Bescheiden vierkant kasteeltje; rechthoekige conciërgewoning en L-vormig koetshuis (nokrichting loodrecht op de straat) uit het vierde kwart van de 19de eeuw (?) aan oostzijde, oranjerie (nokrichting parallel aan de straat) uit het derde kwart van de 19de eeuw (?) aan noordwestzijde. Omringend ommuurd landschapspark met omlopende vijver waarover licht gebogen ijzeren brugje. Fraaie giet- en smeedijzeren toegangspoort. Kern van huidig domein vormde de hoeve "Ten Larenvelde" eigendom van de Sint-Baafsabdij van Gent. Ter Larenvelde reeds vermeld als hoeve in 1446 en bestond nog in 1825. Verdween kort daarop namelijk na opbouw van het kasteeltje tussen 1807 en 1825, toen in bezit van A. de Perceval. Werd achtereenvolgens bezit van Fr. Houyet (1860), J.M. Van Put, R. Mulder (1920). Door eigenaar Vervant Missak werd kort na 1923 het huidig kasteeltje opgetrokken en het landschapspark aangelegd. In 1952 in gebruik genomen als gemeentehuis en verkreeg de huidige benaming in 1951.
Licht L-vormig gebouw van twee bouwlagen onder pseudo-mansardedak (leien) in neo-Lodewijk XVI-stijl. Bakstenen gebouw op licht verhoogde begane grond. Veelvuldig gebruik van witte natuursteen voor verdiepte pilasters op hoeken en bij travee-indeling, vlakke banden en venster- en deuromlijstingen. Driezijdige erkers onder balkons. Middentravee noordelijke voorgevel met driezijdig fronton en gemarkeerd door rechthoekig uitspringend portaal onder balkon met rondboogdeuren. Rechthoekige vensters en rondboogdeuren. Aanbouwsel aan zuidgevel van drie bouwlagen onder plat dak.
Rechthoekige bakstenen conciërgewoning van één bouwlaag onder zadeldak (riet), geflankeerd door klein vierkant torentje van twee bouwlagen met kantelen. Travee-indeling, steekboogvenster- en deuromlijsting door middel van knoestig exotisch wortelhout. Aanpalend groot L-vormig bakstenen koetshuis tegen noordgevel, van twee bouwlagen onder zadeldaken (leien). Steekboogvensters op lekdrempels en rechthoekige meestal gedichte poorten met gietijzeren latei. Bepleisterde kroonlijst.
Rechthoekige oranjerie van één bouwlaag onder dubbel overkragend zadeldak (leien) met windborden, uit het derde kwart van de 19de eeuw (?). Verankerde, bepleisterde en beschilderde baksteenbouw, travee-indeling door middel van deels bakstenen en deels gietijzeren gecanneleerde halfzuiltjes. Spitsboogvensters en deuren, enkele ronde vensters, waarvan deze bij zijgevels in beschilderde vlakke omlijsting van arduin. Merkwaardige metalen roedeverdeling.
- SCHOBBENS J., Dans la province d'Anvers II, 71 promenades pédestres dans un rayon de plus de 10 kilomètres à partir de l'hôtel de ville, Brussel (1930). p. 19.
- VAN PASSEN R., Toponomie van Kontich en Lint, Gent, Vlaamse Academie voor taal- en letterkunde, 1962.