Wemmel2 ()

Sterk verstedelijkte woongemeente in het noordwesten van de provincie Vlaams-Brabant, ten noorden van, en grenzend aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Sinds de tweede taalwet van 1963 één van de zes faciliteitengemeenten in de Brusselse rand en daardoor niet opgenomen in de fusie van 1 januari 1977. Administratief behoort Wemmel tot het arrondissement Halle-Vilvoorde, kieskanton Meise, en gerechtelijk tot het arrondissement Brussel, kanton Wolvertem. De parochie valt onder het aartsbisdom Mechelen-Brussel. De totale oppervlakte bedraagt 873ha en het aantal inwoners 14.774 wat Wemmel tot één van de dichtst bevolkte gemeenten in de rand rond Brussel maakt (FOD economie, 1 januari 2006).

De gemeente wordt ten noorden afgescheiden van Hamme en Brussegem (Merchtem en Meise) door de Molen- en Amelgembeek (ook Amelvonnebeek); ten oosten van Meise en Strombeek-Bever (Grimbergen) door de Maal- en Leestbeek; ten zuiden van Laken en Jette (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) en Zellik (Asse) door de Oude Schapenbaan (huidige Romeinse Steenweg) en in het westen van Relegem (Asse) en Hamme (Merchtem) door een kunstmatig vastgelegde grens.

Behorende tot het Brabantse plateau wordt de gemeente gevormd door een grillige dubbele heuvelrug, de Hasseltberg (ook Asselenberg of Windberg) in het noorden en noordwesten (hoogste punt 72m) en de Keienberg (hoogste punt 80m) in het zuiden. De dorpskern situeert zich in het tussenliggende dal dat zich uitstrekt van het westen (hoogste punt 40m) naar het noordoosten (grens, 30m) waarin ook de Land- of Maalbeek langzaam afdaalt. De beek ontspringt te Relegem en vloeit ten zuiden van de dorpskern om ter hoogte van Verbrande Brug (Grimbergen) opgenomen te worden in de Willebroekse vaart. Haar zijbeken op grondgebied Wemmel zijn: de Reekbeek (bron te Relegem), de Ronkelbeek (bron in het veld ten zuiden van Ronkelhof), de Moorbeek (bron ter hoogte van de Prinses Jos. Charlottelaan) en de Leestbeek (bron ter hoogte van J. Vander Vekenstraat). De Molen- en Amelgembeek langs de noordelijke grens ontspringt in Hamme (Merchtem) en mondt eveneens uit in de Maalbeek maar ter hoogte van de grens Meise-Grimbergen.

Bodemkundig behoort de gemeente tot de Brabantse leemstreek: naar het noorden toe gaan de leemgronden over naar zandleem en nog meer noordwaarts naar lemige zandgronden; in de beekvalleien komen alluviale gronden voor. Open landschap met nog schaarse overblijfselen van vroegere beboste gebieden (1686: circa 30 ha; 1846: circa 7 ha) zoals het Hollandbos in het noorden, een beboste strook langs de ring aansluitend bij het Laarbeekbos te Jette, en in het oosten aan de grens met Strombeek-Bever het natuurreservaat "Beverbos", een moerasgebied van ruim 11 ha. op de noordelijke oever van de Maalbeek. De Nationale Plantentuin van Meise in het noordoosten is deels op Wemmels grondgebied gelegen.

De gemeente wordt gekenmerkt door drie belangrijke wegen: de historische verbindingsweg Asse-Relegem-Meise (Rassel-Fr. Robbrechtsstraat-Zijp) die de gemeente van west naar noordoost doorsnijdt en de historische verbindingsweg Brussel-Merchtem (Steenweg op Brussel-Steenweg op Merchtem), later provinciebaan, die de gemeente van zuid naar noordwest doorkruist en sedert 1910 grotendeels ontdubbeld wordt door de de Limburg Stirumlaan. Het kruispunt van de twee oudste wegen was bepalend voor de inplanting van het dorpscentrum. Sedert 1957 wordt Wemmel aan de grens met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest doorsneden door de Ring rond Brussel.

