Geheel van twee gekoppelde herenhuizen in eclectische en beaux-artsstijl, naar een ontwerp door de architect Michel De Braey uit 1904. Opdrachtgever Edmond Van Reybrouck-Nijkens, was handelaar in ijzer en metalen, zoals staal, plaat- en gietijzer, met bedrijfsgebouwen in de Lange Winkelstraat, later in de Sint-Jobstraat. De woningen werden samen opgetrokken na opsplitsing gevolgd door afbraak van twee derden van het hotel Lynen-Könemann. Dit neoclassicistische stadspaleis aan de oostzijde van het 'rond punt' van de Belgiëlei, hoek Nerviërsstraat, was in 1860 ontworpen door de architect Charles Servais. Victor Lynen (1834-1894), een vermogend handelaar en bestuurder van diverse genootschappen, maakte naam als muziekmecenas en kunstverzamelaar, filantroop, liberaal politicus, en voorzitter van het uitvoerend comité van de Wereldtentoonstelling van 1885. De componist Franz Liszt logeerde hier in de jaren 1880 meermaals naar aanleiding van concerten. Na de bouw van de hotels Van Reybrouck restte van het oorspronkelijke hotel Lynen-Könemann nog slechts het hoekpand met de Nerviërsstraat, dat in 1965 plaats maakte voor een flatgebouw (huidig Belgiëlei 75A). De tuinen waren al in 1901 verkaveld, voor de bouw van de hotels Wauters, Tolkowsky en Reclus in de Nerviërsstraat. Het koetshuis in de tuin van het hotel Wauters vormt vandaag het laatste overblijfsel van het hotel Lynen-Könemann.
Ten tijde van de bouw van de hotels Van Reybrouck, stond de toen veertigjarige Michel De Braey op het hoogtepunt van zijn loopbaan. Op hetzelfde moment kwam ook zijn eerste eigen woning in de voorname Van Putlei tot stand. Actief vanaf eind jaren 1880, maakte de architect omstreeks de eeuwwisseling naam met prestigieuze hotels in diverse neostijlen of landhuizen in cottagestijl. Tot de belangrijkste werken uit deze rijpe fase van zijn loopbaan behoren de neogotische Anglicaanse kerk Sint-Bonifacius in de Grétrystraat en het in neorenaissancestijl ontworpen Gemeentehuis van Wijnegem. Na de Eerste Wereldoorlog was De Braey nog een vijftal jaar geassocieerd met zijn zoon Jan, alvorens omstreeks 1925 een punt achter zijn carrière te zetten.
Beide herenhuizen tellen vier bouwlagen onder een mansardedak (leien), met een gevelbreedte van elk drie traveeën. Met eenzelfde bouwvolume en plattegrond in spiegelbeeld, onderscheiden de hotels zich van elkaar door de bouwstijl en het materiaalgebruik van het gevelfront. In beide gevallen symmetrisch van opzet, met een gedrongen pui en een rijzige bovenbouw, legt de compositie van de lijstgevels telkens de klemtoon op de middenas. Het gevernist houten schrijnwerk van deuren en vensters met typische roedeverdeling is in beide panden bewaard, evenals het smeedijzeren traliewerk.
Het linker pand (nummer 75) heeft een gevelfront in eclectische stijl, dat enkele jaren later, in 1909, door architect Jules Taeymans flagrant werd geplagieerd voor het herenhuis Beersmans in de Gasthuisstraat te Turnhout. Het parement bestaat uit witte Silezische brikken doorspekt met groen geglazuurde baksteenlagen, en gebruik van natuursteen voor de pui en erker, vensteromlijstingen en ornamenten, en arduin voor de plint. Een dominant effect heeft de monumentale rechthoekige erker van de bel-etage, met een korfboogdrielicht en een bekronende balustrade. Deze wordt op de blinde penanten geflankeerd door opvallende ornamenten in de vorm van ruitvormige spiegels met schijf in een rankwerkdecor. Pilasters met maskerkopkapitelen trekken de middenas door tot tegen de kroonlijst, met een dakkapel en flankerende vazen als bekroning. Verder vertoont de gevel een regelmatige opbouw met een klassiek hoofdgestel op uitgelengde consoles , en registers van deur- en vensteropeningen, trapezoïdaal in de pui, en respectievelijk onder een gestrekt entablement en rondbogig op de bovenste verdiepingen. Het verzorgde decor is een mengeling van klassiek geïnspireerde ornamenten, waarbij vooral de fries met golvend meandermotief van het hoofdgestel opvalt. De kleine flankerende dakkapellen zijn verwijderd. Bijzonder fraai is het smeedijzer van de deur en het traliewerk met naturalistische roosjes, dat naar analogie met Belgiëlei 202 wellicht is toe te schrijven aan de Ferronerie d'Art L. Van Boeckel uit Lier.
