Teksten van Station Brugge met seinhuis

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/77850

Station Brugge met seinhuis ()

Eind 19de eeuw bestaan in Brugge reeds plannen voor een nieuw stationsgebouw buiten de vestingen. Het duurt echter tot 1936 vooraleer het huidige, derde Brugse station in Sint-Michiels gebouwd wordt. Het monumentale gebouw van de Brusselse architecten Josse en Maurice Van Kriekinge richt zich naar het bij de bouw ontstane Stationsplein. Het gebouw met symmetrische hoofdvleugel van 23 traveeën vormt een goed voorbeeld van modern classicisme. In het dominante hogere middenrisaliet leiden de luifel en de grote vensterpartij de reiziger naar de imposante lokettenzaal. Hier wordt alle aandacht getrokken op de 18m lange muurschildering "Mijn landeken ten eere" van René De Pauw, een Brussels schilder met Brugse roots. Horizontale vensterregisters, de overkragende luifel, afgeronde hoeken en patrijspoortvensters van het seinhuis verwijzen naar de pakketbootstijl.

Historiek

In 1837 worden initiatieven genomen om de spoorwegverbinding Brussel-Gent via Brugge en Oostende door te trekken. Het Brugse stadsbestuur verkiest, met de hoop op een belangrijke economische heropleving, om een station in het stadscentrum op 't Zand in te planten. Het aanleggen van de spoorweg en het bouwen van dat station betekenen een metamorfose voor dit plein. Het kapucijnenklooster op de Vrijdagmarkt wordt volledig gesloopt en de Smedenrei overwelfd. Het station in neoclassicistische stijl is ontworpen door de Brusselse architect Auguste Payen (1801-1877). Op 12 augustus 1838 wordt de spoorlijn Gent-Oostende plechtig ingehuldigd en vanaf 1 oktober rijden dagelijks drie treinen naar Oostende en twee naar Gent, Brussel, Antwerpen, Leuven en Ans (Luik). Het succes is enorm. Reeds in 1877 wordt de Antwerpse architect Joseph Schadde (1818-1894) belast met het ontwerpen van een nieuw en ruimer station met immense glazen perronoverkapping op 't Zand. Een monumentaal gebouw in neogotische stijl vervangt het neoclassicistische station, dat in Ronse heropgebouwd werd.

Vanaf 1899 rijpt de gedachte om het neogotische station te slopen en een nieuw station buiten de vestingen van Brugge aan te leggen. Het toenemende treinverkeer legt immers een te hoge druk op de binnenstad. In 1909 wordt begonnen met het ophogen van de spoorlijn Oostende-Brussel, met het oog op een betere verkeersdoorstroming. Rond 1912-1913 starten de onteigeningen voor de bouw van het nieuwe station. Aan de hand van een voorontwerp van een spoorwegarchitect schrijven de staatsspoorwegen een wedstrijd uit voor het definitieve ontwerp. Winnende architect is de Brusselaar Josse Van Kriekinge. Door de Eerste Wereldoorlog duurt het echter tot 1936 voor het nieuwe station wordt gebouwd. Het bestaande station op 't Zand wordt in 1948 - niet zonder protest - gesloopt en het plein heraangelegd.

Het veelzijdige oeuvre van Josse Van Kriekinge (1877-1963) evolueert van art nouveau tot modernisme. Hij studeert aan de Mechelse en Antwerpse academie en in 1930 associeert hij zich met zijn zoon Maurice (1908-1969). Naast privéwoningen, flatgebouwen en sociale woningen bouwt Josse verschillende openbare gebouwen zoals het douanegebouw van Zelzate (1910) en samen met zijn zoon ook het station van Dendermonde (1941) en de Hogere Zeevaartschool van Antwerpen (1929-1933).

Het huidige station op het Stationsplein is opgetrokken in Internationale Stijl. Door zijn klassieke zin voor monumentaliteit vormt dit gebouw een voorbeeld van modern classicisme. Deze term wordt ook gebruikt voor het Groot Paleis van de Wereldtentoonstelling in 1935 op de Heizel in Brussel (architect J. Van Neck, 1935), voor de Sint-Augustinuskerk in Vorst (architecten L. Guiannotte en A. Watteyne, 1932), voor de Stedelijke Normaal- en Oefenschool in Antwerpen (architect E. Van Averbeke, 1929-1930), voor het gerechtshof in Oostende (architect S. Smis en andere, 1938) en na de Tweede Wereldoorlog nog voor het station van Kortrijk (architect Pierre Pauwels, 1951-1956).

