Appartementsgebouw in art-decostijl opgetrokken in opdracht van de ingenieur Jan Karel Andersen, naar een ontwerp door de architect Raymond Ceurvorst uit 1927-1928 (gevelsteen). Voor dit project werd een neoclassicistisch herenhuis uit de jaren 1870-1880 inwendig volledig verbouwd, verhoogd, achteraan uitgebreid, en van een nieuw gevelfront voorzien. Waar het bestaande pand een souterrain en drie bouwlagen telde onder zadeldak, beoogde het eerste ontwerp uit 1927 twee bijkomende verdiepingen en een pseudo-mansarde. Tijdens de bouw in 1928 werd nog een extra verdieping toegevoegd. De bouwheer was zaakvoerder van de firma Andersen Frères (opvolger van Orlow Andersen Frères), een elektricien destijds gevestigd op Frankrijklei 43, gespecialiseerd in huishoudelijke en industriële elektriciteitsinstallaties, hoogspanningscabines, liften en takels, motoren en dynamo’s, zowel aan- en verkoop, als verhuur en herstelling. Bestemd voor verhuur had het vastgoedproject als programma een winkel, twaalf appartementen en een conciërgewoning.
Het appartementsgebouw Andersen behoort tot de meest opvallende vroege werken van Raymond Ceurvorst, wiens loopbaan kort na de Eerste Wereldoorlog van start was gegaan. Een gemeenschappelijk kenmerk van zijn eerste ontwerpen, is de veeleer conventionele gevelcompositie in combinatie met een discrete art-deco-ornamentatie. Uit de associatie met Cornelius Sol begin jaren 1930, kwam een van zijn belangrijkste realisaties voort, de eenheidsbebouwing van het Gemeenteplein in Mortsel. Actief tot midden jaren 1950, evolueerde zijn architectuur van art deco naar een ingehouden modernisme.
Het gevelfront heeft een parement uit natuursteen met een verzorgd vlakreliëf voor de bovenbouw, en een vlakke bekleding uit groen gevlamd marmer voor de pui en de penanten van de eerste verdieping. Symmetrisch van opzet en geflankeerd door zijrisalieten met driezijdige erkers en kroonlijst, legt de compositie de klemtoon op de twee hoger opgetrokken middentraveeën. Deze worden gemarkeerd door balkons, en bekroond door een driehoekig fronton met een typische bloemenkorf als topstuk. Waar het geveldecor uit sluitstenen, tandlijsten, cannelures, en ornamenten in florale art-decostijl bestaat, onderscheidt de opstand zich verder door een levendige variatie aan balkons met typisch getrapte consoles, enkelvoudig of gekoppeld, trapezoïdaal, afgerond of rechthoekig van vorm, met of zonder postamenten. Het sierlijke patroon van de smeedijzeren borstweringen berust op spiraalmotieven. De winkelpui waarvan het oorspronkelijke schrijnwerk is verdwenen, wordt geflankeerd door het inkomportaal in een gewelfde omlijsting met sluitsteen, onder een octogonaal bovenlicht. In het smeedwerk van deur en waaier wordt het patroon van de borstweringen herhaald. Het oorspronkelijk houten vensterschrijnwerk met horizontale roedeverdeling, is op een tweetal appartementen na vernieuwd.
Het programma van het gebouw omvat de winkel en twee achterliggende, bescheiden tweekamerflats op het gelijkvloers, tien appartementen van hoge standing op de verdiepingen, een souterrain met de conciërgewoning en privékelders, en een mansarde met meidenkamers en een gemeenschappelijke badkamer. De langgerekte U-vormige plattegrond groepeert twee appartementen per verdieping, ontsloten door de centrale traphal met lift die aan een lichtschacht grenst. Verder was het gebouw uitgerust met centrale verwarming, een dienstlift voor het personeel ter hoogte van de keukens, een stortkoker voor huisvuil, een geïntegreerde kluis uit gewapend beton in de slaapkamer, en een huistelefoon. Onder te brengen in drie types van gelijkwaardige indeling en oppervlakte, bestaan de appartementen uit de hal met vestiaire, een suite van salon en eetkamer, al of niet met fumoir of kantoor, en - verbonden door een lange gang in de achterbouw - de keuken, twee slaapkamers en een badkamer. De winkel beschikte volgens de bouwplannen over een hoger gelegen kantoor met bovenlicht, onder de lichtschacht.
Integraal bewaard is de fraaie inkom- en traphal met een vloer en plint in diverse marmers, een wandgeleding door gecanneleerde pilasters, een stucplafond, smeedijzeren en houten deuren met beslag, brievenbussen in behamerd metaal, een spiegel met bloembak, radiatorkasten en verlichtingsarmaturen in art deco. Het meest merkwaardige onderdeel is de lift van het merk Ascenseurs F. Daelemans, met een mahoniehouten kooi voorzien van een zitbankje, deuren en hekken in smeedwerk. De houten trap met een gebeeldhouwde trappaal en smeedijzeren leuning in Lodewijk XVI-stijl, is wellicht deels gerecupereerd uit het bestaande herenhuis.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2013: Appartementsgebouw in art-decostijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/145007 (geraadpleegd op ).
Flatgebouw van zes bouwlagen in art deco uit het tweede kwart 20ste eeuw, naar ontwerp van R. Ceurvorst (zie inscriptie). Lijstgevel met driehoekige bekroning, natuurstenen parement en kleurige (winkel)pui van travertijn. Markerende erkers en balkons met ijzeren leuningen.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Appartementsgebouw in art-decostijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6774 (geraadpleegd op ).