Traditioneel diephuis genaamd "de Witte Roose". uit de tweede helft van de 16de eeuw. Het pand omvat drie traveeën en twee bouwlagen, oorspronkelijk met een insteekverdieping, onder een zadeldak (nok loodrecht op de straat, pannen). De weduwe Joseph Oeyen, hier met haar zoon (of zonen) gevestigd als ‘boueliers’, liet in 1837 de kruiskozijnen van de bovenverdieping aanpassen tot rechthoekige vensters. Opgesplitst in twee winkelpanden, verbouwde de diamantzetter Hendrick Frans Coetermans in 1841 de linkerhelft van de begane grond tot een klassieke houten winkelpui met zijportaal en behoud van de insteek. De slager Jean Laurent Guillaume Seldenslach bracht in 1873 in de rechterhelft eenzelfde type winkelpui aan, zonder insteek.
Trapgevel van tien treden met een overhoeks topstuk, opgetrokken in gedecapeerde bak- en zandsteenbouw met speklagen, verankerd door smeedijzeren muurankers met gekrulde spie. Op de bovenverdieping rechthoekige vensters, vroegere kruiskozijnen met behouden kwarthol geprofileerde negblokken, tweedelige lateien en wigvormige ontlasting, aangepast met ontlastingsbogen tussen wiggen en lateien, en hardstenen lekdrempels. De tweeledige geveltop werd oorspronkelijk door geleed omlopende, vandaag afgevlakte waterlijsten. Het eerste register is geopend door een drielicht met druiplijsten, kwartholle posten en negblokken, waarvan het lagere middenluik zich onderscheidt door een latei op korbeeltjes. Eenzelfde luik doorbreekt de tweede geleding, geflankeerd door kleine rechthoekige zijlichten; balkgat onder het topstuk. De pui is volledig verbouwd.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1837#103, 1841#105 en 1873#693.