Historiek

Zogenaamd "Hof van Wessegem", later "Conincks Hof" of "Koningsgoed". Zeer oude nederzetting, vermoedelijk van Frankische oorsprong, (zie -gem toponiem); typische Karolingische vorm met regelmatige achthoek. Vermeld als "Wissingim" in het Liber Traditionum van de Gentse Sint-Pietersabdij (eind 10de eeuw). Kroondomein van de graven van Vlaanderen en foncier van de heerlijkheid van Wessegem, afhankelijk van het Vrije van Brugge. In de 12de tot de 14de eeuw reeds belangrijk ontginningsgebied. In die periode is de familie De Moor als leenhouder van het domein gekend. In het leenboek van de Burg van Brugge wordt voor het eerst in 1329 het zogenaamd "manoir, de Wessegem" vermeld als eigendom van Geraard De Moor. Eind 14de eeuw vinden we Lodewijk de Haze en Victor van Vlaanderen, bastaardzoons van Lodewijk van Male, als heren van Wessegem; in 1431 terug bij het kroondomein gevoegd. De uitgestrekte heerlijkheid Wessegem had als leenhof het Koningsgoed (zogenaamd sinds Karel V), gelegen in een dal bij de beek die de grachten voedt, omgeven door vruchtbare weiden en akkerland en ten noorden de zogenaamde "Wessegemse bossen" of "Koningsbos". Talrijke archieven en domaniale rekeningen geven een beeld van het toenmalige domein. Eind 15de eeuw stonden op het opperhof onder meer een "manoir", een "hostel", graanschuur, wagenkot, ovenbuur, zandstenenen duiventoren en bakstenen toegangspoort. De gebouwen werden herhaaldelijk platgebrand en heropgebouwd. De hoeve werd in 1761 gekocht door griffier De Graeve en uit het kroondomein gelicht. Enkel dit huis met in 1664 toegevoegde kamer van de ontvanger bleef behouden.

Beschrijving

Heden nog achterin gelegen hoeve met losstaande bestanddelen met woonhuis ten zuiden, nieuwe stallen ten oosten, 19de-eeuwse schuur ten westen en 19de-eeuwse stal ten zuiden van het verhard erf. Sporen van vroegere omgrachting ten westen.

Woonhuis van zeven traveeën onder zadeldak (pannen, nok parallel aan de straat) met zeer oude kern, onder meer jaartal 1757 op zolderbalk, en herhaaldelijk aangepaste muren en vensters. Gewitte gevels op gepikte plint met boven de vijfde travee een naar verluidt in 1938 toegevoegd getrapt dakvenster met rondboogvormig laadvenster onder waterlijstje; eronder geschilderde huisnaam. Rechthoekig (in eerste twee traveeën, volgens archieven toegevoegd als kamer voor de ontvanger in 1664) en licht getoogde vensters met luiken; getoogde deur. Nieuwe keuken achteraan.

Interieur met bewaarde zware versierde moerbalk op console, twee 18de-eeuwse paneeldeuren en kelder met tongewelf; vernieuwde haard.

Achter het woonhuis, stal met jaartal 1887, van verankerde baksteen onder zadeldak (pannen, nok parallel aan de straat).

Ten zuidwesten, bakhuis van het samengestelde type onder verspringende zadeldaken (pannen, nok parallel aan de straat), uit de tweede helft van de 19de eeuw.