Het overgrote deel van de sporen bestaat uit tonnen. Deze konden op basis van het aardewerk in de 14de tot 15de eeuw worden geplaatst. Deze schatting komt overeen met het hoogtepunt van de leerlooiersactiviteiten op de site. De meeste tonnen kennen een vulling die bestaat uit organisch aangereikt lemig materiaal met brokjes kalk en baksteen. Dit materiaal komt overeen met de omliggende lagen en is mogelijk bij het dempen of inklappen van de ton in de vulling geraakt. Interessanter zijn de tonnen waarvan de vulling iets meer zegt over hun functie. Zo zijn er tonnen die gevuld zijn met kalkconcreties, run en afval. Zowel run als kalk zijn belangrijke grondstoffen voor het leerlooien. Kalk werd hierbij gebruikt om de vleesresten van de huiden te verwijderen voor verdere verwerking en run werd gebruikt voor het looien van het leer. De kalkrijke tonnen lijken zich bovendien te concentreren in de zuidhoek van het studiegebied. Mogelijk is dit de locatie van het kalkhuis terwijl het looien eerder gebeurde op het lager gelegen noordelijk deel van het studiegebied en de hoek van de Pandrei en Eeckhoutrei.
De houtsoortbepaling van de tonnen leert ons iets over de complexiteit van de productie van tonnen en van de houthandel tijdens de late middeleeuwen en vroegmoderne tijd. Niet alleen worden verschillende houtsoorten gecombineerd bij het vervaardigden van tonnen. Zo blijken de bodemplanken uit dennenhout te bestaan, terwijl de duigen en hoepels van de ton uit eik zijn vervaardigd. Het hout blijkt bovendien afkomstig uit minstens twee verschillende oorsprongsgebieden zijnde de Oostzee en de Maasvallei.
De stratigrafische oudste muur werd op basis van vondsten uit het pakket net eronder na het einde van de 15de en mogelijks zelfs na de 16de eeuw geplaatst. Deze lagen (L5-L6) kunnen gelinkt worden aan de overgang naar de zijde- en bocraenververij of aan de nog latere overgang naar een meer residentiële functie van de achtererven
Een totaal van 336 scherven werden geïnventariseerd. De scherven behoren toe aan minstens 65 individuele aardewerkvormen. De meeste sporen leverden relatief weinig scherven op met uitzondering van ton S124 die volgestort was met afval. De aangetroffen vondsten zijn voornamelijk te linken met de keuken (grape, teil, voorraadpot, kruiken) en de tafel (kan). Tijdens het onderzoek werden 117 leerfragmenten aangetroffen. De grootste context is kuil S84 (N=47) gevolgd door de vulling van ton S123 (N=19) en laag S71 (N=15). Het leer werd uitvoerig onderzocht. Het volledige leerensemble bestaat hoofdzakelijk uit schoenonderdelen (69,2%). Er konden verscheidene schoentypes herkend worden ondanks het beperkte aantal bovenleerfragmenten. De ledervondsten werden vermoedelijk als afval gedumpt op de site. Een beperkte hoeveelheid dierlijk bot werd ingezameld. Het bestaat uit handverzameld botmateriaal van kleinvee en uit getrieerde resten van visbot en ander klein dierlijk bot. Een specifieke categorie binnen het dierlijk bot zijn de hoornpitten. Ook hier gaat het om een afvalscontext.
Auteurs: Lommelen, Lies
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Historische stadskern van Brugge
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Garenmarkt 1-7 [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/989151 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.