Petroleum Zuid is een grote industriële site ten zuiden van de binnenstad van Antwerpen, tussen het Zuid en Hoboken. De site werd in de eerste jaren van de 20ste eeuw ingericht als terrein voor de toen zeer bloeiende petroleumindustrie. Ter voorbereiding van een grootschalige herbestemming van het terrein, liet de Stad Antwerpen in 2010 een inventarisatie uitvoeren door Erfgoed & Visie. Het Vlaams Instituut Onroerend Erfgoed (VIOE) vulde dit onderzoek in 2011 aan met archiefwerk en werkte dit unieke, nieuwe materiaal uit voor de inventaris van het bouwkundig erfgoed.
Petroleum Zuid wordt gekenmerkt door een industrieel, aan de haven gelinkt karakter met een aantal bouwkundige en industrieel-archeologische relicten die een zeer uniek karakter hebben. Petroleum Zuid is de oudste petroleumhaven van België en speelde in de eerste helft van de 20ste eeuw een toonaangevende rol in Europa wat petroleumindustrie betreft. De constructies die op de site bewaard zijn geven samen een beeld van het proces van overslag en opslag van petroleum en aanverwante producten waarop Petroleum Zuid zich concentreerde.
In 1861 werden de eerste veertig vaten petroleum naar Antwerpen verscheept door de Amerikaan A.W. Crawford, die consul van de Verenigde Staten was in Antwerpen. Twee jaar later was Antwerpen de grootste petroleuminvoerder in Europa. De eerste petroleumopslagplaatsen bevonden zich verspreid in de stad. Omdat de opslag van petroleum zeer veel brandgevaar met zich meebracht, werden deze activiteiten gereglementeerd en buiten de stadsgrenzen geconcentreerd. Er werd gekozen voor het Amerikadok. Een grote brand in 1889 deed de stad beslissen om de petroleuminstellingen nog verder van de stad af in te planten. Ook een aantal technologische veranderingen in de petroleuminvoer noopten een nieuwe locatie met moderne infrastructuur zoals een jettypier, waarbij de schepen niet langer tegen de kade moesten aanmeren om gelost te worden. Schepen Van Nest lanceerde in 1896 de idee de Hobokense polder te onteigenen voor de nieuwe petroleuminstellingen. In 1898 werd dit idee doorgevoerd. Een overeenkomst tussen de stad en de staat verdeelde de investeringslast zo dat de staat voor de ontsluiting via het spoor zou zorgen, en dat de stad hiervoor kosteloos gronden ter beschikking stelde. De bouw van alle andere installaties, en het innen van de opbrengsten van concessies, was de verantwoordelijkheid van de stad.
In 1900 werd een tongvormig terrein van 54 hectaren poldergrond op het Kiel onteigend. Het terrein moest anderhalve meter worden opgehoogd en een aantal grachten en beken werden rechtgetrokken. Om de uitbating van dit gebied als haven mogelijk te maken, werden de Scheldekaaien in zuidelijke richting met twee kilometer verlengd, een project dat liep van 1897 tot 1903. Deze nieuwe d'Herbouvillekaai werd de hoofdweg naar en door het nieuwe havengebied. Al in 1902 was de jettypier afgewerkt, die de overslag van petroleum van de tankers naar de bedrijven moest mogelijk maken. De petroleum werd vanaf deze pier met leidingen rechtstreeks naar de opslagplaatsen van de verschillende bedrijven gepompt. Het verdere vervoer van de producten naar het binnenland werd georganiseerd door het nabijgelegen goederenstation, gebouwd in 1901 aan de Ledeganckkaai, ten noordoosten van Petroleum Zuid. Achter dit station lag een groot gebied van de spoorwegen, met een indrukwekkende sporenbundel voor goederenverkeer, aansluitend op de lijn Boom-Antwerpen. In 1904 legde men een tramlijn aan die de binnenstad met de petroleumhaven verbond.
Vanaf 1900 begint men met de herverkaveling van het gebied in grote, rechthoekige loten. Elk lot zou in concessie gegeven worden aan petroleumbedrijven, die zelf voor de inrichting van hun kavel moeten instaan. De eerste loten die worden afgebakend en uitgebaat zijn het lot A aan de petroleumpier en de loten I tot VI, ten zuiden van de Lakweg. Het zijn erg lange, smalle kavels die van elkaar afgescheiden zijn door verharde wegen waarlangs ook spoorlijnen lopen. Vrij snel zijn deze kavels voorzien van volledige petroleuminstallaties. Een grote brand die uitbrak op 6 augustus 1904 verwoestte de meeste infrastructuur. Een aantal gebouwen uit 1902-1904 op de loten I en A overleefden de brand, wat hen historisch een bijzondere waarde geeft bovenop hun bouwtechnische waarde. Na de brand werden de terreinen in hoog tempo opnieuw ingericht; tegen 1910 is alles volgebouwd en kijkt men uit naar nieuwe terreinen. In 1914 startte de voorbereiding van de nieuwe terreinen, een project dat door de Eerste Wereldoorlog wordt stilgelegd. De geplande nieuwe loten, die nog opgehoogd moesten worden, lagen tussen de bestaande loten I tot VI en de Schelde en worden van VII tot XI genummerd. Meteen na het einde van de oorlog werden de kavels afgewerkt en in concessie gegeven. Loten IX en XI, met installaties uit het interbellum, bewaren interessant industrieel erfgoed dat getuigt van deze fase in de ontwikkelingsgeschiedenis. In de jaren 1920 worden de loten XII tot en met XVI aangelegd, ten zuiden van en in het verlengde van de loten I tot VI. Van deze bedrijven zijn alle gebouwen geruimd.
Het succes van de petroleumindustrie bleef toenemen tijdens het interbellum. In 1934 werd een houten aanlegsteiger gebouwd om de bestaande petroleumpier te ontlasten. In hetzelfde jaar werden nieuwe gronden van de Hobokense polder toegevoegd aan het bedrijventerrein voor de inrichting van een raffinaderij, een activiteit die toen nieuw was voor de Antwerpse haven. Het nieuw lot D werd volledig voor raffinage ingericht, een activiteit waarvan geen enkel bouwkundig relict meer overschiet anno 2011. Toen de straten op Petroleum Zuid in 1939 een naam kregen, verwees men naar de producten van dit proces, bijvoorbeeld Lysolweg, Mazoetweg en Naftaweg.
De Tweede Wereldoorlog bracht een negatieve kentering voor Petroleum Zuid. Het terrein zou de zware vernielingen niet helemaal te boven komen. Wegens plaatsgebrek op Petroleum Zuid verplaatste de petroleumindustrie zich ook naar de noordelijke haven, rond het nieuwe Marshalldok. Op vier bedrijven na, zijn anno 2010 alle petroleummaatschappijen verhuisd. De laatste concessies lopen af in 2035. In 2011 kreeg Petroleum Zuid een nieuwe naam, die de toekomstige herbestemming van het terrein moet voorbereiden: Antwerp Blue Gate.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Antwerpen, Berchem, Berendrecht, Borgerhout, Deurne, Hoboken, Lillo, Merksem, Wilrijk, Zandvliet (Antwerpen)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Herinventarisatie bouwkundig erfgoed Petroleum Zuid (Antwerpen) [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/980 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.
Op woensdagavond 13 november vanaf 17u wordt de databank opnieuw geïndexeerd, dit zal enkele uren in beslag nemen. De zoekresultaten kunnen tot en met donderdagochtend onvolledig zijn.