Sterk gerestaureerde hoeve, in kern opklimmend tot het derde kwart van de 17de eeuw; de benaming duidt op het oude gehucht en de nabijgelegen brug, zie straatnota; destijds toonvoorbeeld van de typische Kempische hoevebouw. Oude oorsprong: reeds in documenten van 1403 en 1453 vermelding van de naam "sc(h)ore"; in 1671 gedeeltelijk herbouwd, vermoedelijk in opdracht van de Sint-Michielsabdij van Antwerpen; de Ferrariskaart (circa 1775) vermeldt 't Schoor als "Schor Cabaret" (herberg); de op oude kaarten uitgestrekte "Schoorse heide" tussen Hal in het zuiden en het Heike in het noorden behoorde waarschijnlijk toe aan "'t Schoor".
Volgens oude foto's eertijds een hoevesite bestaande uit drie losse bestanddelen onder strooien schilddaken met op de nok graszoden: een bakstenen woonstalhuis, ten zuidwesten een schob/stallingen met stro bekleed stijl- en regelwerk en een aan de overkant van de weg gelegen schuur, deels van baksteen en deels met stro bekleed stijl- en regelwerk. Enkel het woonstalhuis bleef bewaard, werd weliswaar vanaf 1967 grondig gerestaureerd, maar klimt in kern nog op tot 1671, zie het jaartal in de zijgevel.
De schob en schuur verdwenen eind jaren 1950-jaren 1960; op de plaats en naar model van de vroegere schob werd een schuurtje heropgebouwd tegen de straat. Nieuw bakhuis, door middel van een kleine serre verbonden met het woonhuis; de schob achterin de tuin werd tevens opgetrokken met recuperatiematerialen.
Woonstalhuis van zes traveeën onder golvend rieten schilddak (nok loodrecht op de straat) met nokpannen en veluxramen; baksteenbouw, vóór 1671 vermoedelijk een leembouw, zie stroomlagen. Vernieuwde rechthoekige muuropeningen waarvan plaatsing en/of vormgeving al dan niet teruggaat op de oorspronkelijke toestand bijvoorbeeld zijgevel van vroeger woongedeelte met behouden indeling. Laatstgenoemde is een verankerde gevel met vlechtingen en verwerking van gesinterde steen onder meer kruis en jaartal "1671"; de bouwnaad aan de noordzijde wijst op een gewijzigde dakhelling; ramen met houten kozijnen onder meer kruiskozijn en opkamervenster boven getralied keldervenster. Zijgevel stalgedeelte met steunberen.
Gerenoveerd interieur met bewaarde eiken geraamtebouw: driebeukige indeling met zes bewaarde ankerbalkgebinten met pen- en gatverbinding. Op de voormalige scheiwand tussen "beste kamer" en "huis" een dubbele haard (rug aan rug) met in de schouwbalk de inkeping van de vroegere draaiboom; achter de "beste kamer" opkamer met bewaard niveau boven kelder met luik. Stalgedeelte heden ook ingericht met leef- en slaapvertrekken; enkel het niveauverschil in de vloer wijst nog op de voormalige scheiding tussen woongedeelte en potstal. Dak met bewaarde sporenkap (sparrenkap).
Bakstenen schuurtje onder schilddak (Vlaamse pannen); bakstenen schob met stallingen onder schilddak (Vlaamse pannen). Waterput.
- WEYNS J., Het Kempisch boerenhuis. Beknopt overzicht, Overdruk uit Kultuurhistorische Verkenningen in de Kempen, I, Oisterwijk, 1960, p. 43-103.