net als het koetshuis beschouwd als achttiende-eeuws; op de mutatieschetsen van het kadaster verschijnt in 1906 echter een nieuw volume, de bijhorende leggers maken melding van een "nouvelle construction" met als functie oranjerie.

Verankerde baksteenbouw op nagenoeg vierkante plattegrond, souterrain en twee en een halve bouwlaag onder leien tentdak, overkragend op modillons en voorzien van enkele dakkapellen; contrasterende verwerking van blauwe hardsteen voor de geblokte hoeklisenen en de venster- en deuromlijstingen met verspreide achttiende-eeuwse steenkappertekens. In de westgevel is de licht verhoogde begane grond toegankelijk via een rechthoekige deur met rondbooglicht, gevat in een geprofileerde omlijsting van blauwe hardsteen met voluutsluitsteen en bekronende waterlijst met gestrekte uiteinden, voorafgegaan door een steektrap. Flankerende rechthoekige vensters en kleinere bovenvensters, alle in een omlijsting van blauwe hardsteen met bewaarde luikduimen. De noordelijke gevel vertoont een gelijkaardig uitzicht en tegen de oostgevel werd recent een trappenhuis met brandtrap gerealiseerd.

Het oorspronkelijke park, in de zeventiende eeuw aangelegd in een strakke Franse stijl, werd vermoedelijk in de jaren 1860 rondom het kasteel heraangelegd als landschappelijk park binnen het strakke, geometrische stramien van de zeventiende eeuw. Door het slopen van de neerhofvleugel tussen het koetshuis en het paviljoen ontstonden immers nieuwe perspectieven: beuken, eiken en linden werden gegroepeerd in bosjes of cirkels en vergezeld van zeldzamere boomsoorten, een typisch negentiende-eeuws aspect. De landschappelijke aanleg bleef grotendeels beperkt tot de tuinpercelen tegenover het kasteel en respecteerde overigens het oude stramien; aan de waterpartijen werd hoegenaamd niets gewijzigd.

  • Kadaster Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Sint-Pieters-Leeuw, afdeling II, 1865/15, 1879/6 en 1906/29.
  • C.D.M. 1977: Sint-Pieters-Leeuw, in Kastelen en Buitenplaatsen onder leiding van L. GENICOT, Brussel, 248.
  • DE DONDER J. 1995: Park van Groenenberg en Coloma te Sint-Pieters-Leeuw, in Vlaams-Brabant, , nummer 5, 14-21.
  • DENEEF R. (onder leiding van) 2005: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Provincie Vlaams-Brabant. Pajottenland - Zuidwesten van Vlaams-Brabant, (Monumenten en Landschappen, cahier 11), Brussel, 233-237.
  • FRANSSENS M. 1994: Reddingsoperatie-Coloma, in Hallensia, jaargang 15, nummer 4, 75-82.
  • S.N. s.d.: Infobrochures Rozentuin.
  • S.N. 1992: Coloma, Van Burcht tot Cultureel Centrum, in Lewe, jaargang 11, nummers 3-4, Themanummer Kasteel Coloma.
  • VAN BELLE J.L. 1994: Signes Lapidaires. Nouveau dictionnaire Belgique et Nord de la France, s.l., 528.
  • VAN KERCKHOVE B. 1979: Wandelen te Sint-Pieters-Leeuw, in Brabant, december, nummer 6, 29-39.
  • VAN MIEGHEM A. 1994: Historiek van het Kasteel van Coloma, in Hallensia, jaargang 15, nummer 4, 71-74.

Bron: KENNES H. met medewerking van VAN DAMME M. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Sint-Pieters-Leeuw, Deelgemeenten Sint-Pieters-Leeuw, Oudenaken, Ruisbroek, Sint-Laureins-Berchem en Vlezenbeek, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB8, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteel Coloma [online], https://id.erfgoed.net/teksten/90754 (geraadpleegd op ).


Kasteel Coloma ()

Voormalige zetel van de heerlijkheid Leeuw, in de 16de eeuw toebehorend aan L. Van den Hecke; in 1611 wordt het goed verkocht en het einde van de 17de eeuw vererfd door de familie Roose, voor wie de heerlijkheid tot baronie verheven wordt; midden 18de eeuw door huwelijk overgegaan op de familie Coloma wordt het goed nadien vererfd door de vander Dilfts en de graven de Limburg Stirum.

Een gravure van Harrewijn toont de toestand in de 17de eeuw: een waterkasteel bestaande uit een vierkant blok van vijf traveeën met twee en een halve bouwlaag op een souterrain, afgedekt met twee zadeldaken tussen trapgevels en geflankeerd door hoektorens. De huidige toestand komt hier in volume mee overeen, doch de dakvorm werd verbouwd tot een groot schilddak en de trapgevels vervielen. Deze verbouwing is te situeren in het midden van de 18de eeuw, te oordelen naar de steekboogvormige vensters die de oorspronkelijke kruiskozijnen vervangen.

De deurtravee van de voorgevel werd naar de tijdsgeest aangepast: aflijning met zandstenen banden, twee blinde vensters met kwartronde lateihoeken, een wapenschild (Roose), en een bekroning in de vorm van vereenvoudigde voluten; rondboogdeur geflankeerd door zandstenen pilasters die een entablement en een fronton dragen, voorafgegaan door een op vier rondbogen gedragen loopbrug tussen rijen van balusters met bolbekroningen. In de vier hoektorens bekroond met een uidragend helmdak, bleven de oorspronkelijke kruisvensters grotendeels behouden.

Wagenhuis, in de zijgevel door middel van uitstekende baksteenkoppen gedateerd 173(?)1; éénlaags gebouw met een schilddak (leien) met dakkapellen; drie rondboogarcaden met zeiltjes en druiplijst; kruisvensters en rondboogdeuren met imposten, sleutel en oculus. Breukstenen onderbouw in de zijgevel.

Tuinpaviljoen daterend uit het einde van de 18de eeuw; torenachtig volume van twee en een halve verdieping met tentdak (leien); baksteenbouw met gebruik van arduin. Rechthoekige vensters met omlijsting en bakstenen ontlastingsboog. Twee identieke laat-classicistische deuromlijstingen. Ronde traptoren achteraan, en lage, recentere bijbouw onder lessenaarsdak.

Hekpijlers met vaasbekroning en het fraai, gesmeed ijzeren hek daterend uit het einde van de 18de eeuw.

Boomrijk domein met belangrijke waterpartijen.


Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs:  De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteel Coloma [online], https://id.erfgoed.net/teksten/40625 (geraadpleegd op ).