Een Heilig Hartbeeld bestaat uit een staande Christusfiguur, ten voeten uit, in een lang gewaad. Op zijn borst is in reliëf een vlammend hart aangebracht. De handen zijn zegenend opgeheven of wijzen naar het hart.
Sinds de vroege middeleeuwen vereert men binnen de katholieke godsdienst het Heilig Hart van Christus als symbool voor de liefde en barmhartigheid van Christus. De verering wordt populair na de verschijningen van Jezus aan de heilige Margareta Maria Alacoque in de tweede helft van de 17de eeuw, in het zuiden van Bourgondië. In navolging van haar verering voor het Heilig Hart, wordt drie jaar na haar dood een Broederschap van het Heilig Hart opgericht. In de 18de eeuw ontstaan honderden van deze broederschappen. Ordes als de Jezuïeten en de Franse Oratorianen promoten in die periode actief de Heilig-Hart-devotie. Paus Clemens XIII erkent de devotie in 1765. Op het einde van de 18de eeuw staat de afbeelding van het Heilig Hart symbool voor de Franse antirevolutionairen, vasthoudend aan de katholieke geloof.
Midden 19de eeuw, in 1854, verplicht Paus Pius IX het Heilig Hartfeest voor de hele katholieke Kerk. Vanaf dan wordt op de derde vrijdag na Pinksteren een feestdag voor het Heilig Hart van Jezus ingericht, een feestdag die doorgaans in juni valt. Als Margareta Maria Alacoque in 1864 zalig wordt verklaart, beleeft de Heilig Hartdevotie een grote heropleving. Talrijke nieuwe parochiekerken worden toegewijd aan het Heilig Hart.
Ook buiten Frankrijk wordt de verering vanaf dan zichtbaar, bijvoorbeeld in Nederland en België. In 1899 stelt Paus Leo XIII het Heilig Hart nog meer centraal in het katholieke geloof, door de toewijding van de wereld aan het Heilig Hart van Jezus, dat "een gelukbrengend en goddelijk teken" is.
Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw worden bij vele kerkportalen Heilig Hartbeelden geplaatst, met de afbeelding van Christus ten voeten uit, in een lang gewaad. Op zijn borst wordt in reliëf een bloedend, doorboord hart afgebeeld. Zijn handen zijn ofwel zegenend gespreid, ofwel wijzen ze naar het bloedende hart.
Over de afbeelding van het Heilig Hart worden officiële richtlijnen geschreven door de Congretatie van de Riten in 1877, 1878 en 1891. Het Hart moet worden weergegeven in een krans van vlammen of stralen, de wonde moet zichtbaar zijn, de droonenkroon moet het hart loodrecht omgeven, bekroond met een vlammend kruisje. Bij de kerkelijke beelden moet het hart in reliëf worden weergegeven, op ware grootte en midden op de borst van Jezus.
Tijdens het interbellum groeit de populariteit van de cultus van het Heilig Hart enorm. In 1920 wordt Margareta Maria Alacoque heilig verklaard. Met de encycliek van 8 mei 1928 roept paus Pius XI de katholieken op de cultus van het Heilig Hart nog meer te verspreiden. Hij verhief het feest tot een katholiek hoogfeest. In navolging van deze oproep, werden talrijke parochies en gemeenten toegewijd aan het Heilig Hart. Dit veruiterlijkte zich in de oprichting van tientallen Heilig Hartbeelden in Vlaanderen.
Kenmerkend voor de Heilig Hartbeelden in het interbellum is dat ze vaak ook als oorlogsmonument fungeren. De oprichting van het beeld combineert in vele gevallen de toewijding van gemeente of parochie aan het Heilig Hart met de herdenking van de lokale gesneuvelden uit de Eerste Wereldoorlog. Op die sokkel worden de namen van de slachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog aangebracht, niet zelden later aangevuld met die uit de Tweede Wereldoorlog.
De vormgeving van de Heilig Hartbeelden borduurt in het interbellum doorgaans verder op de klassieke, eind-19de- of begin-20ste-eeuwse stijlidiomen. Ze worden uitgevoerd in verschillende materialen, al dan niet voorzien van een verflaag. In de meeste gevallen gaat het om een standaard uitvoering van een staande Christus met bloedend hart en zegenende armen, geplaatst op een sokkel. In sommige gevallen gaat het om een kopie van een populair ontwerp van een Heilig Hartbeeld. Zo werden van het Heilig Hartbeeld dat de Franse beeldhouwer Déchin ontwierp, tientallen uitvoeringen geplaatst over de hele wereld, waaronder één in Sint-Mariaburg in Ekeren (Antwerpen).
Slechts in enkele gevallen wordt het beeld in een eigentijdse stijl ontworpen, bijvoorbeeld in een strakkere, op de art deco of modernisme geïnspireerde stijl. Voorbeelden zijn het Heilig Hartbeeld bij de Sint-Cordulakerk in Schoten, een ontwerp van Lode Vleeshouwers en het Heilig Hartbeeld van Frans Huygelen bij de Sint-Ambrosiuskerk in Dilbeek.
In zeldzame gevallen geeft men de beeldhouwer de opdracht verder te gaan dan de standaard vormgeving van de solitaire, zegenende Christus. Het Heilig Hart wordt deel van een enscenering verwijzend, vaak verwijzend naar de oorlog: Christus zegent bijvoorbeeld soldaten en rouwenden, staat troostend tussen hen in, neemt hen in de armen. De artistieke waarde van deze voorbeelden is vaak hoog in te schatten omdat ze een doordacht ontwerp van een kunstenaar zijn, specifiek voor die plaats ontworpen. Een sprekend voorbeeld is het oorlogsmonument in Putte, dat in 1926 werd opgericht naar ontwerp van de Antwerpse beeldhouwer Bruno Gerrits. Christus maakt deel uit van een expressieve beeldengroep en zegent een geknielde vrouw en gevallen soldaat. Een voorbeeld uit 1920 is de beeldengroep in Aalst, ontworpen in opdracht van de parochie Mijlbeek door Aloïs De Beule, een van de bekendste ontwerpers van oorlogsmonumenten in Vlaanderen. Jules Vits, eveneens gespecialiseerd in oorlogsmonumenten, ontwierp in 1928 een gedenkteken voor het kerkhof in Waarschoot waarin de troostende Christus een centrale plaats kreeg. Een vierde voorbeeld van een vrij, expressief ontwerp vinden we in de dorpskern van Ekeren (Antwerpen), een ontwerp van Alfons Lambert Baggen dat in 1930 werd ingehuldigd. Na de Tweede Wereldoorlog leefde de devotie van het Heilig Hart sterk verder, zeker tot in de jaren 1960. Paus Pius XII gaf hiertoe de aanzet: in zijn encycliek van 1956 schreef hij over het Heilig Hart en de betekenis ervan in de moderne wereld. De Heilig Hartbeelden uit deze periode zijn net als in het interbellum doorgaans zeer klassiek, en volgens de standaard symboliek, vormgegeven. Typisch voor deze periode zijn eveneens de kleurrijke plaasteren borstbeelden die in de huiskamers worden geplaatst, een gebruik dat sinds midden 19de eeuw bestaat, maar dan opnieuw opflakkert.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Heilig Hartbeelden in Vlaanderen [online], https://id.erfgoed.net/themas/78 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.