In 1997 wordt de voorgevel van het stationsgebouw grondig gereinigd. In 2004 start een groot project voor de modernisering van het station in functie van onder meer een verbreding van de doorgang naar de sporen, een vernieuwing van de perrons en de bouw van een nieuw seinhuis. Een tweede fase voorziet in de bouw van een tweede stationshal met kantorencomplex en ondergrondse parking aan de kant van Sint-Michiels.

Beschrijving

De hoofdvleugel is symmetrisch opgebouwd en telt 23 traveeën. In het dominante hogere middenrisaliet van vijf traveeën leiden de (recent vernieuwde) luifel en de grote vensterpartij de reiziger naar de imposante lokettenzaal. Oorspronkelijk flankeerden twee vlaggenmasten het risaliet waarop nog steeds de letter B (symbool van de Belgische spoorwegen) prijkt. De hoge, verticale vensterpartijen van de zijtraveeën worden geaccentueerd door een brede blauwhardstenen lijst.

Het gebouw heeft een plattegrond in de vorm van een winkelhaak. Het hoofdgebouw is evenwijdig met de sporen ingeplant. Het inlichtingenkantoor en het buffet (vroeger de wachtzalen) zijn rond de inkomhal met imposante afmetingen gegroepeerd. Ook de bagageafdeling, het postkantoor (in de rechtervleugel), de burelen van de technische diensten en de stationschefwoning op de verdieping van de hoofdvleugel behoren tot het oorspronkelijke concept. De bagageafdeling en het postkantoor zijn verbonden met een goederentunnel, van liften naar de perrons voorzien.

Opmerkelijk in de lokettenzaal is de muurschildering van 18m lang en 90m2. Het is van de hand van René De Pauw en getiteld "Mijn landeken ten eere". De Pauw (Pittem, 1888-Brussel, 1946) studeert oorspronkelijk rechten in Gent maar kiest na het overlijden van zijn vader definitief voor de schilderkunst en zet zijn studies verder aan de Brugse academie. Na de Eerste Wereldoorlog vestigt hij zich in Brussel maar blijft verbonden met zijn geboortestreek. Geliefde onderwerpen zijn portretten, bloemstukken, landschappen, kerkinterieurs en vooral visserstaferelen. Vanuit een aanvankelijk lief, charmerend maar bevreemdend helder impressionisme versombert De Pauws coloriet gaandeweg. Hierdoor krijgen zijn figuren een hoekiger en robuuster karakter. De muurschildering bestaat uit drie luiken. Het centrale luik telt 56 afneembare panelen. De twee zijluiken zijn rechtstreeks op de muren geschilderd. Het geheel wordt gekenmerkt door historische, culturele en anekdotische details en vormt een unicum in de wereld van het spoor. Op het middendeel is Brugge als centraal thema omringd door andere West-Vlaamse plaatsen. In de rechter benedenhoek heeft de schilder zichzelf afgebeeld en de titel van zijn werk geschreven op een schildersezel. De zijkanten beelden de overige Vlaamse steden en Wallonië uit.

In de zijvleugel links van het stationsgebouw, die het achterliggende goederenstation verbergt, was oorspronkelijk onder meer een telegraafkantoor ondergebracht.

De modernistische architectuur van het seinhuis - met horizontale vensterregisters, de overkragende luifel, afgeronde hoeken en patrijspoortvensters - verwijst naar de pakketbootstijl. Op oude foto's zijn de muurdammen van de vensterregisters nog bekleed met tegels. Onder meer het elektromechanisch seinsysteem van 1939 (Ateliers de Constructions Electriques de Charleroi) en het All Relais systeem uit de jaren 1960 zijn bewaard.


Auteurs:  Vanneste, Pol; Vanwalleghem, Aagje; Van Vlaenderen, Patricia
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Vanneste P. & Vanwalleghem A. & Van Vlaenderen P. 2021: Station Brugge met seinhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/363955 (geraadpleegd op ).


