Gebeurtenis

Inventarisatie bouwkundig erfgoed Kortrijk

geografische inventarisatie
ID
443
URI
https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/443

Beschrijving

De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Kortrijk en deelgemeenten gebeurde in 2000-2006. Het inventaristeam van de toenmalige Afdeling Monumenten en Landschappen inventariseerde in 2000-2003 op basis van veldwerk en fotografische registratie in Kortrijk en deelgemeenten Aalbeke, Bellegem, Bissegem, Heule, Kooigem, Marke en Rollegem, 1764 panden en constructies met erfgoedwaarde. De gegevens werden in 2005-2006 verspreid via vier papieren, maar niet uitgegeven bundels. In Deel I A staat de inventaris van de Stad Kortrijk, Straten A-K; in Deel I B volgen de straten L-Z. Deel II A bevat de inventaris van Aalbeke, Bellegem, Bissegem en Heule. Deel II B bevat de inventaris van Kooigem, Marke en Rollegem. Het project werd gefinaliseerd in 2008 met het publiceren van de inventaristeksten op de inventariswebsite.

Context en doelstelling

De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Kortrijk situeert zich in de eindperiode van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. In het jaar 2000 valt de beslissing de boekenreeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen stop te zetten. Vanaf 1975 verschenen alle in Vlaanderen opgemaakte inventarissen bouwkundig erfgoed in deze boekenreeks. In totaal publiceerde men 56 boekvolumes, waarin de inventarissen van 243 van de toen 308 Vlaamse gemeenten verschenen. De provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant werkte men helemaal af binnen deze reeks. In Oost-Vlaanderen moest men nog de inventarissen van 22 gemeenten opmaken, in West-Vlaanderen nog van 43 gemeenten. De inventaris van Kortrijk was daar één van. Die inventarissen zijn niet meer in boekvorm gepubliceerd maar stelde men rechtstreeks op de inventariswebsite van de Afdeling Monumenten en Landschappen ter beschikking.

In West-Vlaanderen streefde men naar een optimale ontsluiting van de inventarisgegevens naar geïnteresseerden en naar lokale besturen toe. De teams zorgden voor een snelle publicatie van hun teksten en foto’s op de inventariswebsite, en kozen ervoor de gegevens per gemeente ook op papier aan te bieden, in eenvoudige, afgeprinte en geringde A4-bundels. Deze documenten werden nooit uitgegeven, maar konden besteld worden bij de administratie. De 43 resterende gemeenten werden tussen 2001 en 2011 verzameld in 50 genummerde bundels. Omdat de deelgemeenten van Brugge deels een eigen volgnummer kregen, is er een discrepantie tussen aantal volgnummers en aantal gemeenten. De stad Kortrijk en deelgemeenten werd in 2005-2006 verspreid onder het volgnummer WVL5. Door het grote aantal geïnventariseerde erfgoed dat men hier aantrof, bestond deze inventaris uit vier bundels. Deel IA bevat de inventaris van de stad Kortrijk, straten A-K, in deel IB zitten de straten L-Z. In deel IIA bundelde men de inventaris van deelgemeenten Aalbeke, Bellegem, Bissegem en Heule, en deel IIB vindt men de inventaris van deelgemeenten Kooigem, Marke en Rollegem terug. Alle teksten en beelden werden op de inventariswebsite ontsloten in 2008-2009.

Zeer interessant bij die gedrukte bundels is vierde doelstelling die men bij elk West-Vlaamse deel insloot. Van het eerste tot het laatste gepubliceerde boekdeel van Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen lazen we dat:

  • de inventaris het uitgangspunt vormde voor beschermingen,
  • een gids is voor de architectuur in de streek
  • en een uitgangspunt voor verder wetenschappelijk onderzoek.

Daar wordt in alle apart gedrukte bundels een vierde doelstelling aan toegevoegd:

  • de inventaris wil een hulpmiddel zijn voor het gemeentelijk beleid betreffende het architecturaal patrimonium.

Methodologie

Ook voor de laatste reeks inventarissen in West-Vlaanderen hield men vast aan de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. Veldwerk vanop de openbare weg bleef de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnamen vulden elkaar aan.

Aanvankelijk nam men het arrondissement als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek, de selectie en de publicatie in boekdelen. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventarissen per arrondissement al snel niet meer haalbaar, waardoor men overschakelde naar kantons. Toen men rond 2000 stopte met de publicatie van de inventarissen in de boekenreeks, liet men ook de afbakening per kanton varen. De inventarissen werden per gemeente opgemaakt, afgewerkt en gepubliceerd op de inventariswebsite.

