Georiënteerde, longitudinale kruiskerk met basilicale opstand uit de 14de eeuw, opgetrokken in gotische stijl maar met behoud van de onderbouw van de romaanse toren uit de eerste helft van de 13de eeuw en de classicistische westgevel van 1779, een gedeeltelijke uitvoering naar ontwerp van architect Wincqz.
Gelegen aan de oostzijde van de straat en omgeven door het voormalige kerkhof met kerkhofmuur opgetrokken uit kalkzandsteen, gedeeltelijk onderbroken door de aanpalende woningen. In de zuidoostelijke hoek, nabij de ingang aan de Klarastraat staat een gedenkteken voor oud-minister Albert Coppé (1911-1999). Tegen de noordelijke zijbeuk bevinden zich de uniforme graven van zeven Congolezen, gestorven in augustus 1897 tijdens de Internationale Tentoonstelling van Brussel, waarbij in de Tervuurse Warande drie Afrikaanse dorpen werden opgericht, overdag bewoond door 267 Congolezen. Voortgaande op een oude prentkaarten lagen deze graven oorspronkelijk tegen de achtergevels van de nummers 4-6 (Kerkstraat). Tegen de zuidelijke transeptarm liggen de graven van de Familie de Robiano, tegen het koor enkele graven van burgemeesters en pastoors. Het kerkhof werd al voor 1927 gedesaffecteerd.
De eerste parochiekerk van Tervuren, toegewijd aan Sint-Jan de Doper, ontstond vermoedelijk als villakerk op de 'Kapelle' in de eerste helft van de 8ste eeuw. De 'Kapelle' is vandaag mogelijk het grosso modo rechthoekige bouwblok, omgeven door de Kapellestraat, tussen de Oud Gasthuisstraat en de Tabakbergstraat.
In het begin van de 13de eeuw werd in opdracht van Hendrik I, hertog van Brabant, een eigen kerk gebouwd op het voorhof van zijn kasteel in de warande. De bediening schonk hij in 1227 aan de Abdij van Park in Heverlee. Vanaf 1230 zond de abdij reguliere kanunniken naar Tervuren. De kerk werd toegewijd aan Sint-Jan Evangelist en in 1266 als moederkerk aanvaard door de bisschop van Kamerijk. Dit kerkje zit voor een deel ingebouwd in de westzijde van de huidige kerk. In de tweede helft van de 14de eeuw werd gestart met de oprichting van een nieuw, laatgotisch transept en een koor, gevolgd door de bouw van de hoofd- en zijbeuken. Hoewel aanvankelijk niet de bedoeling, werd de westzijde met onderbouw van de toren deels bewaard waardoor de laatste travee van de zijbeuken omwille van de aansluiting halve traveeën bleven.
In de loop van de 15de eeuw werd het kerkinterieur afgewerkt door onder meer het aanbrengen van muurschilderingen in het noord- en zuidtransept en van andere polychrome beschilderingen in andere delen van de kerk. Het rechthoekige koordoksaal werd voor het koor geplaatst in 1527; het werd gerealiseerd naar Mechels model door Matthijs Keldermans, op dat ogenblik stadsbouwmeester in Leuven, en zijn broer Andries die steenhouwer was.
Ten gevolge van vernieling en plunderingen in 1572, 1582 en 1630 voerde men midden 17de eeuw grote herstellingswerken uit en werd het interieur bepleisterd en gewit. Het praalgraf voor de Brabantse hertogen, onder meer Antoon Van Bourgondië † 1415, zijn zonen Jan IV † 1427 en Filip † 1430, werd tijdens de godsdiensttroebelen vernield. Aartshertogen Albrecht en Isabella lieten in 1621 op de plaats van het voormalige mausoleum een zwarte gedenksteen leggen. De zware gewelfbogen onder de kerktoren werden dichtgemetseld om in de twee verkregen ruimten de kapellen in te richten. Tegen de koorgevel werd door pastoor Willemaers (1721-1736) in de geest van de contrareformatie een houten "Jezus aan het kruis boven vagevuur" aangebracht.
