Vanuit zijn bevoegdheid voor het onroerend erfgoed neemt het agentschap Onroerend Erfgoed ook de zorg op voor het historisch liftenpatrimonium. Naast het beheer van dertien als monument beschermde liften evalueert het agentschap – naar analogie met de onroerenderfgoeddiensten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waalse Gewest – ook niet-beschermde, van vóór 1958 daterende liften op hun erfgoedwaarde. Bij aanwezigheid van voldoende erfgoedkenmerken en -elementen worden deze liften geattesteerd als ‘lift met historische waarde’. Dit attest biedt de eigenaars van panden met een historische lift de vereiste referentie om bij de modernisering, opgelegd door het Koninklijk besluit van 9 maart 2003 betreffende de beveiliging van liften, alternatieve maatregelen voor te stellen. De door deze eigenaars of hun vertegenwoordigers aangereikte informatie vormt tegelijk de basis voor een lopende inventarisatie van de historische liften in Vlaanderen, waarvan de gegevens in functie van het erfgoedbeleid en -beheer systematisch geïntegreerd worden in de Inventaris Onroerend Erfgoed.
Sinds mensenheugenis zet de mens bij het heffen van zware lasten werktuigen in. Voor kleinere hefvermogens werd gebruik gemaakt van klauwwielen met luireep. Grote hefvermogens werden gerealiseerd met tredwielen. Vanaf het midden van de negentiende eeuw dreven hefsystemen ook op stoomkracht. Een nieuwe kentering trad op het einde van de negentiende eeuw in met de ontwikkeling van elektrische stroomverdeling. Met de gelijkstroom die een geleidelijke versnelling en vertraging van de aandrijving mogelijk maakte, deed de elektrische personenlift zijn definitieve intrede. Een hendel, die door een liftboy werd bediend, stelde de lift in of buiten werking. Met de overschakeling van gelijkstroom op wisselstroom namen eenvoudige bedieningsknoppen deze taak over.
De bouw van deze generatie elektrische personenliften ging gepaard met een uitgesproken aandacht voor het esthetische aspect. De lift werd doorgaans samen met én op maat van het gebouw in een identieke bouwstijl ontworpen. De afwerking is even luxueus als de vestibule en de traphal, waarvan hij veelal het hart uitmaakt. Siersmeedwerk schermt de open liftschacht af, terwijl de liftkooi is vervaardigd in tropisch hout en voorzien van spiegels en/of ruiten in geslepen glas die een doorkijk bieden op het trappenhuis. Decoratieve kooiverlichting licht het interieur op. Stalen of houten harmonicadeuren sluiten het bordes en de liftkooi af. Sierlijk uitgevoerde oproepknoppen en kastjes met bedieningsknoppen laten de lift stijgen en dalen. Ook de machinekamer oogt fraai met het porseleinen of marmeren schakelbord.
Werden de eerste elektrische personenliften in ons land geplaatst door buitenlandse liftenbouwers zoals het Amerikaanse Otis en het Zwitserse Schindler, nog vóór de Eerste Wereldoorlog traden ook enkele binnenlandse constructeurs aan. Met de enorme uitbreiding van de hoogbouw na de eeuwwisseling nam de vraag immers sterk toe. Toonzetter waren de Luikse Ateliers Jaspar die in 1842 werden opgericht en uitgroeiden tot de grootste Belgische liftenbouwer. In 1961 ging Jaspar op in de Amerikaanse multinational Westinghouse. Vandaag zijn over het gehele land nog talrijke Jaspar-liften bewaard. In 1905 stak vanuit Antwerpen de concurrentie de kop op met de oprichting van de werkhuizen Daelemans en Thièry. Van de liftenbouwers Daelemans en Thièry, die respectievelijk in 1980 door het Duitse Thyssen en in 2001 door het Finse Kone werden overgenomen, zijn vooral in Antwerpen en Brussel nog interessante voorbeelden van liften uit het interbellum terug te vinden. Onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog, in 1919, deed met de Gentse liftenbouwer Strobbe een vierde belangrijke speler zijn intrede. Van deze constructeur, die in 1993 zijn liftenafdeling aan Schindler verkocht, zijn onder meer in Gent en Brussel nog enkele interbellumliften aanwezig.
De verplichting sinds 1958 om personenliften van doorlopende en volwandige schachtwanden alsook van volwandige bordes- en kooideuren te voorzien, leidde tot de verdwijning of een verregaande verminking van zeer veel historische liften. Vermoed wordt dat er in ons land nog bijna vierduizend historische liften aanwezig zijn, waarvan ongeveer een duizendtal in Vlaanderen. Het inventariseren van deze vóór 1958 geplaatste liften is in Vlaanderen, net als in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waalse Gewest, nog maar vrij recent en voornamelijk op vraag gedreven basis opgestart. Ondanks hun rijke technische geschiedenis en hun onmiskenbaar historisch belang werden deze oude liften als erfgoedsegment, tussen meubilair en vastgoed in, immers tot vóór kort in belangrijke mate miskend. Dit verklaart dan ook waarom in de inventaris van het bouwkundig erfgoed de informatie over het historisch liftenpatrimonium zeer beperkt was. De panden opgenomen in de inventaris worden voorzien van bijkomende informatie over hun historische liften vanuit de lopende inventaris die in het bijzonder de door het agentschap Onroerend Erfgoed geattesteerde historische liften en een honderdtal door de Stad Antwerpen in 2012 officieus gerepertorieerde liften bevat.
Auteurs: Becuwe, Frank
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie historische liften [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/1075776 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.