Station Brugge met seinhuis ()

In 1837 worden initiatieven genomen om de spoorwegverbinding Brussel-Gent via Brugge en Oostende door te trekken. Het Brugse stadsbestuur verkiest, met de hoop op een belangrijke economische heropleving, om een station in het stadscentrum op 't Zand in te planten. Het aanleggen van de spoorweg en het bouwen van dat station betekenen een metamorfose voor dit plein. Het kapucijnenklooster op de Vrijdagmarkt wordt volledig gesloopt en de Smedenrei overwelfd. Het station in neoclassicistische stijl (dat later heropgebouwd is in Ronse) is ontworpen door de Brusselse architect Auguste Payen (1801-1877). Op 12 augustus 1838 wordt de spoorlijn Gent-Oostende plechtig ingehuldigd en vanaf 1 oktober rijden dagelijks drie treinen naar Oostende en twee naar Gent, Brussel, Antwerpen, Leuven en Ans (Luik). Het succes is enorm. Reeds in 1877 wordt de Antwerpse architect Joseph Schadde (1818-1894) belast met het ontwerpen van een nieuw en ruimer station. Hij ontwerpt een monumentaal gebouw in neogotische stijl dat opgetrokken wordt ter vervanging van het neoclassicistische.

Vanaf 1899 rijpt de gedachte om het neogotische station te slopen en een nieuw station buiten de vestingen van Brugge aan te leggen. Het toenemende treinverkeer vergroot namelijk teveel de druk op de binnenstad. In 1909 wordt begonnen met het ophopen van de bestaande spoorlijn Oostende-Brussel. Daardoor hopen de Bruggelingen op een betere doorstroming van het verkeer. Circa 1912-1913 starten de onteigeningen voor de bouw van het nieuwe station. Aan de hand van een voorontwerp van een spoorwegarchitect schrijft de NMBS een wedstrijd uit voor het definitieve ontwerp, dat wordt gewonnen door de Brusselse architecten Josse en Maurice Van Kriekinge. Door de Eerste Wereldoorlog duurt het echter tot 1936 voor het nieuwe station wordt gebouwd; het bestaande station op 't Zand wordt in 1948 - niet zonder protest - gesloopt en het plein heraangelegd.

Het veelzijdige oeuvre van Josse Van Kriekinge (1877-1963) evolueert van art nouveau tot modernisme. Hij studeerde aan de Mechelse en Antwerpse academie en in 1930 associeerde hij zich met zijn zoon Maurice Van Kriekinge (1908-1969). Naast privéwoningen, flatgebouwen en sociale woningen bracht Josse verschillende openbare gebouwen tot stand o.m. het douanegebouw van Zelzate (1910) en samen met zijn zoon ook het station van Dendermonde (1941) en de Hogere Zeevaartschool van Antwerpen (1929-1933).

Het huidige station is opgetrokken in de Internationale Stijl; het opzet wordt gekenmerkt door een klassieke zin voor monumentaliteit. Meer bepaald is dit gebouw een voorbeeld van "modern classicisme", een term die ook gebruikt wordt voor bekende gebouwen als het Groot paleis van de Wereldtentoonstelling in 1935 op de Heizel in Brussel (architect J. Van Neck, 1935), voor de Sint-Augustinuskerk in Vorst (architecten L. Guiannotte en A. Watteyne, 1932), voor de Stedelijke Normaal- en Oefenschool in Antwerpen (architect E. Van Averbeke, 1929-1930) en voor het gerechtshof in Oostende (architect S. Smis en andere, 1938).

De hoofdvleugel is symmetrisch opgebouwd en telt drieëntwintig traveeën. Het wordt geritmeerd door een hoger middenrisaliet van vijf traveeën, dat gedomineerd wordt door een (recent vernieuwde) luifel. Oorspronkelijk flankeerden twee vlaggenmasten het risaliet waarop nog steeds de letter B (symbool van de Belgische spoorwegen) is aangebracht. De hoge, verticale vensterpartijen van de zijtraveeën worden geaccentueerd door een brede arduinen lijst.