De 18de eeuw kenmerkte zich door eigentijdse interieurverfraaiingen: in 1734 werd de preekstoel met iconografie van Sint-Hubertus besteld, in 1739 werd het middeleeuwse doksaal verwijderd en in 1743 kregen koor en sacristie een nieuwe vloer. Modernisering van het koor door de plaatsing van de houten lambrisering in 1752 waarbij de gotische lijst met maskerkopconsoles - op twee consoles na - verdween. De installatie van het barokke altaar in 1766 ging gepaard met het dichtmetselen van drie spitsboogvensters. Heden is nog één venster dichtgemetseld. In 1777-1778 werd de bouwvallige westtoren gesloopt en in 1780 kreeg de kerk een volledig nieuwe westgevel en een kleine dakruiter naar ontwerp van architect Wincqx; omwille van geldproblemen werd het ontwerp slechts gerealiseerd tot aan de kroonlijst.
In 1807 gebeurde een aanzienlijke ontmanteling van de kerk zoals de afbraak van de zeshoekige doopkapel behorend bij de romaanse kerk, sloop van het zuidportaal en de gedeeltelijke ontmanteling van het noordportaal. In 1836, gedeeltelijke uitbraak van glasramen. De uitgebroken monelen werden op vraag van de overheid teruggeplaatst. Sinds 1850-1851 werd het noordportaal hergebruikt als Heilig Grafkapel. In 1900 maakte architect Capronnier verschillende plannen om de kerk uit te breiden en te voorzien van een toren. Deze plannen werden evenwel niet uitgevoerd. Het kerkinterieur werd opnieuw geschilderd in 1915 en de oude sacristie kreeg een uitbreiding door middel van een bijgebouw.
Grondige restauratie van interieur en exterieur na oorlogsschade, aanbesteed in 1941 naar ontwerp van architect Chrétien Veraart en begeleid door pastoor J.E. Davidts, maar door onder meer oorlogsomstandigheden pas uitgevoerd in 1947-1950. De nieuwe doopkapel werd opgetrokken in neogotische stijl, de sacristie uitgebreid, het noordportaal vervolledigd en het belendende traptorentje verhoogd. Daarnaast werden twee dichtgemetselde koorvensters heropend en de 18de-eeuwse lambrisering verwijderd. Tijdens de restauratie, na de verwijdering van de twee ingerichte kapellen, kwam de oorspronkelijke romaanse torenconstructie tevoorschijn. Funderingen van het doksaal van 1527 werden ontdekt, waarna het doksaal met de bewaard gebleven zuilen en een tiental sculpturale nisversieringen, zijnde de restanten van de borstwering, achteraan in de kerk herplaatst en aangevuld werd, naar verluidt met Franse steen afkomstig van de afbraak van het zuidstation in Brussel. Tijdens de ontpleistering van het interieur werden restanten van 15de-eeuwse muurschilderingen blootgelegd. De oude gebrandschilderde ramen werden in 1951 vervangen door nieuwe ontwerpen. Sinds 1994, gefaseerde restauratie van interieur en exterieur onder leiding van architect D. Debrouwer. In 2001 startte de binnenrestauratie.
De plattegrond ontvouwt een driebeukig schip van vijf traveeën, transeptarmen van twee traveeën met rechte sluiting en een koor van drie traveeën met een driezijdige sluiting, aan de noordzijde geflankeerd door de sacristieën; tegen de noordelijke zijbeuk zijportaal met flankerende traptoren; tegen de zuidelijke zijbeuk de doopkapel van 1947-1948. Het gebouw is opgetrokken uit plaatselijke kalkzandsteen die regelmatig gehouwen en in vrij regelmatig verband geplaatst is. Naar verluidt is de steen afkomstig uit lokale steenpoelen. Zichtbare herstellingen in gelijkaardige witte steen. Leien zadeldaken voor de middenbeuk, transept, koor en sacristie, met vierkante klokkentoren boven de oostzijde van de middenbeuk, leien lessenaarsdak voor de zijbeuken.
Strakke, classicistische westgevel van 1779 afgelijnd door een geprofileerde blauwe hardstenen waterlijst en geflankeerd door massieve vleugelstukken die de westgevels van de zijbeuken vormen. Poortrisaliet gemarkeerd door een rechthoekig spaarveld met rondboognis waarin de rechthoekige vleugelpoort met dito bovenlicht met ijzeren roeden en daarboven een tweede rondbogig bovenlicht met waaiervormige ijzeren roeden. Tussen deur en bovenlicht is er een doorgetrokken waterlijst.
