Torenhof, voorheen omgrachte, gesloten hoeve met in de noordoostelijke hoek de donjon, waaraan het hof zijn benaming ontleent. Het complex is gelegen in een laagte nabij de Molenbeek op de plaats waar de primitieve kern van Kobbegem moet gezocht worden, zie ook gemeente-inleiding. Tijdens een opgravingscampagne in juli 2004 kwamen op een perceel tegenover het Torenhof trouwens sporen aan het licht die verwijzen naar de oude Sint-Gorikskerk, die volgens J. Verbesselt ongeveer ter plaatse van de huidige Sint-Gorikskapel lag.
De geschiedenis van het hof is moeilijk te achterhalen; algemeen wordt aangenomen dat het leen van Bijgaarden waartoe het hof behoorde in het begin van de veertiende eeuw beheerd werd door Elisabeth van Kobbegem; na haar kinderloos huwelijk met Walter de Wineghem ging het goed over in handen van Egidius van Quaetrebbe, waaraan de benaming "'t Hoff te Quaetrebbe" werd ontleend. In de loop van de vijftiende eeuw waren de eigenaars achtereenvolgens Willem van Assche, de vermoedelijke bouwheer van het hof, en Robert de Cotereau. Vanaf 1600 bleef het hof in handen van de invloedrijke familie de Cotereau en hun erfgenamen de Taye en Van der Noot.
Achttiende-eeuwse iconografische bronnen tonen het hof aan drie zijden omgeven door wallen met achteraan een vijver en de Molenbeek; ook de brede toegang, vermoedelijk met een ophaalbrug over de omgrachting is duidelijk zichtbaar. De vijver werd naar verluidt drooggelegd in de periode 1905-1906. De donjon werd als monument beschermd bij koninklijk besluit van 9 februari 1951.
Heden grotendeels witgekalkt hoevecomplex waarvan de verschillende bestanddelen geschikt zijn rondom een grotendeels gekasseide binnenplaats: een donjon ligt in de noordoostelijke hoek met aansluitend ten zuiden een muurtje als overblijfsel van een lager dienstgebouw en de woning van 1754; de overige drie zijden worden ingenomen door dienstgebouwen, waarvan het grootste gedeelte opklimt tot de achttiende eeuw; het voormalige karrenhuis ten westen van de donjon werd kadastraal ingetekend in 1888 en is nu gesloopt en vervangen door een bakstenen muur.
Het oudste gedeelte wordt gevormd door de massieve donjon in de noordoostelijke hoek; als bouwperiode opteert J. Verbesselt voor het begin van de veertiende eeuw; F. Doperé en W. Ubregts situeren de bouw in het begin van de vijftiende eeuw, dit op basis van het gebruikte materiaal en de gesculpteerde consoles; als bouwheer vermelden zij Willem van Assche.
De constructie op vierkante plattegrond is opgetrokken uit zware Lediaanse zandsteenblokken in vrij regelmatig verband; in de breder uitspringende onderbouw is de zandsteen vrij onregelmatig gehouwen, dit in sterk contrast tot het verzorgde uitzicht van de bovenbouw die nu wordt afgedekt door een overkragende, ingesnoerde leien spits met twee kleine dakkapellen en duivengaten in de zuidzijde; de kap werd na instorting volledig gereconstrueerd bij de restauratie in 1974-1975 naar ontwerp van architect A.G. Van Doren (Sterrebeek). De ruwe onderbouw doet vermoeden dat dit gedeelte oorspronkelijk ondergronds was. Verder heeft de toren een sterk gesloten karakter met deuren in de zuidelijke gevel: de toegang tot de kelder bestaat uit een rechthoekige deur in een segmentboogomlijsting, erboven zit de rechthoekige toegang met lateiconsoles tot het ontvangstniveau dat voorzien is van verspreide lichtgleuven of schietgaten. Helemaal bovenaan is er een omlopende rij rechthoekige muuropeningen. De gevels worden overigens afgelijnd door een rij kraagstenen, vermoedelijk van de oorspronkelijke dakconstructie. Inwendig zijn er drie niveaus, een kelder en twee verdiepingen; de kelder bestaat uit een lage ruimte met tongewelf en twee spitsbogige lampennissen, hogerop is er de zogenaamde ontvangstplaats met een kruisribgewelf op gesculpteerde consoles en sporen van een mogelijke latrine in de vorm van een houten uitbouw; de gotische schouw in de noordelijke wand zou dateren uit de vijftiende eeuw, maar is niet de oorspronkelijke; van de oude zijn aan weerszij van de huidige nog de weggekapte stijlen zichtbaar; het profiel van de latere schouw is versierd met rozetten en de schouwwangen waren aanvankelijk getooid met menselijke busten waarvan de mannelijke bewaard bleef. Het bovenste niveau wordt verlicht door de rij rechthoekige vensters met sponning aan de buitenzijde, oorspronkelijk afgesloten door houten luiken.
