De inventaris bouwkundig erfgoed van de stad Sint-Niklaas werd gepubliceerd in boekdeel 7n van de reeks Bouwen door de Eeuwen heen in Vlaanderen. 7n bevat alle gemeenten van het arrondissement Sint-Niklaas: deel 7n1 bevat Beveren, Kruibeke, Lokeren; deel 7n2 bevat de gemeenten Sint-Gillis-Waas, Sint-Niklaas, Stekene en Temse. Een eenmansteam van de Rijksdienst voor de Monumenten- en Landschapszorg stelde de inventaris samen. De optekeningsperiode ter plaatse liep van november 1976 tot september 1979, met een aantal controlebezoeken in 1980. In 1981 volgde de publicatie. De inventarisatie van bouwkundig erfgoed in Sint-Niklaas en deelgemeenten Belsele, Nieuwkerken-Waas en Sinaai leverde 542 inventarisfiches op.
De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in het arrondissement Sint-Niklaas situeert zich in de beginperiode van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. Dat project wordt sinds 1965-1966 door de centrale overheid uitgevoerd onder de noemer “Bouwen door de Eeuwen Heen in Vlaanderen”. Dat is tevens de naam van de boekenreeks waarin men tot 2005 alle inventarisresultaten publiceerde.
De Rijksdienst voor Monumenten- en Landschapszorg in Vlaanderen stond vanaf 1972 in voor de inventarisatie. Boekdeel 7n is te kaderen vlak na een heel belangrijk moment in de geschiedenis van de monumentenzorg in Vlaanderen. Het Europese Monumentenjaar 1975 en het nieuwe Monumentendecreet van 1976 zorgden voor een zeer positieve evolutie voor de inventarisatie van bouwkundig erfgoed. Men stelde in deze jaren een nieuw team van een twintigtal kunsthistorici samen, die zich verspreid over Vlaanderen exclusief wijdden aan de inventaris bouwkundig erfgoed.
Voor boekdeel 7n hield men vast aan de doelstelling die bij het begin van het project Bouwen door de Eeuwen Heen was vooropgesteld. De doelstelling was drievoudig:
In het woord vooraf en in de verantwoording van 7n zien we een nieuwe evolutie in de monumentenzorg beschreven. Men onderschreef in de verantwoording van 7n voor het eerst expliciet de sensibiliserende functie van het inventarisproject: “De opname en bespreking van deze panden in onderhavige inventarissen moge op zichzelf reeds een dringende aansporing zijn voor de betrokkenen – hun eigendom te verzorgen en aldus een belangrijke bijdrage te leveren tot de veraangenaming van ons leefmilieu, zonder dat steeds als laatste weermiddel op doortastende wijze moet gegrepen worden naar een beschermingsbesluit.” Een andere manier om bouwkundig erfgoed naar het brede publiek te brengen, was de toenadering tot het beleidsdomein toerisme die men in die periode zocht. In boekdeel 7n werd de concrete samenwerking met de Gewestelijke Vereniging tot bevordering van het Toerisme in het Land van Waas en met de VVV’s in het woord vooraf van de minister vermeld.
De methodologie, de aanpak van de inventarisatie in het arrondissement Sint-Niklaas, sluit naadloos aan bij de methodologie die bepaald werd bij het begin van het project Bouwen door de Eeuwen Heen. Veldwerk was de basis voor de opname van het erfgoed in de inventaris: de kritische visuele vaststelling en ontleding van het gebouw ter plaatse fungeerden als uitgangspunt. Wegens het dringende karakter van de operatie, en de wens om zo snel mogelijk een volledig overzicht te bieden van het waardevolle bouwkundig erfgoed in Vlaanderen, koos men er bewust voor het bijkomende bronnenonderzoek te beperken. Men sloot een grondige, volledige raadpleging van literatuur uit en beperkte zich tot een vluchtig bibliografisch onderzoek om de beschrijvingen aan te vullen, en de belangrijkste gebouwen in hun context te situeren en hun vroegere functie en evolutie te belichten. In principe werden geen onuitgegeven archiefstukken geraadpleegd. Voor het boekdeel 7n zien we hierop echter uitzonderingen, daar waar het 19de- en 20ste-eeuwse architectuur in de stedelijke omgevingen betreft. Men consulteerde in het stadsarchief van Sint-Niklaas systematisch de bouwaanvragen voor de 19de eeuw en voor de interbellumperiode. In de stad Lokeren waren de archieven minder toegankelijk en gebruikte men daarom het boek “Waardevol Lokeren” als leidraad, waarin vele archivalische bronnen waren verwerkt. In het gemeentearchief van Temse vond men enkel de bouwaanvragen vanaf 1900 terug. Voor de andere gemeenten, bijvoorbeeld voor Beveren, gebeurde geen archiefonderzoek. Voor het industrieel-archeologisch patrimonium was hun bronnenonderzoek anders. Ze steunden voor die typologieën op eerder heemkundige bronnen zoals artikels over industrieel erfgoed in het Land van Waas en postkaarten, maar gebruikten toen toch al vrij ongekende archivalische bronnen zoals adressenboeken, dossiers over hinderlijke inrichtingen, archiefstukken uit bedrijfsarchieven en mondelinge bronnen van direct betrokkenen.
