Tussen 2013 en begin 2016 herinventariseerde het agentschap Onroerend Erfgoed het bouwkundig erfgoed in de Antwerpse wijk Zurenborg. Bedoeling was de gegevens uit de basisinventarisatie van het project Bouwen door de Eeuwen heen in Vlaanderen inhoudelijk uit te diepen en deze aan te vullen met een ruimere selectie bouwkundig erfgoed. Voor het zuidelijke deel van de wijk, beschermd als stadsgezicht, gebruikten de onderzoekers de gegevens uit het beheersplan dat de stad Antwerpen in 2013 opmaakte. De aanvulling van de gegevens en publicatie op de inventariswebsite was klaar midden 2015. Aansluitend werkte het agentschap het noordelijke deel van Zurenborg uit, met selectie op basis van eigen veldwerk, systematisch onderzoek van de bouwdossiers en aanvulling van de inventarisdatabank met nieuwe fiches en teksten, afgewerkt begin 2016.
De bekende wijk Zurenborg is gelegen ten zuidoosten van Antwerpen, deels binnen de stadsgrenzen van Antwerpen, deels op grondgebied van het district Berchem. De wijk is ten noorden begrensd door de Plantin en Moretuslei, ten oosten en ten zuiden door de Singel en ten westen door de spoorbaan Antwerpen-Mechelen. De hoge architectuurhistorische kwaliteit van deze woonwijk is een realisatie van de Naamlooze Maatschappij voor het Bouwen van Burgershuizen, in 1886 opgericht om de Zurenborggronden te ontwikkelen tot aangename verkaveling voor de burgerij. De noordelijke helft van de wijk, gelegen in Antwerpen, is het oudste gedeelte van de wijk. Het zuidelijke, Berchemse gedeelte werd begin 20ste eeuw bebouwd, en werd integraal beschermd als stadsgezicht. Het ronde plein gevormd door de Draakplaats en het Tramplein, doormidden gedeeld door de spoorwegbruggen, vormt het knooppunt tussen de twee delen. De twee delen van de wijk inventariseerde het agentschap Onroerend Erfgoed in aparte projecten, waarbij telkens een specifieke methodologie en selectiecriteria werden gebruikt.
Sinds 10 januari 1980 is de buurt rond de Cogels-Osylei beschermd als stadsgezicht vanwege de artistieke en architectuurhistorische waarde. Concreet gaat het om het Berchemse deel van de wijk Zurenborg. De Cogels-Osylei, de Velodroomstraat, de Transvaalstraat, de Generaal Van Merlenstraat, de Generaal Capiaumontstraat, de Waterloostraat, het Tramplein en een deel van de Leemputstraat, Pretoriastraat, Gulden Vliesstraat en Uitbreidingsstraat zijn er in opgenomen. De afbakening van het stadsgezicht omvat ongeveer 540 afzonderlijke panden. Op 11 april 1984 werden binnen dit beschermde stadsgezicht 170 panden individueel beschermd als monument. Het bouwkundig erfgoed in het stadsgezicht geeft een overzicht van de stedelijke, burgerlijke architectuur van de laatste jaren van de 19de en het eerste kwart van de 20ste eeuw. We zien er veel traditionele, bij de burgerlijke smaak aanleunende bouwkunst, zoals neoclassicisme, beaux-artsstijl, eclecticisme en zelfs een paar ontwerpen in neorococo. Maar Zurenborg vormt ook een openluchtmuseum voor de art nouveau in Antwerpen, waarbij de Cogels-Osylei de pronkzaal is. Deze hoogwaardige architectuur, in combinatie met de unieke ontstaansgeschiedenis van de wijk, de geplande stratenaanleg en de voortuinstroken, maken van Zurenborg een uniek ensemble binnen het architecturaal patrimonium van Vlaanderen.
