Inhoudelijk thema

Celtic Field-akkercomplexen

ID
143
URI
https://id.erfgoed.net/themas/143

Beschrijving

Inleiding

Deze tekst is een gedeeltelijke overname van Creemers et al. 2011, met een update naar enkele nieuwe onderzoeken en inzichten.

Celtic Fields (in Nederland ook wel raatakkers genoemd) zijn akkercomplexen uit de metaaltijden (late bronstijd tot late ijzertijd). Hun typische voorkomen bestaat uit aaneengesloten gehelen van akkertjes van ca 40 op 40 meter, omgeven door lage maar brede wallen.

Celtic Fields zijn in Noordwest-Europa al lang een algemeen bekend fenomeen. Brongers karakteriseerde ze als "A prehistoric parcelling system of which the parcels are completely surrounded by low banks consisting of stones, sand or a mixture of the two, and laid out for agricultural purposes." (Brongers 1976). Over het precieze ontstaan van Celtic Fields lopen de meningen uiteen. Meestal wordt aangenomen dat ze ontstaan zijn in de late bronstijd/vroege ijzertijd. Ze bleven zeker tot in de late ijzertijd bestaan. Verschillende van deze akkercomplexen, gekenmerkt door een typische honingraatstructuur die de begrenzende walletjes aanduiden, zijn gedocumenteerd en onderzocht in Nederland, Duitsland, Groot-Brittannië, Ierland en Scandinavië.

Historiek

De systematische prospectie en kartering van deze akkercomplexen begon vooral vanaf de jaren 1970 (Brongers 1976; Metz 1976), toen meer en meer luchtfotografische bronnen vlakdekkend beschikbaar werden. Door de goede zichtbaarheid van vele van deze complexen, vooral in akkerland (voornamelijk via soil marks) of in weiland (via shadow marks), lag de nadruk van het onderzoek vooral op kartering. Opgravingen en natuurwetenschappelijk onderzoek werden in deze periode slechts zeer zelden uitgevoerd, zodat het relatief lang geduurd heeft voordat er enig inzicht kwam in de chronologie en het exacte karakter van deze kleinschalige akkercomplexen.

Vanaf het begin van dit millennium kwam een groot aantal Celtic Field-complexen aan het licht dankzij gebruik van laseraltimetrische opnames, bijvoorbeeld in Nederland (Jager 2008; Oude Rengerink 2004; Willemse 2009; Spek et al. 2010).

Spreiding van Celtic Fields in Vlaanderen

De eerste studies van Celtic Fields in Vlaanderen waren gebaseerd op luchtfoto’s. Brongers vermeldde ze als eerste, op basis van foto’s van het Nationaal Geografisch Instituut (NGI) (Brongers 1976). Hierdoor geïnspireerd, voerde Luc Van Impe in de Limburgse Kempen voor het eerst onderzoek op basis van foto’s van het Ministerie van Landsverdediging (Van Impe 1977). Later volgde nog aanvullend onderzoek met gebruik van verschillende reeksen luchtfoto’s (Creemers et al. 1987), waarbij prehistorische akkercomplexen in de gemeenten Bocholt (Kaulille), Peer en Meeuwen-Gruitrode geïnventariseerd werden. Ten slotte werd onderzoek uitgevoerd door V. Vandekerchove, opnieuw op basis van foto’s van het NGI (Vandekerchove 1987 en 1996). Zij identificeerde eveneens enkele akkercomplexen in de Antwerpse Kempen.

Op basis van de laseraltimetrische gegevens van het Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen werden ook in Vlaanderen de laatste jaren een groot aantal ‘nieuwe’ Celtic Field-complexen ontdekt (Paesen 2009; Creemers et al. 2011; Meylemans et al. 2015; Meylemans en Annaert 2016; Meylemans 2018; Reynaert 2022). De bewaring van deze complexen is sterk gebonden aan de spreiding van gebieden met een relatief ‘stabiel’ historisch landgebruik als heidegronden en bossen.

Op basis van de gecombineerde gegevens van luchtfoto’s en laseraltimetrie lijkt het verspreidingspatroon van Celtic Fields in Vlaanderen enigszins geclusterd te zijn, enerzijds in het noorden van het Kempens Plateau, anderzijds in verschillende kleinere clusters in de Antwerpse Kempen. Dit spreidingspatroon schijnt overeen te stemmen met de verspreiding van andere archeologische sites (nederzettingen, begraafplaatsen) uit de late brons- en ijzertijd. De spreiding van de akkercomplexen lijkt eveneens te correleren met topografisch hoger gelegen gebieden (Kempens Plateau, heuvelrug van Kasterlee- Lichtaart, de Kempense cuesta) en met zandige bodems met een relatief hoger siltgehalte (Meylemans 2018; Reynaert 2022).