De inventarisploegen konden bij de samenstelling van de inventarissen in het arrondissement Sint-Niklaas terugvallen op inventarisfiches van de deelnemers aan de actie M 75: tijdens het Monumentenjaar in 1975 werkten plaatselijke comités met heemkundigen, gemeentelijke diensten en vrijwilligers mee aan de registratie van het bouwkundig erfgoed van hun gemeente. De talrijke, soms rijk geïllustreerde steekkaarten, brachten heel wat informatie aan. De lijsten waren qua omvang, inhoud en kwaliteit zeer uiteenlopend en meestal objectgericht. Interessant is dat het lokale, bescheiden erfgoed, gaande van herberg, wegkapel, oorlogs- en grafmonumenten tot wegwijzers en grenspalen, door M 75 bewust werd voorgedragen en op die manier onder de aandacht kwam van het inventaristeam.
Het boekdeel 5n, waarin de inventaris van het arrondissement werd gepubliceerd in 1978, diende als voorbeeld voor de publicatie van 7n. Men stelde het arrondissement voorop als afgebakend studiegebied voor het onderzoek en voor de uitgave van de inventaris. Omwille van het grote pakket geïnventariseerd bouwkundig erfgoed in het arrondissement Sint-Niklaas, besliste men net als bij het boekdeel 5n (arrondissement Aalst) om het voorziene boekdeel 7n op te splitsen om het volume te verdubbelen. Boekdelen 7n1 en 7n2, samen en als één geheel gepubliceerd in 1981, bevatten alle gemeenten van het arrondissement Sint-Niklaas. De gemeenten werden in alfabetische volgorde gezet, waarbij in het eerste deel de gemeenten van B tot L gepubliceerd zijn, en in 7n2 de inventarissen van de gemeenten van S tot T.
Ook de opmaak van een grondige algemene inleiding op de inventaris van het arrondissement was sinds 5n een vaste traditie, die voor het boekdeel van het arrondissement Sint-Niklaas werd verder gezet. Op basis van de resultaten van de inventaris bouwkundig erfgoed, schreef de onderzoeker een vrij diepgaande, inhoudelijke analyse van het aanwezige bouwkundige erfgoed in het arrondissement, voorafgegaan door een algemene, administratieve situering, een landschapstypering, een economische schets en een historische achtergrond. In aparte hoofdstukken behandelde men de verschillende stijlperiodes in de streek, vanaf de romaanse periode tot en met de nieuwe zakelijkheid, waarbij men zelfs de naoorlogse architectuur in een apart hoofdstuk schetste. Industriële archeologie kreeg een aparte beschrijving binnen het hoofdstuk van de 19de eeuw, waar verder ook alle neostijlen aandacht kregen. Deze inleiding vormt samen met het woord vooraf van de bevoegde minister en de verantwoording, een uitstekende omschrijving van de toegepaste methodologie en van de gehanteerde selectiecriteria. Net zoals in 5n, schreef men voor het arrondissement Sint-Niklaas vrij systematisch typeringen uit van de straten. In de verantwoording van boekdeel 7n, komt een duidelijke uiting van frustratie van de inventaristeams naar voor met betrekking tot de beperkingen van hun bronnenonderzoek. Met nadruk halen de auteurs aan dat ze een snelinventaris maken, en dat ze in functie van het tempo wetenschappelijke offers moeten brengen, waardoor bijvoorbeeld een exacte datering van vele panden niet mogelijk is. Ze citeren uitdrukkelijk het vooropgestelde doel van de inventaris, namelijk het maken “van een basis voor elke wetenschappelijke studie”, waardoor aanvullingen en uitdiepingen dus inherent zijn aan het opzet, en deel zijn van het concept. Het is duidelijk dat ze ook geconfronteerd werden met kritiek op de vooruitgang van het project. Ze motiveren hun werkwijze met klem in de verantwoording van boekdeel 7n1: “Tot in den treure toe hebben wij moeten horen dat dit werk reeds decennia geleden had moeten gebeuren, verwijzend naar onze noorderburen die hiermee reeds sinds lang klaar zijn, althans in het stadium van de “Voorlopige lijst”. Toch menen wij nog niet te laat te zijn.”