De stad Antwerpen nam het initiatief om voor het volledige stadsgezicht van Zurenborg een beheersplan op te maken. Het project werd in 2013 afgewerkt. Een beheersplan is een op toekomstige ontwikkelingen gericht beleidsinstrument dat handelingen in het beschermd stads- of dorpsgezicht begeleidt. Het heeft als doel de beschermde historische karakteristieken te behouden of te versterken en een raamwerk te creëren waarbinnen zowel private eigenaars als openbare besturen initiatieven kunnen nemen om de Zurenborgwijk haar oorspronkelijke uitstraling terug te geven. Concreet wil het een halt toeroepen aan het verdwijnen van architecturale details, hekwerk, houtwerk en beplanting, een algemene teneur die een gestage achteruitgang betekent van het globale beeld van de wijk.
Voor de opmaak van het beheersplan werden alle circa 540 panden binnen het stadsgezicht geëvalueerd op hun erfgoedwaarde. De fotografische registratie van het aanwezige bouwkundig erfgoed, en het onderzoek van de historische bouwaanvragen, vormden de basis om de selectie te maken voor het herwaarderingsplan. De selectie werd ruim opgevat, met de bedoeling zoveel mogelijk impact op de toekomstige ontwikkeling van de wijk te hebben. Ruim 70 procent van de woningen maakt deel uit van het beheersplan. De panden die niet in overeenstemming zijn met de artistieke en architectuurhistorische waarden vermeld in het beschermingsbesluit van het stadsgezicht, werden niet geselecteerd. Het gaat om panden die geen bijdrage vormen aan het stadsgezicht. Dat kunnen beeldverstorende panden zijn, huizen met atypische materialen, een afwijkende gevelindeling, of een dermate verregaande verbouwing dat ze niet meer in hun authenticiteit herkenbaar zijn.
Deze niet-geselecteerde huizen bevinden zich vooral aan de randen van het stadsgezicht, waar veel meer verbouwingen het originele straatbeeld vernielden, namelijk de Pretoriastraat, de Leemputstraat, de Guldenvliesstraat en de Uitbreidingstraat. De niet-geselecteerde huizen blijven echter wel onverminderd deel uitmaken van het beschermd stadsgezicht en zijn daarom per definitie gebonden aan de rechtsgevolgen van de opname in het stadsgezicht. Het beheersplan verandert niets aan het beschermingsbesluit.
Het was voor het agentschap Onroerend Erfgoed een opportuniteit om de gegevens uit het beheersplan van de stad integraal te verwerken in de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed. Het agentschap nam de selectie van het bouwkundig erfgoed uit het beheersplan over. De panden die in het beheersplan geselecteerd werden, kregen als erfgoedobject hun plaats op de inventariswebsite. In december 2014 startte men met de verwerking in de databank, begin april 2015 was dit klaar. De gegevens werden niet zomaar overgenomen. Voor alle geselecteerde panden vulde een onderzoeker de bouwhistorische gegevens uit het beheersplan aan met bijkomend onderzoek in het stadsarchief, waarbij behalve de huidige dossiernummers verwijzend naar de inventaris van het stadsarchief, ook de opdrachtgevers van de woningen de gegevens verrijkten. Tenslotte vat een beschrijvende tekst van de panden de verzamelde informatie bondig samen.
De verwerking van de gegevens in de inventaris maakt het mogelijk om te synthetiseren, zowel cijfermatig als inhoudelijk. Van de circa 540 huizen die binnen de afbakening van stadsgezicht liggen, werden er een kleine 400 of 70% geselecteerd voor het beheersplan en opgenomen in de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed. Ze kregen niet allemaal een aparte fiche. Een groot deel van de bebouwing in Zurenborg is reeksbouw: talrijke panden werden samen ontworpen, als één ensemble. Zo’n reeks vind je samen in één fiche gebundeld. De mooiste, meest monumentale voorbeelden daarvan zien we op de Cogels-Osylei.