Vanuit economisch perspectief wordt door G. Creemers en L. Van Impe geopperd dat de Celtic Field-complexen en hun totstandkoming een belangrijke rol speelden in de regionale economische organisatie (Creemers en Van Impe 2009).

Huidige inzichten omtrent het ontstaan en gebruik

Het terreinwerk dat in de laatste decennia werd uitgevoerd was vooral gericht op het beter begrijpen van de opbouw en fasering van Celtic Fields. Vooral de walstructuren waren daarbij het voorwerp van onderzoek (Fokkens en Roymans 1991; Fokkens 1998; Spek et al. 2003; Zimmerman 1976). Belangrijke nieuwe inzichten, onder andere over het landgebruik, werden vooral verkregen door recente onderzoeksprojecten in Engeland, Duitsland en Nederland. Hieronder volgt een beknopt overzicht.

In Engeland groeide de interesse voor prehistorische akkerbouw al in de jaren 60 en 70. De meeste aandacht ging in die periode naar de Celtic Fields en ijzertijdnederzettingen in Fyfield en Overton Downs (Bradley 2007). Later vond onderzoek plaats tussen 1992 en 1995. Het was gericht op de conservatie en het beheer van de vele goed bewaarde aarden monumenten (nederzettingen, omheinde plaatsen, versterkte hoogtes en prehistorische akkerlanden) in de Salisbury Plain Training Area (Fulford et al. 2006). Naast het synthetiseren van gekende gegevens werd hierbij ook nieuw onderzoek verricht naar de relatie tussen de aanwezige nederzettingen en de Celtic Fields. Daarbij werd onder andere ook geofysisch en paleo-ecologisch onderzoek (mollusken, plantenresten) toegepast. Door het uitvoeren van ruimtelijke analyses gericht op de chronologische ontwikkeling van de Celtic Field-complexen, verkreeg men meer inzicht in de transformatie van akkers naar graasland voor vee en de impact van de intensifiëring van de landbouw. Het paleo-ecologisch onderzoek wees op de teelt van spelttarwe en gerst, in geringe mate ook van emmertarwe. De akkercomplexen van de Salisbury Plain bereikten hun hoogtepunt op het einde van de ijzertijd en aan het begin van de Romeinse periode.

Bij fosfaatanalyses op Celtic Fields in Noordwest-Duitsland werd op basis van het hogere fosfaatgehalte in de wallen (600-900 ppm) ten opzichte van de akkerbodems (50-150 ppm) aangetoond dat bij het akkeren meststoffen werden gebruikt. De meting van het fosfaatgehalte van de verschillende stratigrafische eenheden bracht bovendien aan het licht dat er verschillende opbouwfases waren in de onderzochte Celtic Field-complexen (Behre 2000).

Ook bij het onderzoek van Celtic Fields in Zeijen (Drenthe, Nederland) werd gebruik gemaakt van fosfaatanalyses. Deze toonden aan dat de akkerlanden in vergelijking met de omringende heidegronden aanzienlijk hogere fosfaatgehaltes hadden, wat opnieuw wijst op het gebruik van meststoffen. De akkercomplexen dateren er uit de ijzertijd en de Romeinse periode (Spek et al. 2003). Het onderzoek van botanische resten en pollen in Drenthe toont een open landschap met graslandvegetatie (Poaceae), met de aanwezigheid van elzenbos (Alnus) in de lagere, nattere gedeelten van het landschap. Ook hier worden verschillende fasen in het ontstaan van de Celtic Fields herkend. Het gericht ontwikkelen van de walstructuur lijkt daarbij te situeren in de latere stadia van de Celtic Field-ontwikkeling (midden-/late ijzertijd en vroeg-Romeinse periode). Vanaf de midden-ijzertijd wordt een intensivering van het gebruik van de Celtic Field-complexen vastgesteld.