De beschrijving van het erfgoed in deze gemeentelijke inventarissen bleef gebeuren volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Die werden, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. Deze bouwhistorische achtergrondinformatie kon de gebouwen in hun context situeren, hun vroegere functie en evolutie belichten, en op die manier de erfgoedwaarde extra motiveren. Deze contextuele aanpak resulteerde in de introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen.

Waarden en criteria voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed

Men selecteert panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De selectie en registratie van het bouwkundig erfgoed in Kortrijk en deelgemeenten gebeurde in 2000-2003. Men gebruikte bij de inventarisatie de criteria opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 wordt bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er is grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteert men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden. Een chronologische limiet wordt sinds het decreet van 1976 volledig achterwege gelaten. Verder hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.

Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio of per type. Hoewel de inventaris van Kortrijk en deelgemeenten formeel als een apart project is gepubliceerd op de inventariswebsite, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in omliggende gemeenten om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren.

Op vlak van selectie op basis van de waarden en criteria bij de vanaf 2000 los verspreide bundels in West-Vlaanderen bevat de verantwoording die men bij elk West-Vlaamse deel insloot een interessante passage. Daar lezen we een aantal principiële wijzigingen tegenover de selectie van bouwkundig erfgoed letterlijk af. In de gedrukte boeken hield men tot op het einde grotendeels vast aan een chronologische grens van 1940, maar schaars uitgebreid met voorbeelden van meer recente architectuur. Bij de inventaris “nieuwe stijl” liet men deze limiet vallen: “Er bestaat in principe geen chronologische limiet voor de opname in de inventaris.” De collectie 20ste-eeuwse architectuurtijdschriften die de bibliotheekcollega’s ontsloten, gaf een basis voor een ruimere, beter onderbouwde selectie van recente, ook naoorlogse architectuur. Een andere limiet die wegviel was die van het maximaal aantal lettertekens per gepubliceerd boekdeel. In een online publicatievorm konden alle panden en constructies met erfgoedwaarde een eigen fiche krijgen in de gemeentelijke inventaris. Een merkbaar verschil is dat men daardoor ook voorbeelden van eerder bescheiden, alomtegenwoordige erfgoedtypes selecteerde als apart erfgoedobject, terwijl die bij een publicatie in boekvorm doorgaans in een straatinleiding werden verwerkt. Deze evolutie van ruimere selectie van representatieve, bescheiden basisbebouwing met erfgoedwaarde dient gekaderd te worden in de steeds groeiende aandacht voor nieuwe architectuurtypes in de wetenschappelijke wereld. Ook het toen zeer positieve klimaat ten opzichte van erfgoed en monumentenzorg maakte de aandacht voor kleinere, bescheiden erfgoedtypes in die tijd vanzelfsprekend.

Door een ruime blik op literatuur en archief en gevoed door collega’s uit andere teams, werden begin 21ste eeuw steeds meer erfgoedtypes geselecteerd voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed. De specialist industrieel erfgoed gaf per gemeente tips en documentatie mee aan de inventaristeams. In Limburg en Vlaams-Brabant liepen in die tijd de inventarisaties van historische tuinen en parken. Dit project inspireerde de bouwkundigen in West-Vlaanderen om waardevolle tuinen en parken mee op te nemen in de beschrijving van de bouwkundige objecten die ze selecteerden.

Inventaris bouwkundig erfgoed in Kortrijk en deelgemeenten

Op basis van deze waarden en criteria selecteerde het inventaristeam in 2000-2003 in Kortrijk en deelgemeenten Aalbeke, Bellegem, Bissegem, Heule, Kooigem, Marke en Rollegem, 1764 panden en constructies met erfgoedwaarde. Meer dan de helft van het geregistreerde bouwkundig erfgoed is geconcentreerd in de stad Kortrijk, met een selectie van 1139 bouwkundige objecten. Het andere bouwkundig erfgoed is vrij gelijkmatig verspreid over de zeven deelgemeenten, waar telkens 50 tot 150 panden en constructies werden geselecteerd voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed.