In totaal zitten nu 243 fiches in de inventarisdatabank die het waardevolle bouwkundig erfgoed in het stadsgezicht van Zurenborg illustreren. 78 daarvan zaten al in de inventaris. Het waren fiches die opgemaakt werden door de Afdeling Monumenten en Landschappen tijdens de inventarisatie in de jaren 1980, en gepubliceerd werden in 1992 in boekdeel 3nd van de reeks Bouwen door de Eeuwen Heen in Vlaanderen. Op negen uitzonderingen na, beschrijven deze fiches de 170 panden die binnen het stadsgezicht ook werden beschermd als monument. De absolute toppers, met andere woorden. De ruim 160 nieuwe fiches, aangemaakt op basis van het beheersplan, geven het niet als monument beschermde bouwkundig erfgoed weer.
Bij het verwerken van de gegevens in de inventaris, werden systematisch de originele eigenaars van de huizen opgezocht. Zij gaven de opdracht voor de bouw van de woning, en kozen daarvoor een welbepaalde architect. De namen van de architecten die Zurenborg vorm gaven, zijn al goed bekend in de literatuur. De specifieke ontstaansgeschiedenis van de wijk maakte ons echter zeer nieuwsgierig naar de bouwheren of opdrachtgevers. Het viel meteen op: de belangrijkste opdrachtgever was absoluut de Naamlooze Maatschappij voor het Bouwen van Burgershuizen. We registreerden de maatschappij bij 62 fiches binnen het stadsgezicht, goed voor samen een 160-tal huizen of 40% van het geïnventariseerde bouwkundig erfgoed in het stadsgezicht. De vennootschap werd in 1886 opgericht om Zurenborg te ontwikkelen tot woonwijk voor de hogere middenklasse. Het doel was om in eigen beheer modelwoningen te bouwen, ofwel voor onmiddellijke doorverkoop, ofwel bestemd voor de verhuur. Niet toevallig koos de maatschappij telkens voor de invulling van de meest zichtbare percelen in de wijk: op de hoeken, bij rotondes of pleintjes, grote percelen centraal in de straat. Op die manier hoopte ze potentiële privé-investeerders te lokken, goed wetende dat straten waar al kwalitatieve bebouwing aanwezig is, aantrekkelijker zijn voor investeringen. Ook was het duidelijk de bedoeling voorbeelden te geven van de rijk uitgewerkte, eclectische bouwstijlen die de voorkeur van de maatschappij genoten. Binnen het stadsgezicht zijn de investeringen van de maatschappij geconcentreerd in de Generaal Van Merlenstraat, de Transvaalstraat, de Waterloostraat en natuurlijk de Cogels-Osylei. Die centrale as door de wijk bouwde de maatschappij uit tot het pronkstuk van Zurenborg. 56 woningen van de in totaal 88 huizen in de Cogels-Osylei zijn gerealiseerd door de maatschappij zelf. Op die manier zijn ze er in geslaagd om de Cogels-Osylei uit te bouwen tot de prestigieuze kroon op hun grote project dat de volledige wijk Zurenborg omvat.
De maatschappij selecteerde populaire architecten en bouwmeesters voor haar projecten. Grote namen zoals Jos Bascourt, Bilmeyer & Van Riel, Cols & Defever, Jules Hofman, Frans Smet-Verhas en Frans Van Dijk kregen er de kans een grandioze, visueel aantrekkelijke wijk uit te bouwen, maar daarenboven ook hun eigen carrières een flinke boost te geven. Want ook de particuliere bouwheren in Zurenborg deden vaak beroep op die architecten die door de maatschappij werden gepromoot. Productieve architecten op de particuliere markt die we niet terugvinden voor opdrachten van de maatschappij zijn de zeer opvallende Jacques De Weerdt, gevolgd door een aantal architecten die allen een drietal woningen in Zurenborg tekenden, zoals Ch. De Roeck, John Van Beurden of Adolphe Van Coppernolle. Deze architecten zorgden stuk voor stuk voor luxueus uitgevoerde, rijk versierde, ruime burgerhuizen. Waar men in de jaren 1880 en begin de jaren 1890 koos voor eclectische ontwerpen met in hoofdzaak elementen uit de neo-Vlaamserenaissance-stijl, schoof de voorkeur rond de eeuwwisseling en in het begin van de 20ste eeuw duidelijk richting cottagestijl en art nouveau.
