Complex herenhuis met een traditionele kern die minstens opklimt tot de 17de eeuw, en een aangepast gevelfront gemarkeerd door een rococopoort uit het midden van de 18de eeuw. Het “Cleyn Brantijser” was in het tweede kwart van de 19de eeuw eigendom van ridder Eugène Arnold de Cocquiel de Terherleir (Antwerpen, 1798-1844), notaris van 1825 tot 1844. Vervolgens kwam het hotel in het bezit van J.B. Cornelius Antonius Van de(n) Zanden, notaris van 1843 tot 1887. Deze liet in 1853 door de architect Franciscus De Wolf smeedijzeren venstertralies aanbrengen in de drie rechter traveeën van de pui, en in 1866 door de architect François Baeckelmans de plint vernieuwen. Aan Van de(n) Zanden moet ook het het in 1865 te dateren decor van de binnenplaats worden toegeschreven. Jules Van Haecht-Kunnen liet het hotel in drie opsplitsen en verbouwen door de bouwmeester Van Beire uit Lier in 1935. Van deze ingreep dateren de twee modernistische winkelpuien, en de opdeling van de binnenplaats.
Voorname rijwoning op een L-vormige plattegrond, van zes traveeën en drie bouwlagen onder een zadeldak (nok parallel aan en loodrecht op de straat). Oorspronkelijk strekte het complex zich met een achterbouw uit tot de Moriaanstraat. De gecementeerde lijstgevel is vermoedelijk opgetrokken in bak- en zandsteenbouw, verankerd door smeedijzeren muurankers. Een rondboogpoort markeert de middenas, gevat in een spiegelboogomlijsting in rococostijl uit blauwe hardsteen, te dateren in het midden van de 18de eeuw. Deze heeft een geprofileerd, kwarthol beloop met neuten, ingediepte rechtstanden, imposten, rocailles als sluitsteen en in de zwikken. De gestrekte waterlijst op voluutconsoles, is halfrond gekornist boven de sluitsteen. Op de bovenverdiepingen, registers van aangepaste, rechthoekige en haast vierkante vensters met hardstenen lateien en lekdrempels. De bel-etage onderscheidt zich door fraaie gietijzeren parapetten uit de tweede helft van de 19de eeuw. Een kwartholle daklijst en een geprofileerde houten kroonlijst vormen de gevelbeëindiging. De zijtraveeën van de begane grond zijn in 1935 volgens een repeterend schema verbouwd tot modernistische winkelpuien, bekleed met zwart geglazuurde tegels. Deze onderscheiden zich door een betegeld zijportaal met een zwart-wit vloerpatroon, en typische houten schrijnwerk met siersmeedwerk.
De binnenplaats, aan drie zijden omringd door het 'corps de logis' en het bijgebouw en opgesplitst vanaf 1935, is opgedeeld door de huidige bakstenen muur sinds 1960. De oostzijde is monumentaal gedecoreerd als perspectiefwand, te dateren in het derde kwart van de 19de eeuw. Een hoge rondboognis en flankerende nissen met afgeronde bovenhoeken vormen de structuur, die wordt geritmeerd door ingediepte pilasters en beëindigd met een klassiek hoofdgestel. Het sculpturale decor bestond omstreeks 1975 nog uit drie meer dan levensgrote mythologische beelden: Mercurius geplaatst op een sokkel, werd geflankeerd door twee gedrapeerde vrouwenfiguren in de nissen, beide op het voetstuk 1865 gedateerd. Het zuidelijke beeld rechts is niet meer aanwezig. De bovenverdieping van de achtergevel van het hotel, vormt een beglaasde galerij met Toscaanse pilasters, eveneens in het derde kwart van de 19de eeuw te dateren.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2019: Cleyn Brantijser [online], https://id.erfgoed.net/teksten/298941 (geraadpleegd op ).
Gecementeerde en verankerde lijstgevel van zes traveeën en drie bouwlagen onder zadeldak (Vlaamse pannen). Rechthoekige vensters met lekdrempels, op de tweede verdieping verrijkt met gietijzeren leuningen (19de eeuw).
Begane grond recentelijk verbouwd voor winkelpuien en bekleed met geglazuurde tegels; behouden merkwaardige blauw hardstenen poortomlijsting in rococostijl en in het tweede tot derde kwart van de 18de eeuw te dateren: rondboog gevat in geprofileerde spiegelboogomlijsting voorzien van rocaillesluitsteen, imposten en neuten; schachten verdiept met panelen; rocaillewerk in de zwikken; gestrekte waterlijst, licht gewelfd boven de sleutel.
Binnenplaats met bepleisterde en beschilderde muren, heden in twee gesplitst door een hoge bakstenen muur. Overblijfselen van een lusthof uit het derde kwart van de 19de eeuw: drie meer dan levensgrote mythologische beelden; Mercurius op sokkel, tussen twee gedrapeerde vrouwenfiguren in nissen, beide op voetstuk 1865 gedateerd. Gezicht op de bovenverdieping van de achtergevel, helemaal beglaasd tussen Toscaanse pilasters en eveneens in het derde kwart van de 19de eeuw te dateren.
Bron: GOOSSENS M. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A., STEYAERT R., ILLEGEMS P. & DE BARSÉE L. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3na, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Goossens, Miek
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Goossens M. 1976: Cleyn Brantijser [online], https://id.erfgoed.net/teksten/4723 (geraadpleegd op ).