De zijbeuken, daterend uit de tweede helft van de 14de eeuw, worden geopend door spitsboogvensters met afgeschuinde dagkanten en een afzaat. Eén smaller spitsboogvenster in een meerledig kwarthol geprofileerde omlijsting. De zuidelijke zijbeuk is voorzien van een circa 1947-1948 gereconstrueerde doopkapel. De zeskantige 13de-eeuwse doopkapel werd in 1807 gesloopt. De noordelijke zijbeuk is voorzien van een zijportaal met puntgevel onder zadeldak, topgevel gesloopt in 1807. In 1947-1948 toegevoegde top met een luik in spitsboogomlijsting met driepastraceringen; bekronende kruisbloem; de overhoekse steunberen worden bekroond door pinakels met hogels. De steekboogpoort en het bovenlicht met glas in lood zijn gevat in een geprofileerde spitsboogomlijsting met archivolten onder doorlopende waterlijst. Bekronende gerenoveerde nis.
Gotisch transept uit het midden van de 14de eeuw, geritmeerd door versneden steunberen met bekronende pinakels. Spitsboogvensters in geprofileerde omlijsting met afzaat op cordonvormende lekdrempel. Vernieuwd maaswerk naar laatgotische model. Puntgevel met bekronend hardstenen kruis en flankerende, hoger oplopende pinakels.
Koor in gotische stijl uit het midden van de 14de eeuw, geritmeerd door versneden steunberen die worden bekroond door pinakels. Spitsboogvensters met gelijkwaardige uitwerking als in het transept; één dichtgemetseld, de overige voorzien van traceringen met drie- en meerpassen. Tegen de kopgevel van het koor een houten reliëf "Jezus aan het kruis boven het vagevuur" daterend uit de 18de eeuw.
Ten noorden de oude sacristie onder zadeldak. Puntgevel geflankeerd door pinakels en bekroond door een blauw hardstenen kruis. Getralied venster met afzaat in vernieuwde spitsboogomlijsting voorzien van afgeschuinde dagkanten, en waarboven een rechthoekig luik. In 1915 uitgebreid met een éénlaagse aanbouw.
Wit natuurstenen gotisch interieur met koor aangepast in barokke stijl. Ontpleisterd tijdens de restauratiecampagne van 1947-1950 waarbij in het transept de restanten van 15de-eeuwse muurschilderingen werden vrij gelegd. Overwelving door bepleisterde kruisribgewelven met sluitstenen en ontpleisterde ribben; bij de midden- en zijbeuken met teniet lopend profiel, voor het transept steunend op maskerkopconsoles, voor het koor komen de ontpleisterde ribben als samengebundelde colonetten neer op de omlopende lijst met maskerkopconsoles. Met uitzondering van twee werden alle consoles in 1752 verwijderd voor de plaatsing van de houten lambrisering.
De scheiding tussen de midden- en zijbeuken wordt gevormd door een spitsboogarcade op kapiteelloze zuilen. Boven de arcade bevindt zich de lichtbeuk met spitsbogige bovenlichten, voorzien van geometrisch uitgewerkt glas in lood maar ontdaan van hun maaswerk. Laatgotisch doksaal van 1527 ontworpen naar analogie van deze van Leuven en Lier door Matthijs en Andries Keldermans. Bewaard gebleven blauwe hardstenen bundelzuilen in Brabantse gotische stijl met sculpturale nisversiering in zachte Avennessteen met taferelen uit het Passieverhaal van Christus; in 1947-1948 heropgebouwd. Neogotische doopkapel. Bewaarde 18de-eeuwse marmeren vloer.
Beeldhouwwerken. Onder meer Christus op de koude steen, eik, eerste kwart 16de eeuw. Heilige Barbara, hout, eerste helft 16de eeuw. Hoog-reliëf "Bewening van Christus", gepolychromeerde steen, midden 16de eeuw. Gepolychromeerde Onze-Lieve-Vrouw met kind, tweede helft 16de eeuw. Gepolychromeerde calvariegroep boven het koor, hout, 16de eeuw. Heilige Hubertus, gepolychromeerd hout, 1605. Tabernakelaltaar, hout, tweede helft 17de eeuw.
