is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Martinus
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Parochiekerk Sint-Martinus
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Martinus
Deze vaststelling was geldig van tot
De Sint-Martinuskerk, die door inplanting en omvangrijk silhouet de dorpskern domineert, ligt aan een groot, ongestructureerd plein, dat deels refereert naar de perimeter van het verdwenen kerkhof. Ter hoogte van de zuidgevel een ereperkje met het monument van de gesneuvelden (1920) dat voordien meer centraal op de Plaats was gelegen.
Met Sint-Martinus als patroonheilige behoort deze parochiekerk tot de oudste in de regio. Haar oorsprong klimt minstens op tot 1137 want omstreeks die tijd schonk Liétard, bisschop van Kamerijk (1131-1137), het altaar van "Beverna" aan het kapittel van het Heilig Kruis in de gelijknamige stad – een schenking die in 1139 wordt bevestigd door zijn opvolger. Geleidelijk verwierf het kapittel alle tiendenrechten die tot op het einde van het ancien régime in haar bezit bleven. Een voorheen in het rijksarchief van Mons bewaarde figuratieve kaart uit 1641 toont een klein eenbeukig gotisch kerkje met transept(?), driezijdig gesloten koor en vierkante westtoren, ingeplant te midden van een met poorten afgesloten, omheind kerkhof. Merkwaardig is de grote Onze-Lieve-Vrouwkapel achteraan het koor die op een bepaald moment werd gebruikt als grafkapel door de familie Massiet.
Naar het einde van de 18de eeuw toe was de kerk er dermate slecht aan toe dat er, na overleg met alle betrokkenen en op basis van een door het kapittel voorgelegd plan, op 10 september 1780 werd beslist om een nieuwe kerk te bouwen. De 340 gezinshoofden zouden via belastingsbijdragen de bouw helpen financieren. Bijkomend werd aan het kapittel middels keizerlijk octrooi van 7 december 1782 de toestemming verleend om een lening aan te gaan voor de ontbrekende 42000 florijnen.
Volgens de overeenkomst van 1780 dienden de werken, uitgevoerd door meester-metser Navez, uiterlijk in 1784 te zijn beëindigd. Ontoereikende middelen en de politieke verwikkelingen leidden er toe dat de kerk pas in 1804 van een zoldering werd voorzien. Ook de meubilering werd slechts geleidelijk voltooid. In 1860 werd kerk uitgerust met een geschilderde kruisweg geschonken door de parochianen en in 1886 werd een nieuw orgel geplaatst. Ingrijpend voor de directe omgeving was het verdwijnen van het kerkhof dat in 1870 werd overgeplaatst naar het gehucht Eeckhout.
In de loop van de 20ste eeuw werden diverse herstellings- en restauratiewerken uitgevoerd. In 1907 werd de kerk geschilderd en in 1908 werden de kerkdeuren aan de Plaats vernieuwd. In 1947-48 werd het interieur herschilderd in imitatie Franse steen, met de zogenaamde "filets" en dit in combinatie met bloemsjablonen en een draperielambrisering. In dezelfde periode werden de houten altaren in beige en zwart gemarbreerd.
Rond 1979 volgde een globale restauratie waarbij onder meer de polychrome beschildering werd weggewerkt. In 1982-92 werden de doorzichtige glas-in-loodramen in de beuk grotendeels vervangen door figuratieve glasramen, naar verluidt afkomstig uit een Brusselse kerk, vermoedelijk de in 1993 gesloopte Sint-Gertrudiskerk van Etterbeek. Uit dezelfde periode dateert de herinrichting van de doopkapel en aanleunend noordportaal tot weekkapel waarbij wanden en zoldering volledig werden betimmerd. Recent werd een buitenrestauratie uitgevoerd door de Group Monument.
De homogeen laat-classicistische kerk (1783, 1804) met pseudo-basilicale opstand is vrijwel volledig opgetrokken in baksteen met een beperkt gebruik van natuursteen: Zandbergse steen voor lage plint, zware hoekblokken en -kettingen; blauwe hardsteen voor omlijstingen, kordons en modillons.
Het compacte, massief aandoende volume (51 x 19 meter) bestaat uit een zes traveeën groot, driebeukig schip onder doorlopend, over het smallere koor doorgetrokken zadeldak (natuurleien), een ingebouwde vierkante westtoren met rondbogige galmgaten en ingesnoerde, octogonale spits en aan oostzijde, een rechthoekig, driezijdig gesloten koor met aanleunende sacristieën onder lessenaarsdak. Koor en beuk zijn opengewerkt met grote rondboogvensters - waarvan enkele dichtgemetseld - met een alternerende omlijsting van bak- en natuursteen terwijl de dakrand wordt geaccentueerd door streektyperende hardstenen modillons. De drie toegangen - in de as van de vroegere kerkhofpoorten - zijn gevat in een rechthoekige, hardstenen omlijsting met zware, trapeziumvormige sluitsteen. De hoofdingang bevindt zich onderaan de toren terwijl de twee zijingangen (de noordelijke is inmiddels gesupprimeerd) respectievelijk ter hoogte van doop- en winterkapel (noord) en van de berging (zuid) zijn gesitueerd. Beide sacristieën links en rechts van het koor tonen rechthoekige omlijstingen rond de getraliede vensters. Tegen de apsiswand een houten calvariekruis. In de beukwanden zijn diverse, overwegend 18de-eeuwse grafstenen ingemetseld waarvan de meeste verwijzen naar overleden dorpspastoors.