De oorsprong van de naam Wemmel is omstreden. Volgens sommigen is het afgeleid van het Germaanse "wamba" wat holte of vallei betekent; volgens anderen is de naam afkomstig van het Angelsaksische woord "hwamma" wat lapje aarde betekent.

De vroegste sporen van menselijke aanwezigheid werden allemaal aangetroffen in het uiterste zuiden van de gemeente op de heuvelrug langs de Schapenweg (huidige Romeinse Steenweg) in een gebied van oudsher "De Heide" genaamd. De archeologische vondsten dateren uit het neolithicum - onder meer een polijststeen, gepolijste silexbijlen en silexschilfers – en uit de bronstijd een necropool met asurnen minstens teruggaand tot 900 vóór Christus. Toch ligt de oorsprong van Wemmel niet in de préhistorie maar in de Romeinse periode toen de oude Schapenweg werd opgenomen in het diverticulum Asse-Elewijt, waarlangs in de loop van de eerste eeuw na Christus kleine landbouwnederzettingen - vandaag bestempeld als Romeinse villa’s - werden opgericht (Wemmel, Zellik, Jette en Laken). De villa van Wemmel was het centrum van een vrij grote autarkische gemeenschap en was zo’n drie á vier km ten noorden van het diverticulum gesitueerd, op de zuidelijke flank en net onder het hoogste punt van de Hasseltberg. In 1955 werden ter hoogte van Rassel nummers 3-11 funderingen van de villa blootgelegd en in 1959 ter hoogte van Rassel nummer 11 een kalkzandstenen waterput (2.13 m diameter, 13.62 m diep) waarin onder meer drie geraamtes uit begin 5de eeuw, terra sigilatta, een zilveren tutulusfibula van circa 400, een sestertius van Hadrianus, twee paar voetboeien, een ijzeren ring en een houten emmer uit de 2de-3de eeuw. Recent werd de bovenbouw van de put gereconstrueerd in het park van de Franstalige gemeenteschool. Het landbouwbedrijf bevond zich aan de overzijde van de straat ter hoogte van Rassel nummers 2–6.

Vermoedelijk werd de villa circa 250 vernietigd door de eerste Frankische invallers die rond 370 de Romeinse overheersers definitief verjaagden. De Franken richtten in het dal en op de zuidelijke flank een nieuwe kern op en stichtten in de 7de- of 8ste-eeuw een gemeenschapskerkje toegewijd aan Sint-Servatius. De heren van Wemmel, beschouwd als afstammelingen van de Frankische heer, vormden al vrij vlug het gemeenschapskerkje om tot een eigenkerkje. Vermoedelijk circa 1100 schonken zij de parochie Wemmel - intussen gepromoveerd tot moederparochie met als appendicia Ramsdonk, Sint-Agatha-Berchem (beiden tot in de 14de eeuw) en Relegem (tot 1803) - aan de abdij van Grimbergen die vanaf 1249 ook het bedieningsrecht waarnam. Hoewel Wemmel kerkelijk onder Grimbergen stond, zijn de heren van Wemmel steeds loyale leenmannen van de hertogen van Brabant geweest, zie de Grimbergse oorlog (1142-1159). In de 13de eeuw, circa 1260, verkreeg Wemmel de lagere en middele rechtspraak die het gewoonterecht van Ukkel volgde. De gerechtszittingen werden gehouden in de banbrouwerij-herberg "de Kam", de kelders fungeerden als gevangenis. In 1263 ging de heerlijkheid via huwelijk over naar het geslacht Kraainem en eind 14de eeuw naar het geslacht Taye die het beheer waarnam tot 1792. De familie Taye maakte deel uit van de "Coudenbergs", één van de zeven belangrijke Brusselse schepengeslachten die de stad bestuurden. Onder hun bewind werd Wemmel dan ook in 1628 verheven tot baronie en in 1688 tot markiezaat. Reeds in 1559 hadden zij de hogere rechtspraak bekomen, de kelders van het kasteel werden als gevangenis ingericht en op het kerkplein (zie kaart van Everaert, circa 1770 en 1776) en langs de Romeinse Steenweg werden respectievelijk een schandpaal en een galg opgericht.