De inventaris bouwkundig erfgoed vormt de voorbereiding voor de opmaak van beschermingsvoorstellen. Men selecteert panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat ogenblik geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. Boekdeel 7n paste de nieuwe waarden en criteria uit het Monumentendecreet van 3 maart 1976 toe op de selectie van het bouwkundig erfgoed in het arrondissement Sint-Niklaas. Volgens de Monumentenwet van 1931 kon men erfgoed beschermen als monument omwille van de historische, artistieke en wetenschappelijke waarde. In het nieuwe decreet werden de waarden verruimd met de volkskundige, industrieel-archeologische en andere sociaal-culturele waarde. Bescherming van ensembles, van bouwkundige gehelen, inclusief eenvoudige architectuur, werd mogelijk via het concept van stads- en dorpsgezichten. Het Monumentendecreet liet daarenboven de chronologische limiet voor het waarderen van erfgoed varen. Deze verruimde typologische en chronologische waarden en criteria uit het Monumentendecreet zijn duidelijk afleesbaar in de resultaten van het inventarisproject in dit arrondissement.
De mogelijkheid die sinds het decreet van 1976 bestond om stads- en dorpsgezichten te beschermen, zorgde vooreerst voor een grote aandacht voor de erfgoedwaardige, bescheiden, vaak 19de-eeuwse basisbebouwing in steden en dorpen. Een tweede typologische verruiming betreft het industrieel-archeologisch erfgoed. In de inleiding van het boekdeel 7n is een apart hoofdstuk gewijd aan deze typologie. Men haalde er de mouterijen, brouwerijen en klompenmakerijen aan die het arrondissement typeren. De onderzoekers stelden vast dat de meeste overblijfselen van de zeer bloeiende textielnijverheid zijn verdwenen, net als de steenbakkerijen. De kwantitatief belangrijkste tak van de industriële archeologie in de inventaris van het onderzochte gebied wordt gevormd door de arbeiderswoningen.
De voornaamste invloed van het Monumentendecreet op de inventaris van het arrondissement Sint-Niklaas was het wegvallen van de chronologische limiet. Daar waar dat voor boekdelen 5n en 6n nog met zeer veel schroom werd behandeld, trad recente architectuur in boekdeel 7n resoluut op de voorgrond. Al in het woord vooraf stelt minister De Backer dat “de architectuur van deze recente periode, zoals Art Deco en Nieuwe Zakelijkheid, meer dan vluchtige aandacht verdient.” Men zoomde daarbij in op alle bouwtypologieën en stijlen, en nam ook het bescheiden patrimonium mee dat het Land van Waas typeert. Om de evaluatie en waardering van het 19de- en 20ste-eeuwse bouwkundig erfgoed op een wetenschappelijke manier te kunnen doen, zag men zich genoodzaakt om hiervoor de stedelijke bouwdossiers te consulteren. Literatuur ter zake ontbrak immers nog grotendeels op dat moment. Ze consulteerden waar dat kon de 19de- en 20ste-eeuwse bouwdossiers, waardoor men bijvoorbeeld in Sint-Niklaas de basis legde voor het architectuurhistorisch onderzoek van de rijke lokale interbellumarchitectuur.
Een onroerend goed kan geselecteerd worden voor opname als het aan verschillende waarden en criteria tegemoetkomt, maar het kan ook in aanmerking komen voor opname als het in hoge mate aan slechts één criterium tegemoetkomt. Essentieel in deze methodologie is dat deze waarden en criteria niet afzonderlijk worden beschouwd. De totale beoordeling vormt het uitgangspunt voor de evaluatie. Voor de opname in de inventaris wordt rekening gehouden met de geografische of de thematische context. Bij deze beoordeling wordt steeds een relevantie voor Vlaanderen voor ogen gehouden.
Op basis van deze waarden en criteria selecteerde men in 1976-1981 in Sint-Niklaas en deelgemeenten Belsele, Nieuwkerken-Waas en Sinaai in totaal 542 inventarisfiches. Het leeuwendeel daarvan is gelegen in spilgemeente Sint-Niklaas.