Dit is in overeenstemming met de algemene architectuurevolutie in het Antwerpse, zij het dat het neoclassicisme in het Berchemse deel van Zurenborg opvallend ondervertegenwoordigd is in vergelijking met het overwicht van deze stijl in andere wijken. Deze klassieke, vrij strenge en sobere bouwstijl werd duidelijk niet gepromoot door de maatschappij, ten voordele van de door eigentijdse architectuurcritici meer gepromote opvallende bouwstijlen. Een alternatief voor het neoclassicisme dat we in Zurenborg wel goed vertegenwoordigd zien, is de op de Franse bouwstijlen geïnspireerde, van rijke materialen voorziene beaux-artsstijl, zij het in een eenvoudige, niet altijd zuivere vorm.
Vermeldenswaard zijn drie bouwmaatschappijen die kort voor de Eerste Wereldoorlog een hiaat opvulden in de woningbouw in Zurenborg, namelijk De Voorzorg, de Berchemse Bouwhandel en Voorspoed. In tegenstelling tot de Naamlooze Maatschappij voor het bouwen van Burgershuizen, richtten deze bouwmaatschappijen zich niet op prestigieuze, duur afgewerkte burgerhuizen voor de hoge burgerij, maar eerder op eenvoudig vormgegeven, budgetvriendelijke woningen, waaronder ook meergezinswoningen.
Zurenborg was aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog zo goed als voltooid. Weinig onbebouwde percelen bleven over. Omdat de wijk weinig te lijden had onder de oorlog, is er slechts een klein percentage interbellumarchitectuur te vinden, goed voor een dertigtal geselecteerde woningen. Bijna de helft daarvan borduurt verder op de architectuurstijlen van de Belle Epoque, met gevels in eclecticisme, beaux-artsstijl of neoclassicisme. Vooruitstrevende interbellumontwerpen in art deco zien we van Robert Soebert. Kaplansky tekende één van de drie huizen in modernistische stijl die de wijk rijk is.
Hoewel voor Zurenborg een ander algemeen idee leeft, dateert slechts één derde van de woningen in het stadsgezicht uit de 19de eeuw. Het Berchemse gedeelte van de wijk werd dus grotendeels vormgegeven in de eerste twee decennia van de 20ste eeuw. De woningen die bij dit project geïnventariseerd werden en ontsloten via de inventariswebsite, vormen dus een uitgelezen staalkaart van de stedelijke architectuur in Antwerpen aan het begin van de 20ste eeuw.
Het noordelijke deel van de bekende Antwerpse wijk Zurenborg vormt de historische kern van Zurenborg. Hier liggen de kiemen van het zogenaamde Oostkwartier. Hier staat de vertaling van de idealen die de bouwmaatschappij had bij haar oprichting in 1881. In 2015 herinventariseerde het agentschap Onroerend Erfgoed dit gedeelte van Zurenborg, om op die manier een volledig overzicht van het waardevolle bouwkundige erfgoed in de volledige wijk te hebben.
