Zogenaamd "Goed ter Pieten", heden "Blauwgoed". Vermoedelijk zogenaamd naar de "Pietepalen" of grenspalen, zie ligging op de grens met Knesselare en Aalter en vlakbij de zogenaamd "Pietendries" met "Pietendriesmolen" op Knesselare en de vroegere "Pietekapel" op Aalter. Zeer oude weg van de dries naar het hof, de vroegere Heirstraete, heden Driesstraat en Aardenburgse Heerweg. Op de Ferrariskaart van 1771-78 reeds "Blauwgoed" genoemd.
Oorspronkelijk geen leen maar een rentegoed van de heerlijkheid Wessegem en eigendom van de familie De Baanst en Van Halewijn, samen met het vlakbij gelegen "Goed te Lembeke" (zie Knesselare, Aardenburgse Heerweg nummer 5) en het thans verdwenen "Goed te Levendale" aan het huis van Praet. Eind 16de eeuw gekocht door de familie Braet en via huwelijk in handen van "Sieur Laureins De Vleeschouwer" (zie landboek van 1640), later de familie Craeynest en in 1728 aangekocht door douairiere Maelcamp. In tekst van 1740 beschreven als: "een behuysde en beschuerde hofstede met de mote mitganders de wallen ende dreven op den noordkant ende het plein voor de poorte". Heden enkel nog behouden imposant woonhuis met hoog- en laaghuis ten westen van een verhard erf, met verbouwde stallen en schuur ten noorden.
Ingeplant in de knik van de straat, bij de Driesbeek, met nieuwe toegangsdreef naar de Driesstraat en deels op Knesselare gelegen. Woonhuis van drie + vijf traveeën en respectievelijke twee en één bouwlaag onder vrij lage zadeldaken (pannen, nok parallel aan de straat) tussen zijaandaken met vlechtingen, met zeer oude kern, vermoedelijk aangepast in 1722 (jaarankers op hooghuis). Verankerde gewitte gevels op gepikte plint met behouden erfgevel; hoge rechthoekige vensters met bewaard houtwerk en geel- en blauw geschilderde luiken; twee behouden zandstenen kruiskozijnen op de bovenverdieping klein dakvenster met heiligennis boven de tweede travee van het laaghuis. Lage rechthoekige deur met lateiconsooltjes en erboven geschilderde gevelsteen met jaartal 1722 in uiterst linker travee, leidend naar de trap van het hooghuis en rechthoekig deurtje met beschilderde huisnaam erboven in de derde travee van het laaghuis. Overstekende daklijsten op mooi uitgesneden consoles. Verbouwde achtergevel met uitgebouwde achterkeuken onder mank zadeldak en haakse achterbouw onder zadeldak (nok loodrecht op de straat) met gedichte kruiskozijnen en aangepaste vensters achter het hooghuis. Links en rechts nieuwe stallen onder lessenaarsdak.
Interieur: laaghuis met behouden balklaag met zware, aan beide uiteinden versierde moerbalken op consooltjes en grote haard met zware haardbalk, aangepast voor kachel, zwarte tegelvloer; voutekamer en gewelfde kelder verdwenen met uitbreiding achteraan. Benedenkamer van het hooghuis met stucplafond en met stuc versierde schouwboezem en houten schouwstuk, voorheen met wapenschild van Lodewijk van Male, afkomstig uit het kasteel van Male, vroeger eigendom van dezelfde familie de Pélichy, en vernield tijdens de Tweede Wereldoorlog. Op de bovenverdieping, balklaag met versierde moerbalk op console en schouw met stucversiering met bladmotief. Gang met twee korfboogdeurtjes naar achterkamers, eveneens met balklaag.
Ten noorden op het erf, grote schuur (uitgebrand in 1922) met recent uitgebouwde stallen, onder zadeldak (pannen, nok loodrecht op de straat).
- MOELAERT R.-RYSERHOVE A., Heemkundige speurtocht door Ursel, in Ons Meetjesland", IX, 2, 1976, p. 42-72.