Na het uitdunnen van een perceel loofbos verscheen een tiental koepelvormige verhevenheden die leden van de heemkring Nicolaus Poppelius als grafheuvels herkenden. Ondanks het feit dat zij zowel de gemeente als de toenmalige Nationale Dienst voor Opgravingen in Brussel snel op de hoogte brachten, waren de heuveltjes ook door anderen opgemerkt en leeggeroofd. Uiteindelijk startte pas in 1984 een archeologisch onderzoek op in het kader van een B.T.K.-project van de gemeente Ravels onder wetenschappelijke leiding van de Nationale Dienst voor Opgravingen. De begraafplaats was gesitueerd in een oude duinengordel op de waterscheiding tussen Maas- en Scheldebekken waar nog meerdere begraafplaatsen uit de brons- en ijzertijd gekend zijn. In totaal werden 17 grafheuvels geregistreerd. De doorsnede van de heuveltjes varieerde van 5 tot 7 m, hun bewaarde hoogte van 20 tot 50 cm. Uit de kwadrantprofielen bleek dat de heuvels opgeworpen waren met grijsbruin tot okerkleurig gevlekt zand. Tenminste in 4 gevallen tekende zich een schuin opgestapelde plaggenstructuur af. Onder 7 grafheuvels was het oude bodemoppervlak nog zeer goed waar te nemen. Bij 5 andere grafheuvels was de bodem blijkbaar eerst afgeplagd. In het centrum van de heuvels tekenden zich de uitgravingen van de plunderactiviteiten nog duidelijk af. In sommige van deze kuilen waren nog enkele scherven en gecremeerd bot aanwezig. Slechts 2 grafheuvels bleven gespaard van deze roof. In een van beide lag de oorspronkelijke bijzetting nog in situ goed beschermd onder een boomstronk. Het betreft een kleine besmeten urn met gegladde halspartij en vingertopindrukken op de rand (zgn. Harpsted-pot), waarin de verbrande menselijke resten geborgen waren. Twaalf grafheuvels waren aan de voet omgeven door een kringgreppel (25 tot 50 cm breed en 20 tot 50 cm diep). Zeker drie van deze greppels hadden een onderbreking in het zuidoosten. Drie heuvels waren aan de voet omgeven door een krans van zeer dicht opeen gestelde staken (resp. 46, 50 en 76 in aantal) van amper 10 cm dik. Tussen de zichtbare heuvels kwam nog een tiental vlakgraven aan het licht. Vier ervan was omgeven door een kleine kringreppel van ca 3 m diameter. In 7 van deze graven bevond de urn met crematieresten zich nog in situ in een kleine kuil, soms sterk beschadigd door boomwortels zodat enkel de bodem met een behoorlijk aantal crematieresten overbleef. In andere bijzettingen bleef de urn goed bewaard zoals een ruwwandig exemplaar dat naast crematieresten nog de resten van een klein bijpotje, een zgn. 'Eierbecher' bevatte. Zowel de grafheuvels met hun randstructuren en het aardewerk wijzen naar een datering in de vroege ijzertijd, meer bepaald de Halstatt C/D periode. Een aantal van de onderzochte grafheuvels werd na de opgraving gereconstrueerd zodat de kleine necropool als archeologisch monument ontsloten blijft voor het publiek.
Auteurs: Annaert, Rica
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Beschrijving:
17 grafheuvels, 12 omgeven met een kringgreppel waarvan 3 met een opening in het zuidoosten en 3 omgeven met een palenkrans. 10 vlakgraven waarvan 4 omgeven met een kleine kringgreppel. De meeste grafheuvels waren geplunderd voor de aanvang van de opgravingen, 2 heuvelbijzettingen waren nog intact bewaard en een van beide bevatte een zgn. Harpstedt-urn met crematieresten. In 7 van de vlakgraven werd ofwel fragmentaire resten van een urn ofwel volledige exemplaren met crematieresten teruggevonden. In een ervan is buiten de crematieresten nog een zgn. 'Eierbecher' teruggevonden.
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Heike Klein-Ravels [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/981109 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.