Zurenborg heeft zijn ontstaan te danken aan de ingebruikname van het goederenstation op de grens van Borgerhout, Berchem en Antwerpen in 1879. Dit ooststation maakte de omliggende gronden zeer interessant. Het landelijke "oostkwartier" werd ineens bereikbaar. Die bereikbaarheid vertaalt zich in een knooppunt van kwalitatief bouwkundig erfgoed op de Draakplaats. De spoorwegbrug, de watertorens, de tramloods en de werkplaats van de Compagnie Générale des Tramways d'Anvers zijn stuk voor stuk knappe staaltjes van fantasierijk ontwerp. Ze markeren de grens tussen het Antwerpse en het Berchemse deel van Zurenborg. Het oudste, noordelijke deel van de wijk is opgebouwd uit rechte straten, die als stralen rond een viertal pleinen liggen. Op die pleinen en in een aantal prioritaire straten worden de bakens van deze microsamenleving uitgezet. Openbare orde, administratie, onderwijs en geloof krijgen er hun plaats tussen de huizenrijen. In de Arendstraat bouwt de maatschappij in eigen beheer het postkantoor en een eerste eigen kantoor, op de hoek van de Walvis- en de Nottebohmstraat komt het politiebureel. Drie scholen vertegenwoordigen de twee zuilen. De twee katholieke scholen worden begin jaren 1880 gebouwd op initiatief van de Naamlooze Maatschappij voor het bouwen van Burgershuizen. De stad voegt er twintig jaar later een school voor stedelijk onderwijs aan toe. De katholieke achtergrond van de oprichters en aandeelhouders van de maatschappij uit zich ook in de oprichting van een kapel en kerk op het centrale plein, de Dageraadplaats. Een eerste kapel rijst er in 1883 uit de grond. In 1901-1902 maakt ze plaats voor de neogotische Sint-Norbertusparochiekerk. Albert Arnou mocht de eerste kerk ontwerpen, voor de definitieve kerk werd Ernest Dieltiëns gekozen.
Die twee architecten samen tekenden het leeuwendeel van de gevels in het Antwerpse deel van de wijk. Hun architecturale handschrift bepaalt er nog steeds de "look and feel". In opdracht van de Naamlooze Maatschappij tekenden ze honderden woningen, meestal in reeksbouw. De maatschappij koos voor massaproductie en bouwde zichzelf rijk dankzij deze goed geoliede huuropbrengstmachine. Dat klinkt neerbuigend, wat de bebouwing van Zurenborg niet verdient. De rijen burgerhuizen in de oudste helft van de wijk zijn niet spectaculair, maar bescheiden van formaat, en zeer homogeen van uitzicht. De banaliteit wordt echter steeds vermeden: de symmetrische composities zijn nooit saai, de gevels overtreffen vaak de standaardproductie en vallen op door de verfijnde versieringen. De unieke, perfect uitgebalanceerde combinatie van neoclassicistische lijstgevels met accentwoningen in neo-Vlaamserenaissance-stijl of eclecticisme is nergens in de stad zo raak uitgevoerd als hier. Omdat het concept twintig jaar werd volgehouden, zorgde het voor een grote homogeniteit en voor een hele sterke ensemblewaarde in de wijk. Een leuk leidmotief is de verwijzing naar de straatnaam die her en der verstopt zit in de ornamentiek. Je vindt er dolfijnen, grote en kleine honden, een schorpioen, een draak en tweelingen, allemaal afgeleid van de sterrenbeelden waarnaar de straten zijn vernoemd.
Veel architecten volgden de uitgezette bakens: Bilmeyer en Van Riel, E. Horckmans, Ernest Pelgrims, Emile Wauters en Henri Thielens tekenden allemaal verder aan de grote compositie die de Naamlooze Maatschappij voor het bouwen van Burgershuizen voor ogen had in de jaren 1880 en 1890. Jos Bascourt en Ernest Stordiau deden het anders. Met hun opvallende gevels, afwijkend van de rest en flink vooruit op hun tijd, bouwden ze de blikvangers van oud-Zurenborg. Het Café du Dôme, hun realisaties in de Stierstraat, de Grote- en Kleinehondstraat en de Tweelingenstraat werden omwille van hun aparte architecturale karakter beschermd als monument.