Meubilair. Barok hoofdaltaar ten tijde van pastoor Franciscus Van Voshem vervaardigd door beeldhouwer Frans Vandenborcht en Nicolaes Van Mons, marmer en eik, 1761; in 1948 werden de zijstukken verwijderd, omstreeks 1960 verdween de expositietroon. Preekstoel van schrijnwerker Jan Drieskens en beeldhouwer Arnould Timmermans, eik, 1734-1736. Communiebank, gedeeltelijk bewaard in het koor, door Niklaas Bonnet, eik, 1770. Biechtstoelen van schrijnwerker Hendrik Vermeulen en beeldhouwer Josse Devits, eik, 1755. Bewaarde medaillons van de vier evangelisten, de bijhorende lambrisering werd afgebroken in 1948. Twee neogotische biechtstoelen, witte natuursteen. Orgel vervaardigd door Jos Moors uit Borgloon, Franse eik, officieel ingehuldigd op 18 april 2004.
20ste-eeuwse glasramen: onder meer ‘De verschijning van Christus’ door Jean Van Noten (noordzijde van het koor); links en rechts van het hoofdaltaar taferelen uit het leven van Sint-Jan-Evangelist, ontworpen door Louis Crespin en gemaakt door de firma Frank Crickx (deze vensters waren tot 1950 dichtgemetseld omwille van het barokke hoofdaltaar); andere glasramen gesigneerd F. Cricx (1954), Jacques Colpaert, M. Hizette of O. Piron delit. Diverse grafstenen en obiits, waaronder de gedenksteen (1621) van meerdere hertogen van Brabant in het koor.
Auteurs: De Vries, Birgit; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Vries B. & Kennes H. 2015: Parochiekerk Sint-Jan Evangelist [online], https://id.erfgoed.net/teksten/182108 (geraadpleegd op ).
Gebouw hoofdzakelijk in Brabantse gotische stijl. Gelegen in het midden van een plein dat vroeger omzoomd was met oude huizen.
Het grondplan ontplooit een westtoren, een driebeukig schip van drie traveeën, een vooruitspringend transept en een twee traveeën diep koor, uitlopend op een vijfzijdige apsis.
Stevige zandstenen onderbouw van een onafgewerkte toren (heden klokkentorentje); begane grond in overgangsstijl (eerste helft 13de eeuw); rondboogmuuropeningen aan de noord- en zuidzijde; overkluizing en vensters toegevoegd bij de oprichting van het schip. Classicistische gevel van 1780 (jaartal onderaan op de rechter pilaster van de ingang) en zuidelijk traptorentje uit dezelfde tijd. Beuken op zware, kapiteelloze zuilen en kruising uit begin 14de eeuw; ribben met teniet lopend profiel en voorziene of afgebroken luchtbogen ter hoogte van de bovenmuren (sporen in de zuidgevel); bovenlichten ontdaan van hun maaswerk; dichtgemetselde deur achteraan in de zuidzijbeuk.
Noordportaal (toegemetseld) geflankeerd door het traptorentje van de kruisarm; laatstgenoemde, zuidkruisarm en koor uit eerste helft 15de eeuw; hoge steunberen, uitgevoerd naar Brabantse wijze, verbonden door een cordonwaterlijst die eveneens de vensters markeert (tracering hernieuwd of reeds gerestaureerd midden 17de eeuw, onder meer in de zuidkruisarm). Steunmuur in het koor, geritmeerd door de gehistoriseerde consoles (taferelen of maskerkoppen) van de muraalzuilen van het kruisribgewelf. Gotisch wasbekken in de apsis. Restauratie in 1948.
Mobilair. Overblijfselen van gotische muurschilderingen (circa 1500) in de kruisarmen en in het koor; moderne glasramen onder meer door F. Cricx (1954); een paar schilderijen uit 17de en 18de eeuw; verscheidene gotische beelden, onder meer Engelse albasten (14de eeuw), fragment van een gepolychromeerd gotisch retabel en Christus op de koude steen in de noordelijke kruisarm (14de eeuw). Doksaal in Brabantse gotische stijl (ten dele hersteld door de gebroeders Keldermans (circa 1525); altaren en meubilair (16de-17de eeuw), grafstenen van G. Platteborse († 1539?) en A.M. de Olivares († 1659).
Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs: Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 1971: Parochiekerk Sint-Jan Evangelist [online], https://id.erfgoed.net/teksten/42768 (geraadpleegd op ).