De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Kaprijke gebeurde in 2000 en 2001. Het inventaristeam van de toenmalige Afdeling Monumenten en Landschappen selecteerde in Kaprijke en deelgemeente Lembeke 180 panden en constructies met erfgoedwaarde.
De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Kaprijke situeert zich in de eindperiode van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. In het jaar 2000 valt de beslissing de boekenreeks Bouwen door de Eeuwen Heen in Vlaanderen stop te zetten. In 2004 publiceert men de laatste boekdelen voor de provincie Antwerpen, in 2005 werkt men Limburg af. Na de twee oudste, tweetalige boekdelen, waarvan één voor het arrondissement Leuven en één voor het arrondissement Nijvel, verschenen er van 1975 tot de stopzetting van de publicatiereeks 19 nummers met in totaal 56 volumes. Daarmee bevat de reeks de inventarissen van 243 van de toen 308 Vlaamse gemeenten. De provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant werkte men helemaal af. In Oost-Vlaanderen moest men nog de inventarissen van 22 gemeenten opmaken, in West-Vlaanderen nog van 43 gemeenten. De inventaris van Kaprijke was daar één van. Die inventarissen zijn niet meer in boekvorm gepubliceerd maar werden rechtstreeks op de inventariswebsite van de Afdeling Monumenten en Landschappen ter beschikking gesteld.
De doelstellingen van de inventarisatie bleven ook na het stopzetten van de boekenreeks behouden, namelijk de drieledige missie uit de beginjaren, aangevuld in de jaren 1990 met een vierde doelstelling:
Ook voor de laatste reeks inventarissen in Oost-Vlaanderen hield men vast aan de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. Veldwerk vanop de openbare weg bleef de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnamen vulden elkaar aan.
Aanvankelijk nam men het arrondissement als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek, de selectie en de publicatie in boekdelen. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventarissen per arrondissement al snel niet meer haalbaar, waardoor men overschakelde naar kantons. Toen men rond 2000 stopte met de publicatie van de inventarissen in de boekenreeks, liet men ook de afbakening per kanton varen. De inventarissen werden per gemeente opgemaakt, afgewerkt en gepubliceerd op de inventariswebsite. Doordat de Oost-Vlaamse inventaristeams een ruime en grondige kennis hadden van de volledige provincie, kon men een ruime geografische basis voor de evaluatie en selectie van het erfgoed blijven garanderen.
De beschrijving van het erfgoed in deze gemeentelijke inventarissen bleef gebeuren volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Die werden, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. Deze bouwhistorische achtergrondinformatie kon de gebouwen in hun context situeren, hun vroegere functie en evolutie belichten, en op die manier de erfgoedwaarde extra motiveren. Deze contextuele aanpak resulteerde in de introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen. Bij het begin van elk boekdeel legde een algemene inleiding per arrondissement of kanton het verband tussen het bouwkundig erfgoed en de geografische, landschappelijke en historische en stedenbouwkundige omgeving en evolutie. Om het inventarisproject in Oost-Vlaanderen versneld te kunnen afwerken, koos men ervoor de algemene inleidingen en de beschrijvingen van de gemeenten en deelgemeenten niet meer uit te werken. De focus lag op de beschrijving van het geselecteerde bouwkundige erfgoed, dat wel nog steeds met een straatinleiding werd gekaderd in zijn ruimtelijke context.
Men selecteert panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Kaprijke en deelgemeente Lembeke gebeurde in 2000-2001. Men gebruikt bij de inventarisatie de criteria opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 wordt bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er is grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteert men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, krijgen systematisch hun plaats in de inventarissen. Een chronologische limiet voor opname van een pand in de inventaris werd sinds het decreet van 1976 volledig achterwege gelaten; ook recente architectuur kreeg daardoor een plaats bij het bouwkundig erfgoed. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden. Verder houdt men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.
Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio of per type. Hoewel de inventaris van Kaprijke en Lembeke formeel als een apart geheel is gepubliceerd op de inventariswebsite, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in omliggende gemeenten om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren.
Op basis van deze waarden en criteria selecteerde het inventaristeam in 2001-2002 in Kaprijke en deelgemeente Lembeke 180 panden en constructies met erfgoedwaarde voor opname in de inventaris. 105 daarvan liggen in Kaprijke, dat een dichtere bebouwing heeft dan het landelijke Lembeke, dat 75 erfgoedobjecten telt.
De inventaris geeft een beeld van twee uitgesproken landelijke gemeenten, gekenmerkt door goed bewaarde dorpskernen en een landelijk gebied met talrijke erfgoedwaardige hoeves met een bouwgeschiedenis die vaak tot ver voor de 19de eeuw terug gaat. De twee dorpskernen werden beschermd als dorpsgezicht. De kleinschalige bebouwing getuigt er van het 19de- en begin-20ste-eeuwse dorpsleven, met centraal de dries in Kaprijke en de kerk in Lembeke, aangevuld met de vaste dorpselementen zoals schoolgebouwen, dorps- en notabelenwoningen, een klooster, herberg of café, en kastelen. Er is daarenboven aandacht voor interbellumarchitectuur, wat zich uit in burgerwoningen en nijverheidsgebouwen uit die periode. Het specifieke landelijke karakter van Kaprijke en Lembeke verklaart de weinige panden uit de naoorlogse periode in de inventaris.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Kaprijke [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/496 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.