Zogenaamd "Hof ter Cluysen" en voormalig "Schepenhuys". Op oude kaarten gelegen in een rechthoekige meervoudige omwalling, door de aanleg van de nieuwe expresweg erachter grotendeels verdwenen. Vermoedelijk de vroegere kluis of verblijfplaats van monniken, opgericht in de loop van de 12de eeuw toen de graaf van Vlaanderen, Boudewijn VII, tussen 1115 en 1119 een gebied schonk aan de abdij van Ename op voorwaarde dat zij er een kerk en een kluis voor monniken zouden bouwen, later uitgogroeid tot de parochie Kluizen. Eveneens vierschaar der vrijheerlijkheid van Ename. Eertijds deels door de abdij van Ename verpacht als hoeve en deels als schepenhuis van Kluizen in gebruik.
Thans leegstaand en vervallen boerenhuis, gelegen in een doodlopend straatje achter de parochiekerk. Erf vroeger afgesloten door middel van hoog ijzeren hek tussen bakstenen pijlers. Duidelijk oude kern, doch voorzien van gecementeerde gevels. Bestaande uit een opkamer in een hoger opgaand deel van twee traveeën, de zogenaamde raadzaal van het vroegere schepenhuis, met eronder een kelder en afgedekt met zadeldak (pannen) tussen zijaandaken en vlechtingen. Links ernaast aangebouwd boerenhuis van vier traveeën onder overstekend zadeldak (pannen) met rechthoekige vensters en deur; links zijaandak met vlechtingen.
Interieur: verhoogde raadzaal, op een schoorsteenmantel gedateerd 1768, met eronder een zogenaamde gevangeniskelder.
Ten noordoosten, dwarsschuur en stallen van acht traveeën onder zadeldak (pannen), vermoedelijk later vernieuwd, met links rechthoekige poort van wagenhuis onder houten latei, rechthoekige doorrit en voorts getoogde muuropeningen.
- DE POTTER F. - BROECKAERT J., Geschiedenis van de gemeenten in de Provincie Oost-Vlaanderen, reeks II, deel 2, Gent, 1870-72, p. 13.
- DEVOS P., De gemeentehuizen van Oost-Vlaanderen, Gent, 1982, p. 332.