Neoclassicistisch burgerhuis volgens de bouwaanvraag uit 1846 opgetrokken in opdracht van de kruidenier Jean Baptiste Collin. Uit het bouwdossier vallen ontwerper noch aannemer af te leiden.

Rijwoning van drie traveeën en vier bouwlagen oorspronkelijk onder een zadeldak, dat tijdens de eerste helft van de 20ste werd vervangen door een pseudo-mansarde. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel met een verzorgd stucdecor, die oorspronkelijk werd gemarkeerd door het gevelbrede balkon met consoles en smeedijzeren borstwering van de bel-etage, rustte op een pui met enkelhuisopstand, schijnvoegen en plint. Gevat tussen hardstenen pilasters, werd de koetspoort in de rechter travee geflankeerd door rechthoekige vensters met een lekdrempel op consoles. Horizontaal geleed door geprofileerde, cordonvormende lekdrempels en stucfriezen met een geschakeld medaillonpatroon, legt de compositie van de bovenbouw de klemtoon op het rechter zijrisaliet. De opstand beantwoordt aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters in geriemde omlijsting. Gestrekte entablementen waarop sierlijke rankwerkfrontons met schelp- en voluutpatroon accentueren de eerste verdieping, oren de tweede en derde verdieping; ijzeren borstweringen en parapetten. Een klassiek hoofdgestel met een gelede architraaf en een houten kroonlijst vormt de gevelbeëindiging. Verbouwde pui.

Neoclassicistisch burgerhuis met beraapte lijstgevel van drie traveeën en vier bouwlagen onder recent pseudo-mansardedak, waarvoor bouwaanvraag uit 1846, in opdracht van J.B. Collin.

Risaliet vormende rechter travee, waarschijnlijk eertijds gemarkeerd door ingangsomlijsting. Rechthoekige vensters in riemomlijsting, op de bovenste verdieping met oren en doorlopende lekdrempels waaronder een decoratieve fries. Accent op de deurvensters van de bel-etage die bekroond zijn door een gestrekte druiplijst onder stucco-versiering van gestileerd loofwerk. Zeer storend gewijzigde begane grond (samen met nummer 13) en toegevoegde dakverdieping.