Het gebouw heeft een plattegrond in de vorm van een winkelhaak. Het hoofdgebouw is evenwijdig met de sporen ingeplant. De inkomhal heeft imposante afmetingen en staat in verbinding met de bagageafdeling. Het inlichtingenkantoor en het buffet (vroeger de wachtzalen) zijn er rond gegroepeerd. In de rechtervleugel bevindt zich het postkantoor van Brugge X. De bagageafdeling en het postkantoor zijn verbonden met de goederentunnel die de vijf perrons langs liften kan bereiken. In de hoofdvleugel zijn op de verdieping de burelen van de technische diensten en een woning voor de stationschef ondergebracht. In 1997 werd de voorgevel van het stationsgebouw grondig gereinigd.

Opmerkelijk in de lokettenzaal is de muurschildering van 18m lang en 90m2. Het is van de hand van René De Pauw en getiteld "Mijn landeken ten eere". René De Pauw (Pittem 1888-Brussel 1946) studeerde oorspronkelijk rechten te Gent maar koos na het overlijden van zijn vader definitief voor de schilderkunst en zette zijn studies verder aan de academie te Brugge. Na de Eerste Wereldoorlog vestigde hij zich te Brussel maar keerde dikwijls terug naar zijn geboortestreek. Zijn geliefde onderwerpen waren portretten, bloemstukken, landschappen, kerkinterieurs en vooral visserstaferelen. Vertrokken vanuit een lief, charmerend maar bevreemdend helder impressionisme werd De Pauws coloriet gaandeweg somberder en kregen zijn figuren een hoekiger, robuuster uitzicht. Het geheel bestaat uit drie luiken: het centrale luik bestaat uit 56 panelen die kunnen worden afgenomen. De twee zijluiken zijn rechtstreeks op de muren geschilderd. Het geheel wordt gekenmerkt door historische, culturele en anekdotische details en vormt een unicum in de wereld van het spoor. Op het middendeel staat Brugge centraal, omringd door andere West-Vlaamse centra, terwijl de zijkanten overige Vlaamse steden en Wallonië uitbeelden. In de rechter benedenhoek van het middenpaneel heeft de schilder zichzelf afgebeeld en de titel geschreven op een schildersezel.

In de zijvleugel links van het stationsgebouw, die het achterliggende goederenstation verbergt, was oorspronkelijk onder meer een telegraafkantoor ondergebracht (ter hoogte van de huidige videoverhuurwinkel).

In tegenstelling tot het hoofdgebouw leunt de architectuur van het seinhuis meer aan bij een meer "elegant" modernisme getypeerd door de horizontale vensterregisters, overkragende luifel, afgeronde hoeken en patrijspoortvensters (verwijzend naar de zogenaamde "bootstijl"). Op oude foto's zijn de muurdammen van de vensterregisters nog bekleed met tegels.

In het najaar van 2004 is een groot project gestart ter modernisering van het station in functie van onder meer een verbreding van de doorgang naar de sporen, een vernieuwing van de perrons en de bouw van een nieuw seinhuis. Een tweede fase voorziet in de bouw van een tweede stationshal met kantorencomplex en ondergrondse parking aan de kant van Sint-Michiels. In 2008 moeten de werken klaar zijn.

  • BEERNAERT B. 1994: Station Brugge, in Open Monumentendag Brugge. Monumenten van vervoer(ing), Brugge, 51-52.
  • BONDUEL P. 1992: Geschiedenis van de Brugse rand. Sint-Michiels, Brugge, 17-18.
  • DE BOT H. 2003: Stationsarchitectuur in België, deel II, 1914-2003, Turnhout, 85.
  • FLOUQUET P. 1939: La nouvelle gare de Bruges. Architecte Josse en Maurice van Kriekinge, Bâtir, 158-162.
  • VANHOUTRYVE A. 1989: De wandschilderingen in het Brugse station, Brugge die scone 2, 8-9.
  • WAEYAERT F. 2001: Mijn landeken ter eere. De wandschildering in het station van Brugge.

Bron: VANWALLEGHEM A. & VAN VLAENDEREN P. met medewerking van GILTÉ S. & DENDOOVEN K. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Brugge, Deelgemeente Sint-Michiels, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL22, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  Vanwalleghem, Aagje; Van Vlaenderen, Patricia
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Vanwalleghem A. & Van Vlaenderen P. 2005: Station Brugge met seinhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/77850 (geraadpleegd op ).