De stad Kortrijk is een historische stad, tevens de hoofdplaats van het arrondissement. Het bouwkundig erfgoed getuigt van de centrale functies van de stad. Tal van winkels en handelsgebouwen, het gerechtsgebouw, ziekenhuizen en andere dienstencentra getuigen van Kortrijk als verzorgend centrum voor de omgevende gemeenten. Daarbij valt op dat de inventaris ook publieke gebouwen opneemt, ontworpen in de tweede helft van de 20ste eeuw. Kortrijk is een onderwijscentrum door de grote concentratie van onderwijsinstellingen waarvan een groot aantal met erfgoedwaarde. Onder meer historische pannen- en textielfabrieken zijn relicten van Kortrijk als industriecentrum. Een evidentie binnen de historische binnenstad is de selectie van de oudste monumenten, vaak religieuze en openbare gebouwen. Het oudste patrimonium in de stad dateert uit de 13de eeuw, namelijk de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Er zijn religieuze gebouwen uit de 14de en 15de eeuw; het stadhuis gaat terug tot de 15de eeuw. De oudst bewaarde voorbeelden van burgerlijke architectuur gaan terug tot de 17de eeuw, onder meer stadswoningen met kenmerkende trapgevels. Trapgevels komen ook voor bij de geïnventariseerde 18de-eeuwse woningen, hoewel die vaker gekenmerkt zijn door al dan niet gepleisterde lijstgevels. Het in de inventaris rijk vertegenwoordigde 19de-eeuwse patrimonium bestaat voornamelijk uit burger- en herenwoningen getypeerd door witbepleisterde lijstgevels met traditionele dubbel- of enkelhuisopstand. Deze woningen bepaalden in hoge mate het beeld in de vele 19de-eeuwse wijken van de stad. De vele arbeiderswoningen getuigen van de eind-19de-eeuwse bevolkingsexplosie en de industriële ontwikkeling van Kortrijk. Uit dezelfde bloeiperiode van de stad stammen de talrijke, meestal neogotische kerken. In het begin van de 20ste eeuw kiest de Kortrijkse burger voor de neo-Vlaamse-renaissance, hoewel er ook burgerhuizen zijn met een gevel in art nouveau. De keuze voor een eerder eclectische en historiserende bouwstijl kenmerkt de interbellumarchitectuur, waar uitingen van vooruitstrevende nieuwe zakelijkheid eerder uitzonderingen zijn. Na de Tweede Wereldoorlog blijft de invloed van de regionale art deco doorwerken. De architectuur uit de jaren 1940 en 1950 wordt gekenmerkt door een eerder eclectische bouwtrant, met elementen uit de neo-Lodewijkstijlen en de Anglo-normandische stijl. De inventaris bevat voorbeelden van hedendaagse architectuur in de woningbouw, deel uitmakend van het oeuvre van een aantal vooruitstrevende architecten. De stad Kortrijk heeft een schaars hoevebestand, doorgaans 19de- en 20ste-eeuwse hoeves getypeerd door losse, bakstenen bestanddelen, vaak U-vormig gegroepeerd rondom het erf en met in het noorden het boerenhuis.

De inventarissen van de deelgemeenten Aalbeke, Bellegem, Bissegem, Heule, Kooigem, Marke en Rollegem geven een beeld van een historiek als typische landbouwgemeenten, met die bijzonderheid dat ze in een regio gelegen zijn waar sinds de 16de eeuw vlas werd gekweekt en verwerkt. Het bouwkundig erfgoed dat getuigt van deze historische vlasnijverheid bestaat uit monumentale vlasschuren en vlasroterijen. De deelgemeenten van Kortrijk worden gekenmerkt door een verspreide landelijke bebouwing die geconcentreerd is in de dorpskernen en gehuchten. In de dorpskernen worden de typerende historische gebouwen opgenomen in de inventaris, zoals de kerk met pastorie, de gemeentehuizen, scholen, herbergen en notabelenwoningen. De basisbebouwing, doorgaans 19de- en 20ste-eeuwse dorpswoningen en burgerhuizen, worden omwille van hun representatieve waarde geregistreerd. Het landelijke gebied van de verschillende gemeentes wordt gekenmerkt door verspreide hoevebouw en boerenarbeidershuizen. Tot de 19de eeuw was landbouw de belangrijkste beroepsactiviteit in de deelgemeenten van Kortrijk. Onder invloed van de industrialisering in de tweede helft van de 19de eeuw neemt het hoevebestand af.

  • DE GUNSCH A., DE LEEUW S. & METDEPENNINGHEN C. met medewerking van CALLENS T., SCHEIR O & VAN DEN MOOTER M. 2005: Kortrijk [online], https://id.erfgoed.net/themas/14445 (geraadpleegd op 13 september 2023).
  • DE GUNSCH A. & METDEPENNINGHEN C. met medewerking van CALLENS T. & VAN DEN MOOTER M. 2006: Kortrijk, deelgemeenten [online], https://id.erfgoed.net/themas/13283 (geraadpleegd op 13 september 2023).
  • HOOFT E. 2021: Inventariseren van bouwkundig erfgoed in Vlaanderen. Historiek, methodologie, doelstellingen en resultaten, Onderzoeksrapporten Agentschap Onroerend Erfgoed 196 [online], https://id.erfgoed.net/infocat/publicaties/6372, 37-44 (geraadpleegd op 13 september 2023).
  • KENNES H. 2020: Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/103 (geraadpleegd op 13 september 2023).

Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

Is deel van

Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen

Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen

Bekijk gerelateerde erfgoedobjecten


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Kortrijk [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/443 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.