De Franse bezetting op het einde van de 18de eeuw maakte een einde aan alle feodale structuren en Wemmel werd administratief en gerechtelijk ondergebracht bij het arrondissement Brussel, departement Dijle, kanton Wolvertem. Het kasteel van Wemmel kwam in 1792 via huwelijk in handen van het geslacht Vander Noot die het in 1838 verkocht aan de familie de Limburg Stirum. De laatste erfgenamen schonken het goed in 1926 aan de gemeente op voorwaarde dat het kasteel werd omgevormd tot gemeentehuis en het park openbaar werd gemaakt.

Het huidige stratenpatroon van Wemmel kwam tot stand door opvulling en uitbreiding van het historische wegennet. De dorpsstructuur en de verbindingswegen weergegeven op de kaarten van Everaert circa 1770 en 1776, de Ferrariskaart van 1771-1775 en de Vandermaelenkaart circa 1845 zijn tot op heden zeer herkenbaar.

De aanzet tot de bestaande dorpsstructuur werd reeds in de Frankische periode gegeven met de stichting van een nieuwe kern met hoofdgebouw en kerk op de zuidelijke flank van de Hasseltberg, omgeven door verspreide hoven. Het hoofdgebouw lag in het dal ter verdediging van het knooppunt oude baan Brussel-Merchtem (thans Steenweg op Brussel-Kaasmarkt-Windberg) en de Maalbeek en groeide uit tot het latere feodale hof. De kerk werd ingeplant halverwege de heuvel waarrond zich een typisch "ronddorp" ontwikkelde. De verspreide Frankische hoven ontwikkelden zich tot de latere middeleeuwse hoven ten Obberge, ter Elst, te Brackene, te Roeckele, ten Bosche, en zo meer. Inherent aan hun oorsprong waren kerk en kasteel niet met elkaar verbonden. Pas in 1677 legde Filips Albert Taye een dreef tussen beiden aan, dwars door het "pastoorsgoed" (circa 1938 omgevormd tot de Dr. H. Folletlaan). In de middeleeuwen zou de banmolen achter het kasteel bepalend worden voor de verdere uitbreiding van het dorp. Rond de molen ontwikkelde zich een kern van woningen met als belangrijkste de banbrouwerij annex herberg "De Kam". Dit heeft er toe geleid dat de oude baan Brussel-Merchtem zich op termijn oostwaarts heeft verlegd, rond het kasteeldomein, om via het kerkplein ter hoogte van de noordelijke grens weer aansluiting op de oude baan te vinden (de huidige Steenweg op Brussel en Steenweg op Merchtem).

Tot het begin van de 20ste eeuw bleef het landbouwdorp Wemmel met zijn kenmerkende dorpskern en verspreide gehuchten quasi onveranderd. Met de aanleg van de de Limburg Stirumlaan (1910-1911) en de bijhorende rechtstreekse tramlijn naar Brussel Noord sloop echter de verstedelijking binnen, met het definitieve startschot na de Tweede Wereldoorlog. De demografische cijfers spreken voor zichzelf: in 1846 waren er 1285 inwoners; in 1910: 1889; in 1940: 5870 en in 1970: 12.533. Momenteel is het grondgebied verdeeld in twee duidelijk onderscheiden delen: het gebied ten zuiden van de as Rassel - Fr. Robbrechtsstraat - Zijp is totaal verstedelijkt en vormt morfologisch één geheel met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, slechts van elkaar gescheiden door de Brusselse ring. Het gebied ten noorden van de Maalbeek heeft zijn landelijk karakter vrij goed behouden.

De zone tussen de Steenweg op Brussel, J. De Ridderlaan, de Limburg Stirumlaan en de Nerviërslaan werd vanaf de jaren 1920 van een planmatig stratenpatroon voorzien en voornamelijk bebouwd met bel-etagewoningen, in het derde kwart van de 20ste eeuw aangevuld met appartementsgebouwen. De sociale woningen op de hoek van de Steenweg op Brussel, Meyskens- en Lauwerstraat werden als één geheel opgetrokken en dateren van circa 1923 (mutatieschets 1923-24/43).