De in lichte tinten geschilderde binnenruimte met overwegend zwarte natuurstenen vloer - in het middenpad een sterk verweerde bevloering van witte en zwarte tegels - wordt geritmeerd door geprofileerde rondboogarcaden op hardstenen Toscaanse zuilen op hoog basement, voorzien van diverse steenkappersmerken. Middenbeuk en lagere zijbeuken zijn afgedekt met een gestucte vlakke zoldering met brede koof waaronder een eveneens omlopende kroonlijst. Achteraan wordt het doksaal opgevangen door twee houten zuilen met grijze imitatie-natuursteen beschildering. Tegen de zoldering het jaartal Anno 1804 verwijzend naar de binnenafwerking; in de vloer onder het doksaal vier ingewerkte oude grafstenen. De geprofileerde rondboogvensters - met voluutsluitsteen in het koor - zijn, op drie vensters in de zuidbeuk na, voorzien van figuratieve glas-in-loodramen: in het koor twee glasramen met voorstelling van de verschijning van Christus aan de Heilige Margaretha Alacoque en van de Heilige Familie, een schenking van de burgemeestersfamilie Langhendries; in de beuk negen glasramen met scènes uit het leven van Maria en Jezus, waarvan twee met de jaartallen 1897 en 1904, gesigneerd Hausselaire Lille.
Het sobere en strakke classicistische aspect van de kerkruimte staat in sterk contrast met de laat-barokke pracht van de drie monumentale portiekaltaren. Het hoofdaltaar is afkomstig uit de na de Franse Revolutie gesloopte kerk van de Sint-Adriaansabdij in Geraardsbergen. Het werd rond 1752 - datum van het contract - vervaardigd door de bekende Mechelse beeldhouwer Théodore Verhaegen (1701-1759), belangrijk vertegenwoordiger van de laat-barokke sculptuur van de Mechelse School. Waarschijnlijk zijn de stilistisch nauw verwante zijaltaren - waarvan één met buste van de Heilige Adrianus - eveneens van Geraardsbergen afkomstig. Of ook het fraaie 18de-eeuwse koorgestoelte van de abdij afkomstig is blijft onduidelijk. Verder 18de-eeuwse kerkmeestersbanken en preekstoel, zes biechtstoelen, een mooie 17de-eeuwse doopvont en één van de steeds zeldzamer wordende Anneessensorgels uit 1886. Ten slotte nog een reeks gipsen heiligenbeelden op houten sokkels, ter hoogte van de zuilen (Parentani, begin 20ste eeuw.).
Meubilair: hoofdaltaar: portiekaltaar, in bekroning Heilige Geest in stralenkrans, onder twee engelen met muziekinstrumenten, God de Vader met wereldbol, medaillon met geschilderde voorstelling van de Heilige Martinus, tabernakeldeur met in reliëf Abraham offert Isaak, op de altaartafel Lam Gods van de Apocalyps, geflankeerd door twee knielende engelen, midden 18de eeuw, gemarmerd hout. Zuidelijke zijaltaar (Onze-Lieve-Vrouw-altaar): portiekaltaar, in bekroning engelen en engelenkopjes, buste Heilige Adrianus, tweede helft 18de eeuw, gemarmerd hout. Noordelijk zijaltaar (Sint-Martinusaltaar): portiekaltaar, in bekroning engelen en engelenkopjes, buste Heilige ? , tweede helft 18de eeuw, gemarmerd hout.
Doopvont met wapenschild van de Renesse-Warfusée ?), 17de eeuw, blauwe hardsteen. Kerkmeestersbank ten zuiden, met medaillon van de Heilige Johannes de Doper, midden 18de eeuw, eik. Kerkmeestersbank ten noorden, met medaillon van de Heilige Paulus van Thebe, midden 18de eeuw, eik. Koorgestoelte ten zuiden, met trofeeën van liturgische voorwerpen en muziekinstrumenten en voorstellingen van de Heiligen Onufrius, Pachomius en Antonius abt, 18de eeuw, eik. Koorgestoelte noord, met trofeeën van liturgische voorwerpen en muziekinstrumenten en voorstellingen van de Heiligen Macharius van Alexandrië, Romoldus van Ravenna en Arsenius, 18de eeuw eik. Preekstoel: op rugpaneel trofee van liturgische voorwerpen, op kuip medaillons met bustes van de Heiligen Marcus, Mattheus, Johannes en de Goede Herder, op trapleuning buste Onze-Lieve-Vrouw, voet met attribuut Heilige Lucas, 18de eeuw eik. Biechtstoelen (6), eik. Communiebank, metaal.
Sculptuur: Heilige Martinus van Tours deelt mantel met bedelaar, eind 17de eeuw, volkskunst, gepolychromeerd hout; Jezus aan het kruis, 18de eeuw, geschilderd hout (verdwenen).
Orgel, C. Anneesens-Meunier, 1886, eik. (Gebaseerd op Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen. Provincie Brabant; Kanton Herne, Brussel, 1982, p. 13-15.)
Bron: Beschermingsdossier DB002300
Auteurs: Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Plaats
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Martinus [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/38905 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.