De Hingh deelt de ontwikkeling van Celtic Fields op in vier fasen (De Hingh 2000). De eerste fase, van het laatneolithicum tot en met de bronstijd, is een ‘pre-Celtic Field’-fase waar er sprake is van extensieve landbouw, die gekenmerkt wordt door een graduele intensifiëring en verschuivingen in de exploitatie van het land. Om een stuk grond klaar te maken, wordt er gebruik gemaakt van de slash-and-burn-techniek. Vanaf de late bronstijd tot en met de vroege ijzertijd (fase 2) wordt er systematisch gebruik gemaakt van het eergetouw. Vervolgens worden in de middenijzertijd (500-250 v.Chr.)(fase 3) geleidelijk aan de wallen gevormd. De late ijzertijd (fase 4) wordt gekenmerkt door een intensieve grondbewerking en een sterke ophoging van de wallen. De Celtic Fields worden waarschijnlijk verlaten in de 1ste eeuw na Chr. en vervangen door een ‘infield/outfield’-systeem (Bloemers en van Dorp 1991). Dit is een indeling van het land waarbij de intensief gebruikte akkerlanden en weilanden zich rond de nederzetting bevinden, met op grotere afstand de extensief gebruikte weilanden. De wijdere omgeving bestaat uit bosgebied en woeste gronden (Spek et al. 2003).

De universiteit van Groningen voerde de laatste jaren intensief onderzoek naar Celtic Field-complexen in Nederland (Arnoldussen 2018; Arnoldussen en Scheele 2014; Arnoldussen en van der Linden 2017; Arnoldussen en de Vries 2014). Op basis van een groot aantal radiokoolstofdateringen en natuurwetenschappelijke onderzoeken (macroresten, pollen, fosfaatonderzoek, …) wordt geconcludeerd dat het gebruik van het landbouwareaal van de Celtic Field-complexen kan teruggaan tot de middenbronstijd, en kan doorlopen tot in de Romeinse periode. Een opvallend gegeven is dat in de wallen, naast houtskool en scherven, resten van mestschimmels, van groenwieren en algen, en stuifmeelkorrels van andere planten (zegge, egelskop, grote lisdodde, els) die gedijen in natte landschappen werden aangetroffen.

Op basis van de gecombineerde gegevens formuleert Arnoldussen (Arnoldussen 2018) de hypothese dat de in de natte delen van het landschap plaggen werden gestoken die als stalbedekking werden gebruikt. Deze plaggen werden dan later, aangereikt met de mest van het vee en ander afval (vandaar de scherven en houtskool) als mest op de akkers aangebracht. De opbouw van de wallen langs de akkers zou een geleidelijk proces geweest zijn, door het wieden van onkruid en deze met de kluiten aarde naar de randen van de akkers te gooien.

Terreinonderzoek op Celtic Fields in Vlaanderen is tot nu toe beperkt tot evaluerend onderzoek van het Celtic Field-complex van het Kolisbos in Pelt (Vanmontfort et al. 2015). Hierbij werd een aantal profielsleuven door wallen en velden aangelegd. Hieruit blijkt dat de bodemvorming posterieur aan het verlaten van de Celtic Fields volledig de opbouw van de wallen en akkers van het Kolisbos maskeert. Zoals in Nederland was het voorkomen van scherven en houtskool ter hoogte van de wallen opvallend. Eveneens zoals in Nederland werden in de fossiele stuifmeelkorrels indicaties voor natte landschappen aangetroffen (o.a. stuifmeelkorrels van els), naast stuifmeelkorrels die gelden als indicatoren voor de aanwezigheid van akkers (duizendknoop, eenjarige hardbloem). Er werd eveneens een aantal verkoolde graankorrels gerecupereerd (tarwe en gerst), die via radiokoolstofdatering konden gedateerd worden in de periode van de vroege ijzertijd (tussen ca 800 en 400 v.Chr.).

Bij archeologische opgravingen in de regio’s waar Celtic Fields voorkomen in Vlaanderen kwamen op een vrij groot aantal plaatsen resten van bewoning en begraving uit de ijzertijd aan het licht. Op verschillende sites werden bovendien ‘vuile’ lagen vastgesteld, met het voorkomen van houtskool en scherven, die wellicht te associëren zijn met ijzertijd- akkerlagen. Op een aantal sites werd natuurwetenschappelijk onderzoek (macroresten, stuifmeelkorrels) verricht. Een voorbeeld hiervan is de site van Hoogstraten-Kluis (Alma en Hazen 2015), waar eveneens verkoolde graankorrels en zaden van met akkerbouw geassocieerde kruiden aan het licht kwamen. Pollenonderzoeken op veensequenties in de buurt van Celtic Field-complexen tonen op verschillende plaatsen in de Kempen duidelijke tekenen van ‘landnames’ in de periode van de late brons- en ijzertijd, meteen toename van granen en de achteruitgang van het bosareaal (cf. beknopt overzicht in Meylemans 2018).