Tot de eerste uitbreidingsgebieden van Wemmel behoren onder meer de groene, residentiële woonwijk met open bebouwing op het voormalige domein "Torentjeskasteel" en de verkaveling P. De Waetstraat-Boomgaardstraat; respectievelijk ten oosten en zuidoosten van het dorpscentrum en beiden op het kadaster geregistreerd in 1933. Het park rond het "Torentjes- of IJzerenkasteel" (1864) werd in 1905 aangelegd, deels verkaveld vanaf circa 1933 (mutatieschets 1933/3) en volledig na de Tweede Wereldoorlog toen het kasteel en de bijgebouwen tijdens bombardementen werden vernield. De verkaveling P. De Waetstraat-Boomgaardstraat bestaat uit aaneengesloten burgerwoningen van twee traveeën en twee bouwlagen in typische interbellumarchitectuur met vage art deco-reminiscenties, voornamelijk van de plaatselijke architect E. Verplancke en als één geheel ingetekend op het kadaster (mutatieschets 1933/29). Een gelijkaardige realisatie is de aanleg van Alboom, ten zuiden van J. De Ridderlaan. De voortdurende groei van de gemeente werd bezegeld met de stichting van de Sint-Engelbertusparochie, nagenoeg overeenkomend met het hele gebied ten zuiden van de Maal- en Molenbeek. Het Sint-Engelbertuskerkje werd centraal ingeplant ter hoogte van de J. De Ridderlaan.

Na de expo van 1958 werd de aanzet gegeven voor de bouw van de exclusieve villawijk Bouchout in het uiterste noordoosten van de gemeente, grenzend aan het voormalige domein van Bouchout (Nationale Plantentuin). De gronden werden door Baron Jean-Baptist Van Ghysel opgekocht en verkaveld waarbij groenaanleg een prominente plaats innam (zie integratie van de "parkweg" tussen de Nationale Plantentuin en Zijp aangelegd in het tweede kwart van de 20ste eeuw, ICM-kaarten). De architecturale kwaliteiten werden bewaakt door het voorleggen van alle bouwplannen aan de familiearchitect.

De sociale woonwijk ten noorden van het centrum (G. Van Campenhoutstraat en J. Deschuyffeleerdreef) werd opgericht in het derde kwart van de 20ste eeuw en bestaat uit per vier gekoppelde, wit geschilderde ééngezinswoningen. De laatste grote stedenbouwkundige ingreep vond plaats in 1994 met de aanleg van de Markt: een kunstmatig aangelegd rechthoekig plein ten oosten van het dorpscentrum, omgeven door een monumentaal nieuwbouwproject in het nieuwe historisme naar ontwerp van M. Jaspers en M. Pizzuti (Brussel). De noordelijk, oostelijke en zuidelijke vleugels met luxe appartementen en handelszaken zijn reeds gerealiseerd.

Wemmel is een echte woongemeente en bezit slechts enkele bedrijfsterreinen voor ambachtelijke, kleine en middelgrote ondernemingen ter hoogte van de ring.

De evolutie van landbouwgemeente naar sterk verstedelijkte woongemeente op enkele decennia tijd, heeft er voor gezorgd dat een groot deel van het historische patrimonium te Wemmel verdwenen is of sterk werd aangepast. Een uitzondering hierop vormt de beschermde dorpskern met het voormalige 17de-eeuwse waterkasteel, de 18de-eeuwse banbrouwerij-herberg "De Kam", de pastorie van 1700 en de 17de-eeuwse kerk met romaanse westtoren, die de oudste architecturale getuigen vormen binnen een intact gebleven samenhang.

