Gebeurtenis

Inventarisatie bouwkundig erfgoed Knesselare

geografische inventarisatie
ID
553
URI
https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/553

Beschrijving

Sinds 1 januari 2019 bevat de fusiegemeente Aalter zowel de vroegere gemeente Aalter als Knesselare. De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in beide gemeenten gebeurde lang voor deze fusie, en wordt daarom in twee aparte gebeurtenissen besproken.

De inventaris bouwkundig erfgoed van de (vroegere) gemeente Knesselare en de toenmalige deelgemeente Ursel werd gepubliceerd in 1994 in boekdeel 12n5 van de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Een inventaristeam van het Bestuur Monumenten en Landschappen binnen het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap maakte de inventaris op. De optekeningsperiode ter plaatse liep van 1980 tot eind 1993. De inventarisatie van bouwkundig erfgoed in Knesselare en Ursel leverde 95 inventarisfiches op.

Context en doelstelling

Met de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, die er kwam door de Tweede Staathervorming, werd “monumenten en landschappen” een bevoegdheid van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. In 1983 werd binnen dat Ministerie het Bestuur voor Monumenten en Landschappen opgericht, georganiseerd met een hoofdbestuur en vijf provinciale buitendiensten. In elk van de vijf buitendiensten werkte een team van drie tot vier medewerkers aan de opmaak van de inventaris bouwkundig erfgoed. De inventaristeams stonden niet enkel in voor het inventariseren, maar hadden ook de opdracht op basis van de resultaten van deze inventarissen beschermingsvoorstellen op te maken en de procedures op te volgen. Die koppeling tussen inventariseren en beschermen vertraagde in Oost- en West-Vlaanderen het inventaristempo. De onderzoekers hadden immers de opdracht de inventarissen meteen na publicatie om te zetten in beschermingsdossiers, en het nieuwe inventariswerk daarvoor on hold te zetten.

De doelstellingen van de inventarissen in de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen bleven doorheen de hele reeks steeds dezelfde:

  1. Vooreerst wil hij een beschermingsinstrument zijn als uitgangspunt voor de op te stellen lijsten van te beschermen monumenten, stads- en dorpsgezichten.
  2. Vervolgens wil de inventaris een gids zijn voor de architectuur van de streek.
  3. Ten slotte wil hij door een eerste, verbeterbaar overzicht te geven van het bouwkundig erfgoed, een uitgangspunt vormen voor verder wetenschappelijk onderzoek.

Methodologie

Inventarisonderzoeker van het eerste uur Suzanne Van Aerschot-Van Haeverbeeck bleef centraal instaan voor de eindredactie van elk boek om op die manier een gelijkvormige aanpak binnen de vijf provinciale teams te garanderen. Het Oost-Vlaamse inventaristeam kon verder bouwen op de standaardmethodologie toen ze in 1981 het onderzoek voor het arrondissement Gent aanvatten. Deze regio werd vooral gekenmerkt door een uitgesproken landelijk karakter, waarin de steekeigen kenmerken goed bewaard waren, en de traditionele dorpskernen nog duidelijk afleesbaar waren. Hoewel er per kanton natuurlijk accenten moesten gelegd worden, kon de klassieke aanpak overal toegepast worden. Veldwerk was de basis voor de opname van het erfgoed in de inventaris: de kritische visuele vaststelling en ontleding van het gebouw ter plaatse fungeerden als uitgangspunt. Wegens het dringende karakter van de operatie, en de wens om zo snel mogelijk een volledig overzicht te bieden van het waardevolle bouwkundig erfgoed in Vlaanderen, koos men er bewust voor het bijkomende bronnenonderzoek te beperken. Men sloot een grondige, volledige raadpleging van literatuur uit en beperkte zich tot een vluchtig bibliografisch onderzoek om de beschrijvingen aan te vullen, en de belangrijkste gebouwen in hun context te situeren en hun vroegere functie en evolutie te belichten. In principe werden geen onuitgegeven archiefstukken geraadpleegd.

De onmiddellijke overgang van inventaris naar beschermingsdossier zorgde in de jaren 1980 toch geleidelijk aan voor een duidelijke verschuiving in de methodologie op vlak van bronnenonderzoek. Voor de vertaling naar beschermingsdossiers was er nood aan precieze bouwhistorische informatie, waardoor het literatuur- en zeker het archiefonderzoek tijdens het inventariseren steeds gespecialiseerder, en steeds uitgebreider werd. Contacten met specialisten op het veld, met lokale historici werden intensiever.

Wat de uitgave betreft streefde men naar uniformiteit binnen de boekenreeks. Men nam het arrondissement steeds als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek en de selectie. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventaris van één arrondissement per boekdeel al snel niet meer haalbaar, waardoor men vanaf de jaren 1980 overschakelde naar kantons. Voor het arrondissement Gent was nummer 12n voorzien.  De grote omvang van het arrondissement maakte een kantonnale opdeling nodig, goed voor vijf boeken. Voor boekdeel 12n5 nam men de kantons Waarschoot en Zomergem samen, die het grens- en overgangsgebied vormen met de provincie West-Vlaanderen. Dit boekdeel bevat behalve de inventaris van Knesselare ook het bouwkundig erfgoed in Waarschoot, Lovendegem en Zomergem.