Verankerde bakstenen woning met licht verhoogde begane grond, zeven traveeën en één bouwlaag onder licht overkragend pannen zadeldak op modillons. Eenvoudige, verankerde lijstgevel op gepikte, natuurstenen plint met beluikte en aangepaste rechthoekige vensters voorzien van vernieuwd schrijnwerk; bewaarde sporen van dubbele ontlastingsboogjes als verwijzing naar de vroegere kruiskozijnen; rechthoekige deur met erboven het jaartal 1754. Opkamers links. Op oudere foto's is er boven de deur nog een houten laadluik waarvan nu geen sporen meer. Resten van vlechtingen in de linkerzijgevel refereren nog aan de traditionele kern. Latere aanbouwsels achteraan.
De dienstgebouwen die eveneens grotendeels opklimmen tot de achttiende eeuw en voornamelijk bestaan uit stallen en een langsschuur van vier traveeën aan de noordzijde, zijn verankerde bakstenen constructies onder aaneengesloten zadeldaken, overwegend pannen, gedeeltelijk golfplaten. De witgekalkte gevels op gepikte plint vertonen rechthoekige, ten dele getoogde muuropeningen, vaak als resultaat van latere aanpassingen. Centrale inrijpoort in de westvleugel, voorzien van een houten latei en met zandsteen verrijkte rechtstanden.
Bron: KENNES H. met medewerking van VAN DAMME M. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Asse, Deelgemeenten Asse, Bekkerzeel, Kobbegem, Mollem, Relegem en Zellik, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB6, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Kennes H. 2005: Hoevecomplex Torenhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/76799 (geraadpleegd op ).
"Torenhof", naar de merkwaardige middeleeuwse donjon uit de 15de eeuw die uitziet op de binnenplaats. Leen van Groot-Bijgaarden, is het goed in het begin van de 14de eeuw eigendom van Elisabeth van Cobbeghem; later gaat het over op andere adellijke heren onder de benaming "hof te Quarebbe". Heden is het een semi-gesloten hoeve met gebouwen uit het midden van de 18de eeuw geschaard rondom de geplaveide binnenplaats. Voorheen was het een gesloten type met resten van een vijver achter de tuin.
Inrijpoort met houten latei op met negblokken verrijkte posten van zandsteen opgenomen tussen de Eénlaagse flankerende dienstgebouwen onder zadeldak (pannen). Ertegenover, éénlaags boerenhuis van zeven traveeën afgedekt met een gebogen zadeldak (pannen) op geprofileerde daklijstbalkjes en met een houten dakvenster, gedateerd "Anno 1754" in een gevelsteen boven de deur. Witgeverfde baksteenbouw op een gepikte, sterk uitspringende en met profiel afgezette plint van natuursteen. Aangepaste rechthoekige vensters doch de dubbele ontlastingsboogjes erboven wijzen op vroegere kruisvensters. Rechthoekige deur die het profiel der plint onderbreekt, met kwarthol beloop der posten, en naar boven toe doodlopend op een driehoekje. Linkerzijpuntgevel afgewerkt met vlechtingen.
Rechts, stalvleugel met afgesnuit zadeldak (pannen) voorzien van steekboogdeuren uit de tweede helft van de 18de eeuw (sommige dichtgemetseld) en recente vensters. Links, langsschuur van baksteen met zadeldak (golfplaten).
Links op de hoek, middeleeuwse woon(?)toren met vierkante plattegrond (5 X 5 meter) en drie bouwlagen, afgedekt met een ingesnoerde naaldspits (leien), die in zeer slechte toestand verkeert, doch een restauratie van het geheel wordt overwogen. Verzorgde architectuur, mogelijk daterend uit de 15de eeuw.
Zandsteenbouw in zeer groot verband (circa 30 X 45 centimeter), vooral in de bovenverdieping, met een muurdikte van circa 110 centimeter. Kleiner en onregelmatiger zandsteenverband met dubbele afzaat voor de sokkelverdieping; binnenruimte voorzien van een zandstenen tongewelf en twee nissen met mijtervormige zandsteenblokken als latei; zeer hoog in de muur gelegen deur met posten van zandsteenblokken doch een steekbooglatei van baksteen, bereikbaar langs een pui met trap. Erboven geeft een smalle muuropening met consoles onder de monolietlatei toegang tot de tweede, als woonverdieping opgevatte bouwlaag; acht naar buiten toe versmallende muuropeningen (vensters en muurkasten) en een schouw waarvan de gotisch geprofileerde rechtstanden, en een gebeeldhouwd hoofd als afwerking ervan, bewaard bleven; zandstenen kruisribgewelf op zware, semi-achthoekige ribben opgevangen door met mensenhoofden gebeeldhouwde kraagstenen. Een houten ladder leidt naar de bovenste verdieping met uitstekende korbelen en vierkante venstertjes in de buitenwanden; binnenin, kruisende trekbalken op zandstenen consoles als dragend element voor de dakconstructie. Restauratie, 1975, architect A.G. Van Doren.
Op de bedaking na, nog goed bewaarde toren en mooi gelegen hoeve. Bij de ingang, een bepleisterd kapelletje met zadeldak (leien), zonder sluiting en met een lege nis (19de eeuw).
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Hoevecomplex Torenhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/39381 (geraadpleegd op ).