Zogenaamd Hoeve Van Winkel, naar de huidige eigenaar, F. Van Winkel, ereconservator van het Openluchtmuseum Bokrijk, die het complex in 1972 restaureerde. Waarschijnlijk de oorspronkelijke zogenaamde "Hoccascaute"-hoeve en de kern van het domein van Echternach, vandaar de zogenaamde "Achternakenhoeve". In de 16de eeuw, eerste vermelding. In 1720, optrekken in baksteen van de hoeve, zie jaartalankers in de straatzijdepuntgevel. Midden 18de eeuw, bewoond door de Teut M. Gijbels. Op de Ferrariskaart (1771-77) moeilijk te situeren, maar aldaar waarschijnlijk aangeduid als een omhaagde langgestrekte hoeve met losstaand haaks dienstgebouw ten noordwesten.
In de Atlas van de Buurtwegen (1845) is alleen nog maar de hoeve aangegeven. Aan straatzijde van een gekasseide oprit, een ligustrumhaag en een oude hulst voorziene, door twee oude linden beschaduwde, langgestrekte hoeve met ordonnantie: latere dwarsschuur, heden garage-koeienstal-woonhuis met enkelhuisopstand; heden zeven traveeën en één bouwlaag onder aan straatzijde afgewolfd schilddak (nok loodrecht op de straat, Vlaamse pannen, nokvorst van riet en graszoden), eertijds voorzien van een nog steilere dakhelling, in kern uit de 16de eeuw, maar versteend in 1720. Met gewone en krulankers verankerde baksteenbouw op gecementeerde plint.
Eertijds volledig van vakwerk met lemen vullingen; heden vakwerk enkel behouden bij de schuur en het grootste deel van de achtergevel. In stijl hermaakte of hergebruikte, grotendeels betraliede, deels beluikte, gewone, bol-, kruis-, kloosterkozijnen en rechthoekige muuropeningen onder houten lateien, sommige toegevoegd voor extra licht. Inscriptie boven deur: F.V.W. I.D.H./ 1972; inscriptie op de klink: F.V.W. M.V.N./ 1972, verwijzend naar het jaartal van restauratie. Sporen van gedichte schuurpoort. Noordelijke zijgevel eertijds met latere aanbouw. Zuidelijke zijgevel aan straatzijde met één betralied getoogd keldergat en verankerde getoogde deur van een dubbele rollaag en een platte laag van gesinterde baksteen. Achtergevel van woonhuis met drie betraliede rechthoekige keldergaten met ontlastingsboogjes. Voor het woonhuis lag vroeger een poel, heden opgedroogd. Interieur: bepleisterde en beschilderde troggewelfjes tussen kinderbalken; bewaarde 19de-eeuwse binnendeuren; twee oude schouwen in huis en kamer, telkens met twee neogotische nissen; in kamer, moerbalk met gotische afwerking en ingekraste Sint-Andrieskruisen.
Achteraan het erf ten noordwesten, twee losstaande parallelle bestanddelen onder zadeldaken (Vlaamse pannen), namelijk een open schob en een heden ingestort veldschuurtje.
Achter het woonhuis, ten oosten, ronde gecementeerde waterput en in 1928 opgetrokken bakhuis van cementblokken met rechthoekige muuropeningen, in plaats van het voormalige bakhuis. De voormalige losstaande schuur, mogelijk het dienstgebouw dat op de Ferrariskaart wordt aangeduid, is heden verdwenen.
- VANDERMARLIERE G., De heerlijkheid van Exel in de achttiende eeuw, 3 dln., 1. De jaren 1700-1756, s.l.e.a., z.pag., afb.
- VAN WINKEL F., Meegedeelde gegevens, Hechtel-Eksel.