Na 1900 verschuift de architecturale smaak mee met het doelpubliek. De hogere burgerij heeft budgetten voor grotere woningen, duurdere afwerking, meer fantasie en dus meer maatwerk. Uitzinnige eclectische ontwerpen wisselen af met cottagestijl en art nouveau. Deze kunst in de straat maakte het Berchemse deel van Zurenborg dat toen werd verkaveld wereldberoemd. De excentriciteit nam de Naamlooze Maatschappij voor het bouwen van Burgershuizen ook mee naar het Antwerpse deel van de wijk. Tussen de modeste huizenrijen vinden we een aantal uitschieters. Het kantoorgebouw dat de bouwmaatschappij in 1901-1902 bouwde is het ultieme voorbeeld. Geflankeerd door prachtige art-nouveaugevels en met de Zurenborgkapel als herbestemmingsproject avant-la-lettre bouwde de maatschappij hier een opvallend en zeer origineel visitekaartje. Met Jacques De Weerdt op kop, kozen de privé-investeerders die toen actief waren op de nog niet volgebouwde percelen ook resoluut voor meer opvallende ontwerpen. De synagoge van Jules Hofman en het appartementsgebouw van Frans Van Rompaey kunnen we in dat opzicht niet onvermeld laten.
Voor de herinventarisatie van het bouwkundig erfgoed in dit deel van Zurenborg werd de methodologie gebruikt van Bouwen door de Eeuwen heen in Vlaanderen. Op basis van veldwerk en registratie van op de openbare weg, aangevuld met bronnenonderzoek in literatuur en stadsarchief, maakten de onderzoekers de basis voor de inventaris op. Het bouwkundig erfgoed van de het Antwerpse deel van Zurenborg werd voor het eerste geïnventariseerd in de jaren 1980, en in 1989 gepubliceerd in boekdeel 3nc van Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. We stellen vast dat de toenmalige inventariseerders hun aanpak hebben afgestemd op de homogeniteit van de bebouwing. Ze kozen voor uitgebreide straatnota’s waarin de reeksbouw werd beschreven, en werkten in de aparte gebouwfiches vooral die panden uit die zeldzaam waren binnen de straatbeelden, omdat ze door een afwijkende stijl of ornamentiek voor een accent zorgden binnen de reeksbouw. De huizen van het eerder onopvallende basistype, namelijk met een witgeschilderde en bepleisterde lijstgevel, bleken daardoor ondervertegenwoordigd in de inventariswebsite. Die hiaten wilde het agentschap met de herinventarisatie van 2015-2016 aanvullen.
De historische, in casu de architectuurhistorische waarde primeerde bij de selectie: die woningen die een getuige zijn van de oorspronkelijke bouwfase, van het architecturale basisconcept van deze homogene verkaveling verdienden zonder twijfel een opname in de inventaris. Artistieke of industrieel-archeologische waarden konden de historische waarde voor bepaalde panden aanvullen, wat vooral het geval was voor de opvallende, monumentale panden in de wijk. De bebouwing in het noordelijke deel van Zurenborg wordt getypeerd door een grote homogeniteit: een kleine groep architecten zorgde ervoor dat eenzelfde concept van reeksbouw twintig jaar werd volgehouden, wat zorgde voor een ongeziene eenheid van bebouwing en voor een hele sterke ensemblewaarde in de wijk. Deze karakteristieke architectuurhistorische waarde wilde het agentschap accentueren bij de selectie van het erfgoed in deze straten door het criterium ensemblewaarde voorop te stellen bij de selectie: daardoor konden de panden in reeksbouw, die het beeld van Zurenborg zo bepalen, correct vertegenwoordigd worden. In die straten waar de reeksbouw was verstoord door verbouwing of nieuwbouw, koos men ervoor panden te selecteren op herkenbaarheid: van die “solitaire” panden werd een grote gaafheid van materialen en detaillering verwacht om op de selectielijst te komen. Met deze selectiecriteria werd de selectie van erfgoedobjecten in dit gedeelte van de wijk ongeveer verdubbeld tot circa 170 objecten.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Antwerpen, Berchem, Berendrecht, Borgerhout, Deurne, Hoboken, Lillo, Merksem, Wilrijk, Zandvliet (Antwerpen)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Herinventarisatie bouwkundig erfgoed Zurenborg (Antwerpen) [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/1024 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.