De dorpsbebouwing dateert voornamelijk uit de tweede helft van de 19de en 20ste eeuw waarbij sporadisch nog een oudere kern aanwezig is. Tot de oudste woonhuizen behoren twee 19de-eeuwse herenhuizen in de omgeving van de kerk, Steenweg op Merchtem nummers 98 (circa 1872) en 108 (1847). Rijkere burgerhuizen uit het eerste kwart van de 20ste eeuw zijn de verzorgde neotraditionele "Villa des Roses" van 1912, Steenweg op Brussel nummer 100; de belle-époque woning van dokter H. Follet van circa 1913, Steenweg op Brussel nummer 97 en twee villa’s in cottagestijl, E. Van Elewijckstraat nummers 25 en 31 opgetrokken in de jaren 1920. De rijwoningen opgetrokken in de jaren 1910-1930 werden geïnspireerd door de toenmalig gehanteerde stijlen, zoals diverse neostijlen, art nouveau, art deco, nieuwe zakelijkheid, cottagestijl en modernisme, maar overwegend in sterk afgezwakte vorm. Meer uitgesproken voorbeelden zijn: de art-nouveaugetinte rijwoningen in de Limburg-Stirumlaan nummers 131-155 met figuratieve en florale tegelpanelen; in art deco het appartementsgebouw, Schoolstraat nummers 8-10 en een handelspand, de Limburg-Stirumlaan nummer 50; een tweewoonst in nieuwe zakelijkheid, J. Bogemansstraat nr. 112-114; een modernistisch rijhuis, Nerviërslaan nummer 12 en een modernistische woning met atelier aanleunend bij de internationale stijl, Rode Beukenlaan nummer 11. Een uitschieter, zowel op architecturaal als conceptueel vlak, is het clubhuis "Cercle Sportif Saint Michel" van architect A. Blomme, opgetrokken als een voor ankerliggend schip circa 1934 door de sigarettenfabrikant Gosset voor zijn werknemers. Uit de tweede helft van de 20ste eeuw is enkel de moderne villa "De kleine Brink" van architect J. Dolphyn van 1972 te vermelden.

De niet meer uitgebate hoeves werden grotendeels aangepast aan louter woonbestemming of vervangen door nieuwbouw. Van de vele pachthoven met middeleeuwse oorsprong rest enkel nog het 18de-eeuwse Ronkelhof. De vierkanthoeve, Dries nummer 77, werd in 2002 verbouwd tot politiekantoor naar ontwerp van T. Martin. Het aangepaste hoevetje in de L. Vander Zijpenstraat is een zeldzaam restant van 17de-eeuwse architectuur te Wemmel waarbij voornamelijk interieurelementen bewaard bleven. Van de kleinere hoeves zijn de 18de-eeuwse hoeve Steenweg op Brussel nr. 181 en de 19de-eeuwse langgestrekte hoeves Ronkel nummer 66 (met oudere kern) en J. Vandervekenstraat nummer 33 nog vermeldenswaardig.

De Amelgemmolen, in de 19de eeuw aangepast en uitgebreid, is nog de enige watermolen; de banwatermolen, voor het eerst vermeld in 1389 en vlakbij de banbrouwerij-herberg "De Kam" gelegen, werd in 1958 gesloopt. De winmolen op het Molenveld werd in 1892 door brand vernield.

Het religieuze erfgoed bestaat behoudens de historische parochiekerk Sint-Servatius en het modernistische zaalkerkje Sint-Engelbertus uit een aantal kappellen vanaf de tweede helft van de 19de eeuw: onder meer de "Onze-Lieve-Vrouw van Betrouwenkapel" aan de pastorie en de "Onze-Lieve-Vrouwkapel", J. Vandervekenstraat tussen nummers 31 en 33.