Sint-Niklaas is de hoofdstad van het Land van Waas en na Gent inzake inwonersaantal de grootste stad van Oost-Vlaanderen. De inventaris bouwkundig erfgoed van de stad Sint-Niklaas telt 366 fiches. Daarin zijn maar heel weinig panden te vinden van voor de 18de eeuw. Op 25 mei 1690 brak namelijk de zogenaamde "brand van Sint-Niklaas" uit waarbij 565 huizen vernield werden. Enkel de weinige gebouwen van steen bleven gespaard: de gotische Sint-Nikolaaskerk, het "Landhuis", de "Ciperage", het "Oud Prochiehuis" en het "Castrohof". Gedurende de 18de eeuw kende Sint-Niklaas een trage ontwikkeling, waardoor er ook relatief weinig 18de-eeuws erfgoed is bewaard. De grote opbloei in de 19de eeuw veruiterlijkt zich echter in het groot aantal private en openbare gebouwen uit die periode. De aanleg van de spoorweg "Het Land van Waas" in 1844 speelde een belangrijke rol in de bloeiperiode. De nieuw ontworpen kwartieren gelegen tussen het oude stadscentrum en de spoorweg werden in een vrij snel tempo volgebouwd. Deze straatbeelden zijn in hoge mate gekenmerkt door uniforme witbepleisterde lijstgevels. Een rijk gamma panden, ook in de andere 19de-eeuwse neostijlen, is geregistreerd in de inventaris. Naast burgerhuizen en verschillende kerken, werden een groot aantal kloosters opgericht, hetzij voor onderwijs, hetzij voor ziekenverzorging, die een zeer snelle uitbreiding kenden en aldus heel wat binnenblokken in beslag nemen. Stadsarchitecten die in de 19de eeuw hun stempel drukten op de architectuur in Sint-Niklaas waren Jan De Somme-Servais en Edmond Serrure. De stadsuitbreiding tijdens het interbellum zorgde voor een hele waaier huizen in art-decostijl. De interessante concentratie architectuur uit deze periode, zette de onderzoeker ertoe aan uitgebreid onderzoek te doen van de bouwdossiers, wat een schat aan nieuwe informatie opleverde over deze architectuur. De belangrijkste architecten die uit dat onderzoek naar voor kwamen zijn de Sint-Niklazenaars Hilaire De Boom, August D'Hooge en August Waterschoot. Zij hebben het leeuwenaandeel van de art-decohuizen in Sint-Niklaas op hun naam staan. Op industrieel-archeologisch gebied was Sint-Niklaas een belangrijk centrum voor de weef- en breigoednijverheid. Van deze belangrijkste industrietak zijn echter uiterst weinig sporen bewaard. Het industrieel-archeologisch patrimonium in de inventaris bouwkundig erfgoed van Sint-Niklaas beperkt zich dan ook grosso modo tot de voormalige brouwerijen en het groot aantal arbeiderswoningen uit de 19de eeuw en begin 20ste eeuw.
In Belsele registreerde men 56 fiches in de inventaris bouwkundig erfgoed. Belsele is een centrumdorp met uitgerekte kern met centraal de gotische parochiekerk, een neogotisch gemeentehuis, een woning van 1644, verschillende woningen uit de 18de eeuw en een overwegend aantal panden uit de 19de eeuw. Rond de kern, vooral ten oosten ervan, bevinden zich een aantal herenhuizen uit de 19de eeuw in goede staat en met een grote tuin. Eveneens bepalend is het zogenaamde "Hof van Belsele" met kasteel en park.
In Nieuwkerken-Waas werden 47 fiches opgenomen in de inventaris bouwkundig erfgoed. Het is een centrumdorp met een parochiekerk van 1793 en een kleinschalig gemeentehuis van 1767. Voorts vinden we in de inventaris hoofdzakelijk panden uit de 19de eeuw. De Pastorijstraat bezit een aantal belangrijke herenhuizen met grote tuin uit de 19de eeuw.
De inventaris van Sinaai telt 74 fiches. Sinaai is een prototype van een centrumdorp met rechthoekige dorpskom met kerkhof en dries waarop in de vier richtingen straten uitmonden. De bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit panden uit de 19de eeuw, met enkele uit de 18de eeuw. Men registreerde een klooster in neogotische stijl. Ten noorden van het kerkhof zogenaamde "Balhoeve" van 1665 met zeldzame moerbeiboom. Beeldbepalend zijn de Sint-Catharinakerk en het gemeentehuis van 1870 in decoratieve baksteenarchitectuur.
We merken op dat de onderzoeker bij beschrijving van de geselecteerde heren- en landhuizen en kapellen ook aandacht besteedde aan de bijhorende bomen en de tuinen. Negen inventarisfiches kregen daarom ondertussen ook de landschappelijke discipline toegekend in de inventaris onroerend erfgoed.
Auteurs: Demey, Anthony; Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Sint-Niklaas [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/540 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.