De inventaris bouwkundig erfgoed van de stad Ronse werd gepubliceerd in 1998 in boekdeel 15n3 van de reeks Bouwen door de Eeuwen heen in Vlaanderen. Een inventaristeam van de Afdeling Monumenten en Landschappen binnen de Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg (AROHM) maakte de inventaris op. De optekeningsperiode ter plaatse liep van zomer 1996 tot voorjaar 1998. De inventarisatie van bouwkundig erfgoed in Ronse leverde 685 inventarisfiches op.
De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Ronse situeert zich in de hoogtijperiode van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. De inventaris vormde in de jaren 1990 een essentieel instrument binnen het beleid van de opeenvolgende ministers Johan Sauwens en Luc Martens. Allebei wilden ze een snelle afwerking en een actualisatie van de inventaris, om een optimaal beschermingsbeleid te kunnen voeren. Gedreven door deze beleidsvisie, publiceerden de inventaristeams in Vlaanderen in de jaren 1990 negentien boeken, dubbel zoveel als wat ze in het vorige decennium realiseerden. In Oost-Vlaanderen waren er twee inventaristeams aan de slag, die zes boekdelen publiceerden in de jaren 1990. Ze finaliseerden het arrondissement Gent met drie boeken (12n3, 12n4 en 12n5) en rondden het arrondissement Oudenaarde af, waarvan de inventaris in drie boekdelen wordt gevat. Het onderzoek dat voor dit arrondissement in 1994 startte, kon men op vier jaar tijd afronden met de publicatie in de boekdelen 15n1, 15n2 en 15n3.
De doelstellingen van de inventarisatie in de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen bleven doorheen de hele reeks steeds dezelfde:
De werkwijze bij het opstellen van de inventaris van Ronse bleef de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen volgen. Veldwerk vanop de openbare weg bleef de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnames vulden elkaar aan. Waar onderzoek van de interieurs in de standaard methodologie beperkt bleef tot kerken en een aantal openbare gebouwen, probeerde men in dit kanton “in de mate van het mogelijke” interieurs van privé-gebouwen te bezoeken. Deze aandacht voor interieurs merken we op in alle inventarisprojecten in Oost-Vlaanderen in de jaren 1990.
Qua onderzoek bleef het inventaristeam dicht bij de standaard, maar ook hier voerde men aanpassingen door in functie van de eigenheid van het geregistreerde patrimonium. Om de belangrijkste gebouwen in hun context te situeren en eventueel hun vroegere functie en evolutie te belichten, consulteerde men standaard enkel de voornaamste bibliografische en archivalische bronnen. Omwille van tijdsefficiëntie behoorde een systematische consultatie van niet gepubliceerd archiefmateriaal nooit tot de methodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. We merken echter op dat de onderzoekers voor de stad Ronse de bewaarde bouwaanvragen systematisch bestudeerden tot 1940, vooral om nieuwe gegevens te verzamelen rond het “jong bouwkundig erfgoed” dat Ronse kenmerkt. Zoals in de andere inventarisprojecten in deze periode, consulteerde men ook het archief van het kadaster “als hulpbron” om de gebouwen te dateren.
Men nam het arrondissement steeds als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek en de selectie. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventaris van één arrondissement per boekdeel al snel niet meer haalbaar, waardoor men vanaf de jaren 1980 overschakelde naar kantons. Dat deed men ook voor het arrondissement Oudenaarde, dat bestond uit het kanton Oudenaarde en het kanton Ronse. Omwille van de grote rijkdom aan erfgoed, splitste men het kanton Oudenaarde nog eens op in twee boekdelen. Daarbij kreeg de stad Oudenaarde met de talrijke fusiegemeenten een eigen boekdeel, boekdeel 15n1. In boekdeel 15n2 werd het westelijke deel van het kanton Oudenaarde opgenomen, bestaande uit de gemeenten Maarkedal en Wortegem-Petegem. Boekdeel 15n3 ten slotte, omvat met Ronse en Kluisbergen het kanton Ronse.
De beschrijving van het erfgoed gebeurde volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Die beschrijvingen werden, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. Deze bouwhistorische achtergrondinformatie kon de gebouwen in hun context situeren, hun vroegere functie en evolutie belichten, en op die manier de erfgoedwaarde extra motiveren. Deze contextuele aanpak resulteerde in de introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen. Bij het begin van elk boekdeel legde een algemene inleiding het verband tussen het bouwkundig erfgoed en de geografische, landschappelijke en historische en stedenbouwkundige omgeving en evolutie.