Het rechter pand (nummer 77) heeft een gevelfront in een meer uitgesproken beaux-artsstijl, met kenmerken van de neorégencestijl die De Braey tijdens het decennium vóór de Eerste Wereldoorlog veelvuldig toepast in zijn stedelijke residentiële architectuur. De opstand is verwant met de tweede eigen woning van de architect in de Markgravelei. Het verzorgde parement is volledig opgetrokken uit natuursteen, met gebruik van arduin voor de geblokte de pui. Nadrukkelijk horizontaal geleed en afgewerkt met een klassiek hoofdgestel, is de gevel opgebouwd uit regelmatige registers van deur- en vensteropeningen, rechthoekig in de pui, rondbogig met doorgetrokken imposten en opvallende maskerkopsleutels op de hoge bel-etage, getoogd in geriemde omlijsting met oren, waterlijst en sluitsteen op de hogere verdiepingen. De middenas wordt beklemtoond door een balkon met sierlijke smeedijzeren borstwering, en een monumentale dakkapel met ovale oculus, voluten, keperfronton en een vaas als topstuk. Het decor is een mengeling van ornamenten met maskerkoppen ontleend aan de Lodewijk XIV-stijl, rocailles aan het rococo, en medaillons met strikken en chutes aan de Lodewijk XVI-stijl. De kleine flankerende oeil-de boeufs zijn bewaard, evenals een octogonaal lantaarntorentje op de nok van het dak, dat vermoedelijk als belvedère bedoeld is.
De L-vormige plattegrond van beide herenhuizen beantwoordt aan de typologie van de bel-etagewoning, met een strikte opdeling in ontvangstruimten, privévertrekken, dienstlokalen en -circulatie. Het interieur is georganiseerd rond de ruime traphal met bovenlicht, die wordt ontdubbeld door de diensttrap. De lage begane grond bood oorspronkelijk vermoedelijk ruimte aan de vestibule, een kantoor of spreekkamer, en de keuken. Ontvangstruimten nemen de bel-etage in, met zoals gebruikelijk het groot salon aan de straatzijde en de suite van eetkamer, veranda overdekt terras en office aan de tuinzijde. Op de hogere verdiepingen en de mansarde bevinden zich de privé- en slaapvertrekken met badkamer of ‘cabinet de toilette’, en de meidenkamers. Het rechter pand (nummer 77) werd in 1955 door architect O. Fleischer verbouwd tot dokterswoning, ingrepen die vooral betrekking hadden op de begane grond (garage) en de achterbouw.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2013: Gekoppelde herenhuizen in eclectische en beaux-artsstijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/144470 (geraadpleegd op ).
Nummer 75. Herenhuis in eclectische stijl uit het eerste kwart van de 20ste eeuw behorend tot de oostelijke gevelwand aan het plantsoen. Witte bakstenen en natuurstenen lijstgevel van drie traveeën en vier bouwlagen onder mansardedak. Arduinen sokkel, geblokte begane grond van natuursteen, markante bel-etage met brede erker versierd met schijven, guirlandes en geflankeerd door natuurstenen reliëfs. Verder doorlopende banden, middentravee afgelijnd door pilasters, gegroefd op bovenverdieping en eindigend op kapitelen met maskerkoppen. Natuurstenen architraaf met meander, blind fries en kroonlijst met tandlijst. Diverse muuropeningen met afgeschuinde hoeken op de begane grond; erker met breed korfboogvormig drielicht, geprofileerde tussenstijlen en omlijsting met geornamenteerde sluitsteen, gelede architraaf en fries met paneel onder bekronend balkon. Derde bouwlaag met spiegelboogvenster onder gestrekte waterlijst op consoles uitlopend op geometrische reliëfs ter hoogte van de middendorpels, panelen met festoenversiering op borstwering. Bovenverd. met rondboogvensters in geriemde omlijsting. Bewaard houtwerk.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Gekoppelde herenhuizen in eclectische en beaux-artsstijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6485 (geraadpleegd op ).
Nummer 77. Herenhuis met neo-Lodewijk XVI-inslag, uit uit het eerste kwart van de 20ste eeuw, behorend tot de oostelijke gebogen gevelwand aan het plantsoen. Enkelhuis van drie traveeën en vier bouwlagen onder mansardedak (leien); drie oeils-de-boeuf, het middelste in bandomlijsting met voluutsluitsteen, pseudo-fronton en siervaas. Op het dak polygonaal uitkijktorentje. Lijstgevel met natuurstenen parement met gebruik van arduin voor de sokkelvormende begane grond, puilijst en kordons onder meer met aansluitend centraal balkon op de derde bouwlaag. Rechthoekig betralied venster op begane grond, bel-etage met rondboogvensters, omlopende geprofileerde omlijsting met maskerkoppen als sluitstenen. Bovenverdieping met segmentboogvensters in geriemde omlijsting met bewerkte sluitstenen en oren, op de penanten van de vierde bouwlaag cartouches omlijst met strikken en bloemfestoenen. Rechthoekige deur in derde travee, zware omlijsting met gebogen fronton en topvaas; rechthoekige garagepoort in eerste travee.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Gekoppelde herenhuizen in eclectische en beaux-artsstijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/144462 (geraadpleegd op ).