  • ARNOLDUSSEN S. 2018: Akkers voor de eeuwigheid? De ontstaans- en gebruikswijzen van Nederlandse raatakkers, Archeologie in Nederland 3.
  • ARNOLDUSSEN S., SCHEELE E.E. 2014: De Celtic Fields van Wekerom. Kleinschalige opgraving van wallen en velden van een laat-prehistorisch raatakkersysteem, Grondsporen 18, Groningen.
  • ARNOLDUSSEN S., VAN DER LINDEN M. 2017: Palaeo-ecological and archaeological analysis of two Dutch Celtic Fields (Zeijen-Noordse Veld and Wekerom-Lunteren): solving the puzzle of local Celtic Field bank formation, Vegetation History and Archaeobotany 26, 6, 551-570.
  • ARNOLDUSSEN S., DE VRIES K.M. 2014: Of farms and fields. The Bronze Age and Iron Age settlement at Hijken-Hijkerveld, Palaeohistoria 55.56, 85-104.
  • BEHRE K.E 2000: Frühe Ackersysteme, Düngemethoden und die Entstehung der Nordwestdeutschen Heiden, Archäologisches Korrespondenzblatt 30-1, Mainz.
  • BLOEMERS J.H.F. & VAN DORP T. (red.) 1991: Pre-& Protohistorie van de Lage Landen, Houten.
  • BOWEN H.C. & FOWLER P.J. 1966: Romano-British rural settlements in Dorset and Wiltshire. In: THOMAS CH. (red.), Rural Settlement in Roman Britain, Papers given at a C.B.A. Conference held at St. Hugh’s College Oxford 1965, C.B.A. Research report 7, London, 43-64.
  • BRONGERS J.A. 1976: Air photography and celtic field research in the Netherlands, Nederlandse Oudheden 6, Amersfoort.
  • CREEMERS G., MEYLEMANS E., PAESEN J., DE BIE M. 2011: Laseraltimetrie en de kartering van Celtic Fields in de Belgische Kempen: mogelijkheden en toekomstperspectieven, Relicta 7, p. 11-36.
  • CREEMERS G. EN VAN IMPE L 2009: Strategic Position and Economic Background of Early La Tène Elite in North-East Belgium. The Wijshagen Example. In: Kelten am Rhein. Akten der dreizehnten Internationalen Keltologiekongresses. Erster Teil. Archäologie. Ethnizität und Romanisierung, Beihefte der Bonner Jahrbücher 58-1, 101-108.
  • DE HINGH A.E. 2000: Food production and food procurement in the Bronze Age and Early Iron Age (2000-500 BC). The organization of a diversified and intensified agrarian system in the Meuse-Demer-Scheldt region (The Netherlands and Belgium) and the region of the river Moselle (Luxemburg and France), Leiden.
  • FOKKENS H. 1998: Drowned Landscape - The occupation of the western part of the Frisian-Drentian plateau, 4400 BC-AD 500, Assen/Amersfoort.
  • FOKKENS H. & ROYMANS N. 1991: Nederzettingen uit de bronstijd en de vroege ijzertijd in de lage landen, Nederlandse Archeologische Rapporten 13, Amersfoort.
  • FOWLER P.J. 1983: The Farming of Prehistoric Britain, Londen.
  • FOWLER P. 2000: Landscape Plotted and Pieced. Landscape History and Local Archaeology in Fyfield and Overton, Wiltshire, Reports of the Research Committee of the Society of Antiquaries of London 64, London.
  • FRIES-KNOBLACH J. 1996: "Celtic field"-Systeme in Dorset, England, Archaeologia Austriaca 90, 260-263.
  • FRIES-KNOBLACH J. 1999: Celtic-Field-Systeme bei Dorchester (Dorset, England), Bericht der Römisch-Germanische Kommission 80 (2001), 215-355.
  • FULFORD M.G., POWELL A.B., ENTWISTLE R. & RAYMOND F. 2006: Iron Age and Romano-British Settlements and Landscapes of Salisbury Plain, Wessex Archaeology Report 20, Salisbury.
  • JAGER S.W. 2008: Celtic Fields in Zuid-Drenthe: archeologisch vooronderzoek: een inventariserend bureauonderzoek, RAAP-rapport 1731, Weesp.
  • KOOISTRA M.J. & MAAS G.J. 2008: The widespread occurrence of Celtic field systems in the central part of the Netherlands, Journal of Archaeological Science 35, 2318-2328.
  • METZ W.H. 1976: New Aereal Photographs of “Celtic Fields” in Drente, Helinium XVI, 62-69.