Waarden en criteria voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed

De inventaris bouwkundig erfgoed vormt de voorbereiding voor de opmaak van beschermingsvoorstellen. Men selecteert panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat ogenblik geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. Boekdeel 12n5 paste de waarden en criteria uit het Monumentendecreet van 3 maart 1976 toe op de selectie van het bouwkundig erfgoed in het kanton Nevele. Vanaf 1976 werd bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er was grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteert men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden.

Een ander belangrijk aspect bij de selectie dat het decreet van 1976 genereerde, was het achterwege laten van de chronologische limiet. In principe bestond er sindsdien geen chronologische limiet meer voor opname in de inventarissen, maar in praktijk werd deze toch vastgesteld op circa 1940. Dit sloot echter de optekening van recentere gebouwen niet uit. Verder hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.

Geheel eigen aan de inventaris bouwkundig erfgoed in de jaren 1990 in Oost-Vlaanderen is de introductie van houtig erfgoed met erfgoedwaarde. Geïnspireerd door een landschappelijke erfgoedconsulent die in deze provincie inzette op bomen met erfgoedwaarde, integreerden de inventarisploegen beeldbepalende en betekenisvolle bomen in bouwkundige context. Bomen op dorpspleinen bijvoorbeeld, bij kapellen, of op erven van boerderijen en in tuinen van landhuizen of herenhuizen. Houtige elementen werden niet enkel vermeld bij de tekst van het gebouw, maar soms ook als apart erfgoedobject, iets wat in de inventarissen van andere provincies niet of veel minder het geval was.

Een onroerend goed kan geselecteerd worden voor opname als het aan verschillende waarden en criteria tegemoetkomt, maar het kan ook in aanmerking komen voor opname als het in hoge mate aan slechts één waarde of criterium tegemoetkomt. Essentieel in deze methodologie is dat deze waarden en criteria niet afzonderlijk worden beschouwd. De totale beoordeling vormt het uitgangspunt voor de evaluatie. Voor de opname in de inventaris wordt rekening gehouden met de geografische of de thematische context. Bij deze beoordeling wordt steeds een relevantie voor Vlaanderen voor ogen gehouden.

In de geografische inleiding over de kantons Waarschoot en Zomergem geven de auteurs een overzicht van de belangrijkste conclusies die de inventarisatie in deze kantons opleverde.

Inventaris bouwkundig erfgoed in Knesselare

Op basis van de decretale waarden en criteria selecteerde een inventarisonderzoeker in 1980-1993 in Knesselare en Ursel 95 panden en constructies met erfgoedwaarde voor opname in de inventaris. 56 erfgoedobjecten liggen in Knesselare, 39 in Ursel.

De inventaris geeft blijk van een in de jaren 1990 goed bewaard uitgesproken landelijk karakter van de streek, die geen enkele stadskern bevat. Zoals in de andere gemeenten in de Gentse kantons zien we de sporen van de Gentse heren, abdijen en andere religieuze instellingen die het gebied ontgonnen. De inventaris van Knesselare is gekenmerkt door talrijke verspreide hoeves en boerenhuisjes, en door erfgoed dat typisch is voor een traditionele dorpskern, zoals kerken en pastorieën, scholen, kloosters, herbergen, molens, kapellen, notabelenwoningen en dorpswoningen.

Hoewel er in principe geen chronologische limiet meer bestond voor opname in de inventaris, is het voor Knesselare heel duidelijk dat men zich in praktijk vasthield aan een bouwdatum voor circa 1940. Er is geen enkel voorbeeld van naoorlogse architectuur opgenomen.

  • HOOFT E. 2021: Inventariseren van bouwkundig erfgoed in Vlaanderen. Historiek, methodologie, doelstellingen en resultaten, Onderzoeksrapporten Agentschap Onroerend Erfgoed 196 [online], 
    https://id.erfgoed.net/infocat/publicaties/6372
    , 37-44 (geraadpleegd op 18 maart 2022).
  • KENNES H. 2020: Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/103 (geraadpleegd op 18 maart 2022).
  • SAUWENS J. 1994: Woord Vooraf, in: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M., Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Gent, Kantons Waarschoot-Zomergem, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 12n5, Brussel – Turnhout, V-VI.

Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

Is deel van

Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen

Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen


Bekijk gerelateerde erfgoedobjecten

Aardenburgse Heerweg 5 (Aalter)
Oorspronkelijk leen van de heerlijkheid Wessegem. Grotendeels omgrachte hoeve met sterk verbouwd woonhuis ten westen en schuur ten noorden onmiddellijk bij de wal. Woonhuis op uitgesproken terp, van zeven traveeën onder steil zadeldak; rechts aandak met vlechtingen en schouderstukken, wijzend op oude kern minstens opklimmend tot de 17de eeuw.


Buntelarestraat 2 (Aalter)
Oude nederzetting, oorspronkelijk met rechthoekige omgrachting, reeds vermeld in middeleeuwse geschriften. Heden enkel in noordoosthoek deel van gracht bewaard; woonhuis ten noorden, uit de eerste helft van de 19de eeuw en grote schuur en stallen ten westen op volledig omhaagd en met gras begroeid erf.


Buntelarestraat 8 (Aalter)
Voormalig achterin gelegen boerenhuisje met gewitte gevels op gepikte plint, zes traveeën onder zadeldak (pannen, nok parallel aan de straat) uit begin 19de eeuw.


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Knesselare [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/553 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.