Gebouw van tufsteen, haast volledig opgetrokken tijdens de tweede helft van de 13de eeuw; zware toren, drie beuken van drie traveeën en een rechthoekig koor, geflankeerd door sacristieën. Gesloten toren met drie verdiepingen, later voorzien van sterke hoeksteunberen; ontoegankelijke benedenverdieping, overkluisd met kruisribgewelven voorzien van een fraaie sluitsteen met in reliëf afgebeeld paaslam; de verdiepingen zijn bereikbaar langs trappen in de oost- en zuidwanden.
Beuk verbonden met de zijbeuken door eigenaardige rondbogen waarvan het profiel eenvormig voortgezet wordt tot op de vloer; kleine, niet naar as gerichte korfboogvensters, onder het vlakke plafond. Zijbeuken heropgebouwd in 1925 op de grondvesten van de vroegere, die einde 18de eeuw verwoest werden; neoromaans ingangsportaal.
Twee traveeën diep koor in gotische stijl, op rechthoekig grondplan, gelijkend op dat van Walsbets, voorzien van vijf eenvoudige twee- of drielichtvensters. Restauratie door architect Dehaies in 1925 (gevelsteen in koor).
Mobilair. Twee schilderijen in het koor (17de of 18de eeuw); op het zuidelijk zijaltaar folkloristisch beeldje van Sint-Amandus (17de eeuw). Blokaltaar van zandsteen met geometrische motieven versierd, zogenaamd Merovingisch doch waarschijnlijk uit de 10de eeuw(?), doopvont naar romaanse traditie (13de of 14de eeuw).