  • MEYLEMANS E. 2018: Celtic Field-complexen in de Antwerpse Kempen: verspreiding en landschappelijk- archeologische situering (prov. Antwerpen, België), Lunula 26, 3-7.
  • MEYLEMANS E., ANNAERT R. 2015: Een ‘nieuw’ Celtic Field complex in de Antwerpse Kempen te Rijkevorsel (prov. Antwerpen, België), Lunula 23, p. 181-184.
  • MEYLEMANS E., CREEMERS G., DE BIE M., PAESEN J. 2015: Revealing extensive protohistoric Field systems through high resolution lidar data in the northern part of Belgium, Archäologisches Korrespondenzblatt 45, 2, p. 197-213.
  • MILIKOWSKI E. 1985: Archeologische luchtkartering van het gebied Eersel-Riethoven-Bergeijk. In: SLOFSTRA J., VAN REGTEREN ALTENA H.H. & THEUWS F. (red.), Het Kempenprojekt 2. Een regionaal-archeologisch onderzoek in uitvoering, Waalre, 79-85.
  • NIELSEN V. 1984: Prehistoric field boundaries in Eastern Denmark, Journal of Danish Archaeology 3, 135-163.
  • NIELSEN V. & CLEMMENSEN N.C. 1995: Surveying of ancient field systems - Danish experiences, Tools and Tillage 7, 147-171.
  • OUDE RENGERINK J.A.M. 2004: Beheersgebied Wekeromse Zand. Een inventariserend archeologisch onderzoek. Kartering en waardering Celtic Fields, RAAP-rapport 1019, Amsterdam.
  • PAESEN J. 2009: Gebruik van het digitaal hoogtemodel in de archeologie: onderzoek naar “celtic fields” in de Limburgse Kempen, onuitgegeven master proef VUBrussel.
  • REYNAERT P.-J. 2022: Onder Limburgse heide: Onderzoek naar verspreiding, voorkomen en bewaring van Celtic Fields op het Kempens Plateau, masterproef KULeuven. 
  • SPEK TH., GROENMAN-VAN WAATERINGE W., KOOISTRA M. & BAKKER L. 2003: Formation ans land-use history of Celtic fields in north-west Europe. An interdisciplinary case study at Zeijen, The Netherlands, European Journal of Archaeology 6-2, 141-173.
  • SPEK TH., SNOEK M., VAN DER SANDEN W., VAN DER HEIJDEN F., STÖVER J., THEUNISSEN L. & GREVING K. 2010: Waardering van Celtic field-terreinen in Drenthe. Een verkennend methodologisch onderzoek, Rapporten Archeologische Monumentenzorg 141, Amersfoort.
  • VANDEKERCHOVE V. 1987: “Celtic Fields” in de Belgische Kempen. Een onderzoek van kaartbladen 8, 9, 17 en 18, onuitgegeven licentiaatsverhandeling KULeuven.
  • VANDEKERCHOVE V. 1996: Celtic Field research in the Belgian Campine. In: LODEWIJCKX M. (red.), Archeological and historical aspects of West-European society. Album amicorum André Van Doorselaer, Leuven, 67-76.
  • VANMONTFORT B., LANGOHR R., MARINOVA E., NICOSIA C., VAN IMPE L. 2015: Een Archeologische evaluatie en waardering van Celtic Fields in het Kolisbos (Neerpelt, provincie Limburg), EPA Rapport 50, Leuven.
  • VAN IMPE L. 1977: Sporen van oude akkersystemen in de Limburgse Kempen, Bijdragen tot de studie van het Brabants Heem 16, Brabantse Oudheden opgedragen aan Gerrit Beex bij zijn 65ste verjaardag, Eindhoven, 101-110.
  • WILLEMSE N.W. 2009: Onderzoeksgebied Solsche Gat te Drie, gemeente Ermelo. Archeologisch vooronderzoek Celtic Field: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkenning), RAAP-rapport 1374, Amsterdam.
  • ZIMMERMAN W.H. 1976: Die eisenzeitlichen Ackerfluren - Typ ‘Celtic Field’ - von Flögeln-Haselhörn, Kreis Wesermünde. Probleme der Küstenforschung im südlichen Nordseegebiet 11, 79-90.


Bron: Vaststellingsdossier Archeologische Zones Celtic Fields
Auteurs: Meylemans, Erwin
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Bekijk gerelateerde erfgoedobjecten


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Celtic Field-akkercomplexen [online], https://id.erfgoed.net/themas/143 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.