erfgoedobject

Wederopbouwhoeve met hopast

bouwkundig element
ID
307465
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307465

Beschrijving

Gaaf bewaarde, thans onbewoonde wederopbouwhoeve uit de jaren 1920 in regionalistische baksteenarchitectuur. Ten zuiden van het erf staat een hopast in vakwerkbouw, mogelijk gebouwd als eerste gebouw van de hoevesite na de Eerste Wereldoorlog.

Historiek

De vooroorlogse hoeve is mogelijk al weergegeven op de Ferrariskaart (1771-1778), waar aan de oostzijde van de Blérotstraat meerdere kleine hoeves van één bouwvolume zijn afgebeeld. Op de Atlas der Buurtwegen (1841) bestaat de hoeve uit twee gebouwen in L-opstelling met erf aan de straatzijde. Deze toestand bleef ongewijzigd gedurende de 19de eeuw. De bewaarde hopast in vakwerkbouw was mogelijk het eerste gebouw dat na de Eerste Wereldoorlog op het verwoeste hoeveperceel werd opgetrokken. De hopast werd gebouwd ten zuiden van de verwoeste vooroorlogse hoeve, in de zuidoostelijke hoek van het perceel, misschien tussen 1919 en 1923. De ast kan een tijdelijk bedoelde constructie zijn geweest, gezien de verwerking van gerecupereerde bakstenen en bouwhout en de afwezigheid op de kadastrale intekening van de wederopbouwhoeve. Deze werd gebouwd in het begin van de jaren 1920 voor eigenaars Oscar en Arthur Poupart. De kadastrale intekening gebeurde in 1924.

In de tweede helft van de 20ste eeuw werden loodsen en stallen toegevoegd aan de hoeve, maar de gebouwen uit de jaren 1920 bleven ongewijzigd.

Beschrijving

De wederopbouwhoeve omvat drie gebouwen in U-opstelling met open zijde naar het oosten: in het westen het woonhuis, in het zuiden de schuur en in het noorden de stal. De gebouwen zijn opgetrokken in oranjerode baksteen, met muurankers en een fries van baksteenkoppen bovenaan de plint. De gebouwen worden overdekt door zadeldaken (platte pannen) met dakranden op modillons. Deuren, vensters, stalvensters en poorten worden overspannen door korfbogen in baksteenstrekken. De overspanningen van de doorbrekingen zijn wit beschilderd, wat de originele kleurstelling kan zijn geweest.
Het erf heeft een recente verharding in beton.

Het woonhuis heeft naar traditioneel gebruik een kelder en een opkamer, hier aan de noordzijde van de dwarsgang met voor- en achterdeur. De opkamer wordt verlicht door enkele vensters in de voor- en achtergevel. De twee gelijkvloerse ruimtes aan zuidzijde van de dwarsgang worden verlicht door telkens twee vensters in de voor- en achtergevel. Boven de voordeur is er een dakkapel met lessenaarsdak en zoldervenster. De zijgevels zijn blind. Het houtwerk (vensterluiken, schrijnwerk van de vensters en van de bovenlichten) is origineel.

De erfgevel van de schuur bevat twee poorten met metalen deuren, wellicht ter vervanging van de oorspronkelijke houten luiken. De staldeur en het stalvenster tussen de poorten behoorden wellicht tot de paardenstal De oostelijke puntgevel bevat een staldeur, de westelijke puntgevel een laadopening centraal in de geveltop. De achtergevel bewaart de resten van een witte bepleistering van het baksteenmetselwerk. In de buitengevels van de stalvleugel is de opeenvolging van staldeuren en stalvensters bewaard. Aan de erfzijde bevindt zich een dakkapel met laadopening.

Ten zuiden van het erf staat een thans bouwvallige hopast uit het interbellum, mogelijk gebouwd in 1919-1923 als eerste gebouw op de hoevesite na de Eerste Wereldoorlog. De langsgevels hebben een onderbouw in baksteen met hierop een houtskelet. Dat bestaat uit een muurplaat en een stijlenconstructie. De vakken tussen de stijlen zijn opgevuld met baksteen en bedekt met een dunne laag cementpleister. In de vakken van de langsgevels zijn kleine vensteropeningen uitgespaard, in de noordgevel met bewaard kantelraam. De nadien gedichte poort in de noordgevel behoort eveneens tot de oorspronkelijke aanleg. Uit inkepingen op de stijlen en de gaten van een pen-en-gatverbinding in een kinderbalk blijkt dat het bouwhout van de stal hergebruik is. Dit gerecupereerde hout, dat bestaat uit eik en grove den, is misschien deels afkomstig uit ontmantelde militaire infrastructuur van de Eerste Wereldoorlog. In de oostelijke ruimte van het gebouw zijn de latten bewaard van de eestvloer van de hopast. De eestvloer werd verwarmd door een tremelvormige ‘hel’ (warmeluchtkamer) die zich boven de oven bevond.
Het zadeldak met golfplaten is van latere datum. De oostgevel is ingestort, tegen de westgevel is later een kleine loods aangebouwd.

  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, Mutatieschetsen en bijhorende mutatiestaten Ieper, 14de afdeling (Voormezele), 1924/41.
  • BECUWE F. & VANDERMARLIERE G. 2010: Of an oste as they drie their hoppes upon at Poppering. Een typologische benadering van de hopast in Vlaanderen, Relicta. Archeologie, Monumenten- en Landschapsonderzoek in Vlaanderen 6, 145-176.

Auteurs: Debonne, Vincent
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Wederopbouwhoeve met hopast [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307465 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.