Uit de historische kaarten blijkt dat het gebied net buiten de vroegere stadsomwalling van Herk-de-Stad is gelegen. Deze stadsomwalling bestond uit een wal omgeven door een gracht en is opgetrokken in de 14de–15de eeuw. Vanaf de 18de eeuw tot nu is het terrein onbebouwd geweest en in gebruik als akker of weiland. Vanaf de Atlas der Buurtwegen (ca. 1841) is er aan de westzijde van het terrein sprake van een noord-zuid lopende weg, met name de Trompetweg. Vanaf het einde van de 19de eeuw werd er net ten westen van het terrein aangevat met de bouw van het Ursulinenklooster.
Het onderzoeksgebied was ten tijde van het onderzoek onbebouwd met uitzondering van enkele bijgebouwen. Een grotendeels onverharde weg, de Trompetweg, liep van zuid naar noord over het terrein. De keerplaats op het einde van de Lazerijstraat was verhard. Hetzelfde geldt voor het noordelijke deel van de Trompetweg, aansluitend bij de parking van de sporthal. Voor deze verharde locaties werd een maximale verstoringsdiepte van 60cm verwacht. Er lagen enkele nutsleidingen op het onderzoeksterrein.
Binnen het onderzoeksgebied werden reeds twee zones onderzocht in het kader van eerdere vergunningsaanvragen. Beiden bevonden zich in de zone ter hoogte van de Trompetweg.
Aan de overkant van de Trompetweg bevindt zich aan de Diestsesteenweg het Ursulinenklooster. Hier werden tijdens een archeologisch prospectie met ingreep in de bodem door Studiebureau archeologie afval- en beerputten uit de 19de eeuw aangetroffen die gerelateerd kunnen worden aan het nabijgelegen Ursulinenklooster.
In het noorden van het onderzoeksterrein voerde Condor Archaeology in 2010 voor de aanleg van de parking van de sporthal een proefsleuvenonderzoek uit waarbij een pot uit de late middeleeuwen werd aangetroffen.
Er werden in totaal 26 sporen aangetroffen in het onderzoeksgebied. Het betrof 5 greppels, 12 kuilen, 6 paalkuilen en 3 sporen van natuurlijke oorsprong. Er werden vijf sporen gecoupeerd. De sporen kunnen ingedeeld worden in een kleine groep postmiddeleeuwse en natuurlijke sporen en een grote groep sporen met een hogere ouderdom die vermoedelijk aan een nederzettingssite te relateren zijn.
Er werden zeven vondstnummers geregistreerd. Het materiaal bestond exclusief uit aardewerk en stamde uit de late middeleeuwen of vroegmoderne tijd. Stalen werden niet afgenomen.
Auteurs: Hoebreckx, Maxim
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Beschrijving:
Er werden 6 fragmenten laatmiddeleeuws aardewerk in de sporen aangetroffen, maar deze zijn mogelijk intrusief. Er kan daarom enkel gesteld wordt dat de sporen in of voorafgaand aan de middeleeuwen dateren. Daarnaast is er nog een losse vondst aangetroffen, te plaatsen in de volle middeleeuwen.
De paalkuilen komen in verschillende vormen. De meeste hebben weinig houtskool bijgemengd in de vulling. De vierde heeft een vulling met roestplekken en een bijmenging van houtskool (meer wellicht dan de meeste). De vulling van de laatste is vermengd met weinig verbrande leem en houtskool.
De eerste greppel was langwerpig met een NNW-ZZO oriëntatie. Dit spoor had een vulling met daarin vlekken en roest. Als bijmenging bevatte de greppel houtskool. Deze greppel kon over een afstand van ca. 25 m gevolgd worden. De tweede was eveneens langwerpig en liep parallel aan de eerste. De vulling van deze tweede greppel had een bijmenging van weinig houtskool en verbrand leem. De derde was een N-Z georiënteerde greppel (ca. 0,8 m breed). Het spoor had een vulling bestaande uit zandleem, houtskool en verbrande leem. De greppel kon over een afstand van ca. 23 m gevolgd worden. Een van deze greppels is te relateren aan historische percelering die we terugvinden op de Atlas der Buurtwegen. Het lijkt aannemelijk dat deze perceelsgrens lang heeft overleefd.
Er werden ook verschillende kuilen bij deze sporengroep gerekend. Een van de kuilen week af gezien er hier sprake was van een erg houtskoolrijke vulling. Vermoedelijk betreft het een houtskoolmeier, een constructie opgebouwd om op gecontroleerde wijze houtskool te produceren.
Ten slotte was er nog sprake van drie natuurlijke sporen. Twee hiervan waren twee naast elkaar gelegen langwerpige kuilen. De sporen hadden een bijmenging van houtskool en verbrande leem. De sporen waren enigszins maanvormig gevormd wat aangeeft dat beide kuilen het restant zijn van een grote boomval. De gelijkaardige vulling geeft aan dat deze boomval wel uit dezelfde periode dateert als de antropogene sporen. In het eerste spoor werd een wandfragment rood aardwerk aangetroffen. In het tweede betrof het een fragment grijs gedraaid aardewerk. Deze vondsten wijzen op een datering in de Late Middeleeuwen.
Er konden geen gebouwstructuren onderscheiden worden. Aangezien niet het hele projectgebied onderzocht werd, is er ook geen duidelijk zicht op de ruimtelijke afbakening van de site.
Beschrijving:
Twee kuilen bevatten postmiddeleeuws aardewerk. Ook een langwerpige, N-Z georiënteerde greppel (ca. 0,11 m breed) met een scherp afgelijnde vulling en een bijmenging van houtskool kon relatief laat gedateerd worden.
Twee greppels, waaronder deze, zijn te relateren aan historische percelering die we al terugvinden op de Atlas der Buurtwegen. Deze perceelsgrens is wellicht ouder.
Hierbij werden vier fragmenten aardewerk teruggevonden. Twee fragmenten rood aardewerk waren een randfragment van een kom of teil en een fragment van kruikhandvat. De andere twee waren steengoed, wandfragmenten met zoutglazuur en, in een geval, kobaltversiering.
Is gerelateerd aan
Historische stadskern van Herk-de-Stad
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Lazerijstraat-Trompetweg [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/218346 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.