Bij boekdeel 15n3 maakte men een uitgebreide algemene inleiding voor de inventaris bouwkundig erfgoed van het kanton Ronse. De stad Ronse kreeg ook een eigen inleiding.
Men selecteerde panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Ronse gebeurde in 1996-1998. Men gebruikte bij de inventarisatie de criteria opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 werd bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er was grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteert men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden.
Een ander belangrijk aspect bij de selectie dat het decreet van 1976 genereerde, was het achterwege laten van de chronologische limiet. In principe bestond er sindsdien geen chronologische limiet meer voor opname in de inventarissen. In praktijk pasten de inventaristeam deze weggevallen limiet echter met schroom toe. In de meeste gemeenten is er amper erfgoed geselecteerd jonger dan 1940. De optekening van recentere gebouwen was niet uitgesloten, maar beperkte zich doorgaans tot representatieve gebouwen, bijvoorbeeld kerken, gemeentehuizen enz. Voor Ronse hadden de onderzoekers oog voor het “jong” of 20ste-eeuwse bouwkundig erfgoed” dat Ronse typeert; ze selecteerden daarbij ook voorbeelden van de naoorlogse architectuur.
Bij de selectie van bouwkundig erfgoed hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.
Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio en/of per type.
Hoewel de inventaris van het kanton formeel in een apart boekdeel is gepubliceerd in de publicatiereeks, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in het volledige arrondissement, om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren. De conclusies van deze evaluatie, tegen een landschappelijke en historische achtergrond, werden beschreven in de inleiding van het kanton Ronse.
Op basis van deze waarden en criteria selecteerde het inventaristeam in 1996-1998 in Ronse 685 panden en constructies met erfgoedwaarde voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed. De samenstelling van de inventaris wordt bepaald door de specifieke geschiedenis van deze stad: de textielindustrie was van essentieel belang in de sociaal-economische geschiedenis van Ronse.
De aanleg van de spoorlijn Oudenaarde-Saint-Ghislain in 1861 kan als aanvangsdatum gelden voor de enorme opbloei van de textielindustrie en de expansie van Ronse als stedelijk centrum. De industriële activiteiten drukten hun stempel op de stad en het ommeland en op de samenstelling van de inventaris bouwkundig erfgoed. De talrijke fabrieksgebouwen met scheddaken en schoorstenen maken een belangrijk deel uit van de inventaris. Een belangrijke conclusie die de onderzoekers trokken uit hun inventarisproject, was dat men worstelde men de herbestemming van van de industriële complexen in Ronse, leegstaand sinds de teloorgang van de textielnijverheid vanaf de jaren 1950-60.
De textielindustrie bepaalde ook de samenstelling van de inventaris op vlak van woonhuisarchitectuur. Het inventaristeam documenteerde diverse vormen van arbeidershuisvesting, talrijk aanwezig, zowel in de stad als in het landelijke gebied van Ronse. Ook de rijke waaier aan stedelijke burgerwoningen, villa’s en buitenplaatsen van industriëlen zijn te linken aan de bloeiende textielindustrie in de tweede helft van de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw. Deze “jonge bouwkunst” kreeg de nodige aandacht van de onderzoekers, die systematisch de bouwdossiers bestudeerden van de geselecteerde panden en daarbij ook voorbeelden uit de naoorlogse periode registreerden.
Daartegenover staat dat panden met een evidente historische waarde een minder belangrijke groep vormen in de inventaris van Ronse. De stadsbrand van 1719 spaarde maar een paar historische getuigen van de stedelijke wooncultuur. Er zijn opvallend weinig historische kastelen in dit kanton.
Ook agrarisch bouwkundig erfgoed is schaars aanwezig in de inventaris bouwkundig erfgoed. Het aanwezige erfgoed had erg te lijden onder vernieuwing en aanpassingen. Het aantal historische, omgrachte hoeven is beperkt. Architecturaal belangrijke hoeven uit de 18de eeuw zijn uitzonderlijk. Het merendeel van de gerepertorieerde hoeven dateren uit de 19de eeuw of kregen toen hun huidig uitzicht.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Ronse [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/562 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.