  • DE FERRARIS J., Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden. Opgenomen op initiatief van graaf de Ferraris, heruitgave, Brussel, 1965.
  • DE DEKEN J., Kerk van Sint-Servaas en kasteel van Wemmel. Atlas van het Sint-Janshospitaal, 1711 (archief Openbare Onderstand Brussel).
  • Dépôt de la Guerre; Institut Carthographique Militaire en Nationaal Geografisch Instituut, Topografische kaarten, 19de en 20ste eeuw.
  • DE WAUTIER G., Carte de Bruxelles et ses environs (manuscript), circa 1810 (Koninklijke Bibliotheek Brussel).
  • EVERAERT C.J., Figuratieve kaarten van Wemmel, circa 1770 (Algemeen Rijksarchief).
  • POPP P.C., Atlas Cadastrale de Belgique, midden 19de eeuw.
  • SABLON S.F.S., Primitief kadasterplan, 1821.
  • VANDERMAELEN P., Geografische kaarten, circa 1846-1854.
  • ANDRIES C., Wemmel, Geschiedenis, beelden en herinneringen, Wemmel, 1988.
  • ANDRIES C., Wemmel, cultuurpatrimonium, gastronomie en toerisme, Wemmel, 1990.
  • ANDRIES C., Wemmel. Een dorp tussen grootstad en platteland. Beelden van toen in foto's en prentkaarten, Nieuwkerken-Waas, 1991.
  • BOOGMANS J., Wemmels onbekende geschiedenis, in Brabant, nr. 1, s.l., 1972, p. 24-27.
  • Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur, deel 2n, Vlaams Brabant. Halle-Vilvoorde, Gent, 1975.
  • DE BACKER P., Wemmel. Tram story, Luxemburg, 2001.
  • DE NIL L., Wemmel, tussen grootstad en platteland, in Brabant, nr. 6, s.l., 1981, p. 2-5.
  • DESSAER R., Geschiedenis van Wemmel, Anderlecht-Brussel, 1945.
  • DE VOCHT G., Archeologische onderzoeken te Wemmel, (onuitgegeven scriptie), Leuven, 1999-2000.
  • MONDELAERS L. en R. DENEEF, tekst beschermingsvoorstel: De voormalige pastorie te Wemmel en zijn onmiddellijke omgeving, (Agentschap R-O Vlaanderen, archief Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, M.B. 17.02.1997).
  • VAN DER KAA M.-H., Wemmel. Origine et transformation jusque' en 1838 d'un village de l'agglomeration Bruxelloise, (onuitgegeven licenciaatsverhandeling), Louvain-La-Neuve, 1985.
  • VAN HEUSDEN M., La région nord de Bruxelles. Les caractères naturels et spirituels. Le paysage, Brussel, 1946.
  • VERBESSELT J., Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw,deel III, Pittem, 1964, p. 5-33.
  • WAUTERS A., Histoire des environs de Bruxelles,deel IV, Brussel, 1972, p. 76-102.

Bron: VAN DAMME M. met medewerking van KENNES H. & STEYAERT R. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Wemmel, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB10, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  Van Damme, Marjolijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Van Damme M. 2006: Wemmel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/122147 (geraadpleegd op ).


Wemmel ()

De gemeente ontstond langsheen de oude verbindingsweg Asse/Elewijt (huidige Zijp-, Robbrecht- en Rasselstraat) en bodemvondsten wijzen op Romeinse en Frankische bewoning. Het dorpscentrum rondom de op een hoogte ingeplante kerk werd sterk gemoderniseerd en recente inwijking over het hele grondgebied veranderde het landelijke dorp vooral sedert de laatste jaren in een randgemeente van Brussel. Ondanks de hoofdzakelijk recente villabouw bleven toch enkele sporen van de oude bebouwing over, onder meer boerenhuizen en hoeven. Het park van het plaatselijk kasteel, dat voorheen met de aanpalende pastorietuin een vrij groot domein uitmaakte, werd nadat het gemeentebezit was, op jammerlijke wijze verminkt, onder meer door uitroeiing van de beplanting ten westen en door het traceren van nieuwe wegen.

  • BOOGMANS J., Wemmels onbekende geschiedenis, in Brabant, 1972, nr. I, p. 24-27.
  • SACRE M., De kerk van Wemmel, De Brabander I, 1919, p. 145-155.
  • WAMBLINIS, 1973-1975, passim.

Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs:  De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Wemmel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/121535 (geraadpleegd op ).